Heiligen van de dag

Laden Evenementen

« Alle Evenementen

  • Dit evenement is voorbij.

Heiligen van de dag

7 november

De heilige Hiëron, een landarbeider uit Tyana (Kappadocië) was beroemd om zijn moed en zijn kracht. Hij weigerde dienst te nemen in het leger toen de algemene dienstplicht werd ingevoerd, omdat hij daar geen christen mocht zijn. Er werden twee soldaten op hem afgezonden om hem op te halen toen hij aan het werk was. Het liep uit op een vechtpartij, en de beide soldaten hinkten gewond naar de stad terug. Hiëron vluchtte met een stel andere jongelui de bergen in en zij verscholen zich in een grot. Natuurlijk werden zij gevonden door een daartoe gestuurde legergroep. Om nodeloos bloedvergieten te vermijden, leverde Hiëron zich vrijwillig uit en hij werd naar Melitene gebracht.
In een droom verscheen hem een engel, die hem zei dat hij nu op weg was naar de roemvolle strijd die hem de poorten zou openen van het eeuwige koninkrijk. Van nu af was hij vervuld van stralende vreugde en hij kon de 32 anderen bemoedigen die reeds gearresteerd waren. Na het verhoor werd hij met afgehouwen handen weer in de gevangenis geworpen. Na een tweede verhoor, 4 dagen later, waarbij zij opnieuw gefolterd werden, zijn zij tenslotte onthoofd, onder de vervolging van Diokletiaan, rond 290.
De namen van de anderen zijn Hesychios, Nikander‚ Athanasios, Mamas, Barachios, Kallinikos, Theogenes, Nikon, Longinos, Theodoros, Valerios, Xanthios, Theodoulos, Kallimachos, Eugenios, Theodochos, Ostrychios, Epifanios, Maximianos, Dulkitios, Klaudianos, Theofilos, Gigantios, Dorotheos, Theodotos, Kastrykios, Aniketos, Theomelios, Eutychios, Hilarion, Diodotos en Amonitos.

De heilige Lazaros, in 968 geboren in een dorp bij Magnesia (Klein-Azië), werd toen hij 6 jaar oud was voor zijn opvoeding toevertrouwd aan de priester Leontios‚ en later aan zijn oom Elia, die monnik was in het klooster van de Kalathoi. Leo was een godsdienstige jongen met een barmhartig hart, en alles wat hij in handen kreeg, gaf hij weg aan de armen, zelfs al had hij daarvoor herhaaldelijk een pak slaag opgelopen.
Hij had een bijzonder verlangen om de heilige plaatsen te gaan vereren waar onze Verlosser geleefd had, en liep weg uit het klooster om op weg te gaan. Maar zijn oom liet hem terughalen en hield hem nog 2 jaar bij zich voor hij hem naar een volgend klooster stuurde om rechten te studeren. Ook hier deed hij een vergeefse poging weg te gaan, maar een jaar later kreeg hij de zegen van een pilaar-monnik in de omgeving en nu kon hij eindelijk definitief op weg.
Dat dacht hij tenminste, maar onderweg ontmoette hij een heilige asceet die hem afraadde zulk een gevaarlijke reis te ondernemen, en die zei dat het zinvoller was om naar het klooster bij Attalia te gaan. Leo gehoorzaamde en werd daar monnik, met de naam Lazaros. Met grote vurigheid wijdde hij zich aan de ascese en het vasten deed hij met dezelfde gretigheid als waarmee een smulpaap zich voor zijn lievelingsgerecht zet. Door nachtwaken maakte hij zijn lichaam licht en stelde hij zijn ziel in staat op te vliegen naar de hoogten van het beschouwend gebed. Doch aan dit alles paarde hij een volkomen verzaken an de eigen wil en een ogenblikkelijke gehoorzaamheid aan zijn hegoumen en zijn geestelijk vader.
Toen zijn geestelijk vader gestorven was, kreeg Lazaros zegen om zich terug te trekken in een naburige grot, om in de eenzaamheid de grote strijd te leveren tegen de eisen van het lichaam en tegen de aanvallen van de demonen.
Na 7 jaar zo gestreden te hebben ging hij eindelijk op weg naar Jeruzalem. Hij vereerde de heilige plaatsen en werd toen opgenomen in het klooster van de heilige Sabbas. Om de mateloosheid van zijn ascese zond de hegoumen hem weg. Lazaros bleef toen een korte tijd in het klooster van de heilige Euthymios en keerde toen naar het Sabbas-klooster terug, waar hij nu met vreugde werd aanvaard. Daar vervulde hij 6 jaar het ambt van sacrista, belast met de zorg voor de gemeenschappelijke kerk. Toen werd hij, ondanks zijn verzet, priester gewijd door de patriarch van Jeruzalem.
In het Sabbas-klooster heerste de gewoonte, die wij ook kennen uit het leven van de heilige Maria van Egypte, om gedurende de Grote Vasten elk afzonderlijk de woestijn in te trekken. Ook Lazaros deed daar natuurlijk aan mee, zonder ook maar enig voedsel bij zich te hebben, en voedde zich met de schaarse voorjaarsplanten en dronk van het drabbige water dat in enkele plassen was blijven staan. Intussen waren de Saracenen Palestina binnengevallen en hadden Jeruzalem veroverd. De heilige werd in een visioen gewaarschuwd niet naar het Sabbas-klooster terug te keren, en nu begaf hij zich met enkele gezellen naar zijn vaderland.
Met twee monniken vestigde hij zich in de nabijheid van Efese bij een kerkje, toegewijd aan de heilige Marina. Zoekend naar nog strengere ascese, liet Lazaros een pilaar oprichten. Deze was eerst nog met een afdak beschut, maar later liet hij ook dit verwijderen, om zo dicht mogelijk zijn voorbeeld, de heilige Simeon de Styliet (1 september) te benaderen. Daar verbleef hij, zonder bewegingsmogelijkheid, dag en nacht blootgesteld aan alle nukken van het weer, de brandende zon en de doordringende koude nachten. Hij werd daar het schouwspel voor de engelen en de mensen waarover de apostel Paulus schreef (1 Kor. 4:9), door God aangeboden aan de wereld.
Dit schouwspel lokte nieuwsgierigen, maar vooral ook velen die zijn zegen kwamen vragen en geestelijke raad wilden inwinnen. De armen kwamen eveneens in steeds groter getal, want volgens de oude gewoonte schonk Lazaros alles weg wat hem werd aangeboden, tot ontsteltenis van de broeders die bij hem waren en die zichzelf al meenden te zien verhongeren. Maar er kwamen andere broeders met groter geloof, er werden cellen gebouwd aan de voet van de kolom en het kerkje werd vergroot.
Lazaros sliep slechts enkele ogenblikken per etmaal, at slechts wat gerstebrood en dronk een slok water. Om zijn inspanningen nog te vergroten liet hij zich beladen met zware ijzeren kettingen. Maar door de grote toeloop kon hij niet de innerlijke rust vinden waar hij naar verlangde. Daarom daalde hij op een nacht van zijn kolom en zocht de eenzaamheid in een veel verder afgelegen grot in een steile helling van de Galesa-berg, waar de heilige monnik Pafnutios had gewoond. Na een half jaar kreeg hij bevel van de bisschop om naar zijn monniken terug te keren, om voor hen te zorgen. Dit deed hij eerst wel, maar daarna nam hij hen mee naar zijn nieuwe verblijf, waar hij op den duur opnieuw een pilaar ging bewonen. Daar stierf hij eens bijna van dorst, toen hij zijn waterkruik had omgestoten en geen nieuw water wilde halen.
Nog eens herhaalde zich deze gehele geschiedenis. Toch kwamen steeds meer broeders bij hem. Toen Lazaros tenslotte stierf op zijn derde pilaar in 1054, was daar een gemeenschap gegroeid van 40 monniken. Tegen de pilaar was een kerkje gebouwd met een venster naar zijn platform, waardoor hij contact had met zijn broeders, en deelnam aan hun psalmgezang. Ondanks de ongelooflijk zware ontberingen die hij zichzelf steeds had opgelegd, is hij 88 jaar oud geworden. Toen steeg eindelijk zijn ziel op naar de hemel waarheen hij steeds weer zo halsreikend was opgeklommen. En nu mocht hij deelhebben aan de heerlijkheid van Christus, aan Wiens Lijden hij naar de uiterste mate van ‘s mensen mogelijkheid had deelgenomen.

De heilige Willibrord, aartsbisschop van Utrecht. Hij was geboren in 658 in Northumberland en werd als kind door zijn vader Willgis, die na de dood van zijn vrouw als kluizenaar was gaan leven, in handen gegeven van Willfrid, de abt van Ripon, zodat hij van baby af in het klooster was opgegroeid. Op de leeftijd van 20 jaar ging hij naar Ierland, naar het klooster van zijn landgenoot de heilige Egbert, en verbleef daar 12 jaar. Hij werd priester gewijd toen hij 33 jaar oud was.
Egbert had in de Ierse kloosters het verlangen opgedaan om te missioneren onder de heidense Friezen op het vasteland, maar hij werd daarvan weerhouden door het mislukken van de reis erheen ten gevolge van een storm die zijn schip vernielde, en door zijn slechte gezondheid. Hij stichtte toen een klooster met de vooropgestelde bedoeling andere monniken voor te bereiden voor dit werk (zie ook 24 april). Na deze 12 jaar vond Egbert de monniken voldoende voorbereid, en hij zond Willibrord aan het hoofd van 12 monniken naar Friesland. Onder hen bevonden zich ook de heilige Suitbert, en de witte en de zwarte Ewald, die later door de Saksen vermoord zijn.
Willibrord werd in 690 hartelijk verwelkomd door Pepijn van Herstal, die juist een succesvolle krijgstocht achter de rug had tegen de heidenvorst Radboud. Willibrord begon zijn werk in het door Pepijn veroverde gebied. Hij toonde zulk een aanleg voor dit evangelisatiewerk, dat Pepijn alles in het werk stelde om hem naar Rome te krijgen en daar een bisschopswijding in ontvangst te nemen. Met veel tegenzin liet Willibrord zich overhalen en kwam, beladen met door Pepijn meegegeven geschenken, in Rome aan, waar hij in 696 door paus Sergius gewijd werd onder de naam Clemens, en met de zetel te Utrecht. Drie jaar later kreeg hij de kerk en een kloostertje van Echternach ten geschenke, het eerste en het meest geliefde van de vele schenkingen die hij tijdens zijn missiewerk mocht ontvangen.
Het volgende jaar trok hij naar Denemarken doch met weinig resultaat door de woedende tegenwerking van de Vikingen aldaar. Wel wist hij een dertigtal jongens mee te krijgen om opgevoed te worden tot toekomstig missionaris voor hun land. Op de terugweg had hij nog een avontuur op Helgoland, waar toen juist Radboud vertoefde. Deze had echter nog teveel ontzag voor Pepijn om met geweld tegen het gezelschap van Willibrord op te treden, en voorzag hem van een vrijgeleide naar het Frankenland.
Vandaar kwam hij op een ander met de zee worstelend eiland: Walcheren, waar hij verschillende kerken stichtte. De dood van Pepijn, in 714, werd een ramp voor zijn werk, want Radboud kwam gelijk in opstand. Na diens dood in 718 en de zege van Karel Martel, kreeg Willibrord in 720 versterking van de heilige Bonifatius, die drie jaar in Friesland werkte maar verder zijn arbeidsveld had in Duitsland.
Alcuin schrijft over de indrukwekkende persoonlijkheid van Willibrord. Hij kon zich in alle streken vertonen zonder lastig gevallen te worden, en Alcuin roemt zijn nobele gelaatstrekken en zijn vriendelijke manier van optreden. Hij bouwde kerken en stichtte kloosters voor mannen en vrouwen, overal in zijn diocees, en verzachtte langzamerhand de barbaarse zeden. Hij had daarbij hulp gehad van monniken uit Ierland, en de berichten van zijn succesrijk werk brachten weer vele andere Ierse monniken ertoe hem te gaan helpen. Er ontstond een hele lijst van heilige bisschoppen in onze streken. Willibrord is gestorven in 739 in zijn geliefde abdij van Echternach, waar hij ook begraven ligt, na bijna een halve eeuw in de missie te hebben gewerkt en zich tot het uiterste te hebben gegeven. Jaarlijks wordt hij daar geëerd op de dinsdag na Pinksteren met de merkwaardige spring-processie, waarbij de deelnemers, op de maat van de muziek, telkens drie passen vooruit en dan twee passen achteruit gaan, zodat de betrekkelijk korte weg van de brug over de Sure tot aan de kerk twee uur in beslag neemt. Deze processie werd ingesteld in de 13e eeuw, toen er in de hele streek van Trier een zware epidemie heerste van chorea, of Sint Vitusdans, waaraan een einde kwam toen het volk in bedevaart naar het graf van de heilige Willibrord was gegaan.

De heilige Melasippos met zijn vrouw Kassiana en hun zoon Antoninos waren als christenen voor de rechter gebracht. Zij werden zo zwaar gefolterd dat de ouders tijdens de martelingen stierven. Antoninos was nog in leven, maar werd samen met 40 jongeren, die zich door dit bloedgetuigenis tot Christus hadden bekeerd, onthoofd te Ankyra, onder Juliaan de Afvallige (361-363).

De heilige Thessalonika met Aukta en Taurion. Thessalonika was de dochter van een heidense priester. Toen deze bemerkte dat zijn dochter christen geworden was, ranselde hij haar ongenadig af en liet haar opsluiten in de gevangenis. Daar stierf zij door volkomen verwaarlozing. Aukta en Taurion maakten de vader verontwaardigd verwijten. Toen richtte zijn woede zich op hen en na wrede folteringen werden zij onthoofd.

De heilige Theodotos van Ankyra had een herberg, waar vaak christenen ondergedoken waren. Hij bezocht ook de christenen in de gevangenissen en begroef hen die na de martelingen gestorven waren. Hij wist ook de lichamen van de 7 martelaressen die wij gisteren herdacht hebben, uit het water te halen om ze een christelijke begrafenis te geven. Bij dit liefdewerk werd hij betrapt en gearresteerd, en tenslotte onthoofd, in 303, onder Diokletiaan.

De heilige Achillas stond als priester aan het hoofd van de beroemde catechetenschool van Alexandrië. Hij toonde een buitengewone wijsheid gepaard aan een echt evangelisch optreden. Op het einde van zijn lange leven werd hij gekozen tot patriarch van Alexandrië. Zo heeft hij gedurende een half jaar de kerk bestuurd, tot aan zijn dood in 313.

De heilige Herculanus was bisschop van Perugia toen de stad belegerd werd door koning Totila met zijn Gothen. Hij had de bewoners sterk aangemoedigd om de strijd vol te houden tegen de invallers, maar uiteindelijk was de stad toch gevallen. Totila nam wraak door te gelasten dat er een riem uit zijn huid gesneden zou worden van het hoofd tot de voeten en dat hij vervolgens zou worden onthoofd. De commandant die dit barbaarse bevel ten uitvoer moest brengen, volgde dit niet letterlijk op, maar onthoofdde eerst de bisschop en bracht vervolgens de huidriem aan Totila. Het lichaam werd begraven met dat van een klein kind, dat op die plek eveneens het offer was geworden van de slachting die de veroveraars hadden aangericht.

Ook nog op deze dag de heilige martelaren Athenodoros met Gregorios, de broer van de heilige Gregorios Thaumaturgos; Amaranthus, gedood te Vians bij Albi, tijdens de invasie van de duitse vorst Chrocus; en Alexander, te Thessalonika gedood nadat hij een afgodsaltaar had omvergeworpen.

Eveneens op deze dag de heilige Prosdochimus, een leerling van de heilige Petros, bisschop van Padua, 1e eeuw; Zosimas, hegoumen van Vorbozomsk; Rufus, bisschop van Metz, tegen 400; Romanus, priester te Le Mans; Florentius, bisschop van Straatsburg, tegen 660; en Blinlivet, bisschop van Vannes, 10e eeuw.

Door de gebeden van deze en al Uw heiligen, Heer Jezus Christus onze God, ontferm U over ons en red ons. Amen.

teksten samengesteld door archimandriet Adriaan – eeuwige gedachtenis !
illustraties door matj. Johanna – eeuwige gedachtenis !
overgenomen met toestemming van het klooster St. Jan de Voorloper in Den Haag.

Gegevens

Datum:
7 november
Evenement Categorie: