Heiligen van de dag
- Dit evenement is voorbij.
Heiligen van de dag
16 oktober
De heilige martelaar Longinos de Honderdman die onder het Kruis stond en getuige was geweest van heel de kruisweg. Door de laatste roep van Christus, die voor een gekruisigde technisch onmogelijk scheen, terwijl de aarde beefde, de zon verduisterde en de hemel zich met een rouwgewaad bedekte, was hij tot het geloof gekomen. Toen hij naar zijn geboortestad, Ardales in Kappadocië, terugkeerde, verkondigde hij daar het Evangelie en werd daarom onthoofd. Volgens de legende was hij onder het Kruis door een druppel van Christus Bloed, van een oogziekte genezen, als een symbolische aanduiding voor het genezen van zijn geestelijke verblinding. Hij wordt aangeroepen als helper bij oogziekten.
De heilige Ambrosius, bisschop van Cahors, was ontsticht over het lakse gedrag van zijn gelovigen, die zich weinig gelegen lieten liggen aan zijn boeteprediking. Hij sloot nu zichzelf op in een tegen de kathedraal gebouwde kluis. Toen hij enige zieken genezen had door zijn gebed, kwam er een eindeloze stroom bezoekers op hem af. Ambrosius ontvluchtte nu de stad en vestigde zich in een grot op enige afstand. Op het einde van zijn leven trok hij op bedevaart naar Rome, en hij is gestorven toen hij weer op weg was naar huis, rond het jaar 780.
De heilige Colman, bisschop van Killruadh, een van de 69 heilige Colmans uit het Ierse martyrologium. Hij bouwde de kerk van Killruadh en werd tot de bisschop daarvan gewijd, maar er zijn geen verdere bijzonderheden over hem bekend. Hij is gestorven in de 6e eeuw.
De heilige Lullus, aartsbisschop van Mainz. Hij was een Engelsman uit Wessex, en toen hij een diaken was van 20 jaar, gaf hij gehoor aan een oproep van de heilige Bonifacius en kwam naar Duitsland.
Daar werd hij in 735 priester gewijd, maar hij bleef dienst doen als de aartsdiaken van Bonifacius, die hij ook als zijn celmonnik diende. Ook werd hij als diens gezant in 751 naar Rome afgevaardigd om met paus Zacharias te onderhandelen over de status van de door Bonifacius in Fulda gestichte abdij. Reeds in 742 had Bonifacius aangevraagd om Lullus tot zijn opvolger te benoemen, maar het duurde tot 754 eer Lullus de bisschopszetel van Mainz bekleedde, zodat Bonifacius weer de handen vrij kreeg om zijn bekeringswerk onder de Friezen voort te zetten. Dit eindigde echter kort daarna met zijn marteldood in Dokkum. Lullus bracht zijn lichaam naar Fulda, ondanks het verzet van het volk van zowel Utrecht als Mainz, die heftig de reliek opeisten.
Nog 34 jaar heeft Lullus zijn diocees bestuurd. Vooral de studie had zijn bijzondere aandacht: de brieven die van hem bewaard zijn gebleven, vragen aan allerlei personen om boeken voor de bibliotheek. Tenslotte deed Lullus afstand van zijn zetel, -er waren moeilijkheden over jurisdictiekwesties met de abt van Fulda- en trok zich terug in het door hem gestichte klooster van Hersteld. Daar is hij vreugdevol ontslapen op de eerste november van het jaar 786.
De heilige Mummolin (Mommelinus), bisschop van Doornik en Noyon. Hij was geboren in de buurt van de Bodensee en werd opgevoed in de beroemde abdij van Luxeuil, onder het abbatiaat van de heilige Eustatius. Later keerde hij, met de opdracht voor de prediking van het Evangelie, naar zijn eigen land terug, waar hij door zijn medebroeders‚ de heilige Omer, Bertinus en Ebertram met vreugde ontvangen werd.
Mummolin bouwde een klooster op de top van een eenzame heuvel, te midden van troosteloze moerassen, en stond weldra aan het hoofd van een talrijke schare leerlingen. Er was geen plaats genoeg op de heuvel en de communauteit verhuisde daarom naar een gastvrijer plek, waar zich nu de stad Saint-Omer bevindt.
Na de dood van de heilige Eligius werd Mummolin gekozen tot bisschop van Noyon en Doornik. Hij sprak vloeiend Latijn, Frans en Duits, en beheerste ook spoedig het Vlaams van de bevolking van zijn diocees. Hij is gestorven in 683.
De heilige Magnobold (Mainboeuf, Malmboeuf), bisschop van Angers. Hij was de zoon van een edeling aan het hof van Clotarius II, en toen hij, om gedoopt te worden, met een roeiboot naar de kerk werd gebracht, sloeg deze om door een plotseling opstekende storm. Het kind werd wonderbaarlijk gered en daarom toevertrouwd aan de zorg van de bisschop van Angers, Licinius. Deze nam hem op in zijn school en wijdde hem later priester. Hij kreeg de opdracht naar Rome te gaan om een reliek te halen van de heilige Johannes de Doper.
In Rome bleek hoe groot zijn kennis was van de Heilige Schrift. Toen hij de lezing moest verrichten tijdens de nachtdienst in aanwezigheid van de paus, deed hij deze uit het hoofd, zonder kaarslicht. Deze roep vergezelde hem, en toen na zijn terugkomst in Angers de bisschop gestorven was, werd Magnobald eenstemmig gekozen als zijn opvolger. Deze keuze moest bevestigd worden en koning Dagobert ontbood daarom de nieuwe bisschop naar Parijs. Bij het binnenkomen in de stad kwam hij langs de overvolle gevangenis, waar het gekerm van de gefolterden te horen was.
Magnobald mocht als geestelijke binnenkomen en raakte diep onder de indruk van de ellende die er heerste. Hij begaf zich rechtstreeks naar de rechter en probeerde een verbetering van de toestand te verkrijgen, maar zijn verzoek werd afgewezen. Toen ging hij een kerk binnen en bad God om medelijden met deze arme schepsels. Er ontstond een aardbeving, de boeien van de gevangenen sprongen los, de deuren zwaaiden open en de gehele zwerm kon ontsnappen.
Dit is het eerste wonder, dat beschreven werd door een tijdgenoot, en vormde het begin van een reeks wonderbare gebedsverhoringen. Magnobald deed veel voor het geestelijk leven in zijn bisdom. Zijn naam wordt vermeldt in de akten van de synode van Parijs in 614, in die van Reims in 625, en van Clichy in 626. Hij is gestorven in Angers, maar in verband met de hier aangegeven concilies lijkt het jaartal van zijn sterven in 670 niet erg waarschijnlijk.
De heilige martelaar Bercharius, abt. Hij werd geboren omstreeks 626 op een slot in Aquitanië. Toen de aartsbisschop van Reims, de heilige Nivardus, daar in de buurt op bezoek was, werd hij getroffen door het intelligente en tegelijk bescheiden optreden van het jongetje, en hij overtuigde de ouders dat het kind het beste zou passen in een kerkelijk leven. Hij ontving nu een hierop aangepaste opvoeding en werd, toen hij volwassen was, in Reims priester gewijd.
Daarna nam hij deel aan het monastieke leven, eerst in de stad, later in Luxeuil. Nadat hij voldoende monastieke kennis verzameld had, keerde Bercharius naar Nivardus terug, en samen vonden zij bij Epernay een geschikte plaats om een abdij te gaan vestigen. Nivardus zorgde voor de geldmiddelen, Bercharius nam de organisatie op zich en werd de eerste abt. Later stichtte hij nog verschillende abdijen, zowel voor monialen als voor monniken. In de laatste, de abdij van Moutier-en-Der, nam hij zijn intrek, na een pelgrimsreis naar Jeruzalem, om er te blijven tot aan zijn dood. Deze kwam spoediger dan verwacht, want een van de monniken, die scherp berispt was om zijn ongehoorzaamheid, sloop die nacht de cel van Bercharius binnen en stak hem neer met zijn mes, op de 26e maart 685. Deze jonge monnik, die nog door Bercharius was gedoopt, was waarschijnlijk een vrijgekochte slaaf, die volgens de toen heersende gewoonte meteen monnik werd gemaakt, zonder daar noodzakelijkerwijze geschikt voor te zijn. De moordenaar vluchtte in paniek en wierp het wapen in de visvijver. Het zonk echter niet maar bleef drijven. Dit feit boezemde hem een ontzettende angst in: hij rende naar de kerk en luidde uit alle macht de klok. De monniken stonden verbaasd op, gingen naar de abt om te vragen wat dit betekende, en vonden hem, overstroomd met bloed. De moordenaar werd bij Bercharius gebracht; hij kreeg vergiffenis op voorwaarde van een pelgrimage naar Rome. Er werd nooit meer iets van hem gehoord.
De abt stierf twee dagen later en werd begraven in de kerk die hij had gebouwd. Daar bevinden zich nog altijd zijn relieken.
De maagdelijke martelares Bolonia. Zij verloor haar ouders toen zij 15 jaar oud was, en werd toen toevertrouwd aan een christen-bloedverwante, die haar schapen liet hoeden op haar kleine boerderij, waar zich nu de stad Boulogne in Expilly (Haute-Marne) bevindt. Zij wekte de begeerte van een officier uit het leger van Juliaan de Afvallige, en toen zij weigerde zich met hem in te laten, volstond haar christen-zijn om haar te doen martelen en ter dood te brengen, in 362.
De heilige martelaren Martinianus, Saturianus en nog anderen tijdens de vervolging door de vandalen-koning Genserik, in Noord-Afrika. Zij waren slaven in dienst van de leger-hoofdman van de bezettende macht. Martinianus was een wapensmid en zijn meester huwde hem uit aan Maxima, die echter haar maagdelijkheid had gewijd aan de Heer. Zij durfde niet openlijk weigeren, doch Martinianus respecteerde haar gelofte. Saturianus nam met twee broers de vlucht en zij verborgen zich in een klooster van Tabenna. Zij werden echter gevonden, teruggebracht en gruwelijk geslagen omdat zij weigerden de ariaanse doop te aanvaarden. Hun meester, en zijn zoon en enkele dienaren vielen ten offer aan de pest. De weduwe liet Maxima vrij maar verkocht de slaven aan een Moorse prins te Capra Picta. Maxima kwam aan het hoofd te staan van een zustergemeenschap. De anderen begonnen een succesvol missiewerk onder de Moren, zodat er zelfs een kerk werd gebouwd, waar een priester uit de naburige stad dienst kwam doen.
Dit kwam Genserik ter ore en het wekte diens woede op. Hij gaf bevel Martinianus met de anderen vast te binden aan de staart van wilde paarden, die hen doodsleepten bij hun verwoede pogingen om aan die hinderlijke vracht te ontvluchten. Dit gebeurde in 458.
De heilige kluizenaar Junianus in het begin van de 6e eeuw. Hij was als jongen van huis weggelopen en kwam terecht bij de heilige Amandus, die in een kluis leefde het woud bij Rochechouart (Haute-Vienne). Hij diende hem tot aan zijn dood en erfde de kluis. Ook bij hem kwamen de mensen om hulp, en vaak werden zieken genezen door zijn gebed. Toen Junianus eveneens gestorven was, werd er een kerk gebouwd over zijn graf.
De heilige maagd Kiara (Cyra, Chier) was de dochter van een beroemd geslacht van Muskeny, het huidige Cork. Samen met vijf andere zusters leefde zij als kloosterlinge in Tech-Telle, waar de heilige Fintan Munnu had gewoond.
Later ging zij naar haar geboorteland terug en stichtte een abdij in de buurt van Cork, die zij bestuurde tot aan haar dood in 680, en die later naar haar Kilcrea werd genoemd.
De heilige kluizenaar Gallus (Kallech) was geboren in een adellijke Ierse familie. Hij werd monnik in de beroemde abdij van Bangor, onder de heilige Comgal. Daarna was hij een van de twaalf monniken die de heilige Columbanus vergezelden op zijn missie naar Gallië. Na een 20-jarig verblijf in Luxeuil werd de heilige Columbanus uit het land verdreven door de woedende vorstin Brunhilde. Het abbatiaat van Luxeuil werd aangeboden aan Gallus, maar deze weigerde want hij wilde de ballingschap delen van zijn geestelijke vader.
Zij reisden noordoostwaarts en bereikten bij Mainz de Rijn. Zij volgden het rivierdal omhoog tot in Zwitserland en begonnen toen het christendom te prediken aan de heidense stammen rond de Zürichsee en de Bodensee. Gallus bleek daarbij van grote waarde doordat hij het Duits beheerste. Met gloeiende ijver gingen zij het heidendom te lijf, staken tempels in brand, sloegen de brouwvaten van het heilige bier in stukken en wierpen de vergulde afgodsbeelden in het meer. Dit wekte natuurlijk de woede der bevolking die hen te lijf ging en met geweld verjoeg. Maar zij konden zich handhaven in enkele oude Romeinse nederzettingen, Bregenz en Lindau, waar nog enkele christenen woonden.
Zij hervatten nu het monastieke leven, in Bregenz aan de Oostenrijkse oever, onder grote moeilijkheden, daar de bevolking hun geen eten wilde leveren. Zij moesten zich in leven houden met wat er buiten te vinden was, watervogels en bessen in het bos, totdat ze hun eigen tuin hadden aangelegd. Ze leerden netten maken zodat hun voedsel werd verrijkt met vis. Columbanus maakte de netten, Gallus ging vissen op het meer dat grote vangsten opleverde.
Maar heel het centraal-europese gebied kwam langzamerhand onder de macht van Diederik en de onverzoenlijke Brunhilde. Het was onmogelijk voor Columbanus daar nog langer te blijven, daar ook de bevolking tegen hem was, en zich bij de hertog beklaagde over de gewelddadige bekeringsijver van de beide monniken. Het doorslaand argument daarbij was dat het jachtterrein door hun aanwezigheid bedorven werd daar zij de wilde dieren verjoegen. Columbanus trok dus in het jaar 612 verder naar het zuiden, want hij verwachtte in Italië beter te worden ontvangen. Intussen was Gallus ziek geworden met hevige koorts en deze voelde zich te zwak om met Columbanus mee te trekken. Die temperamentvolle heilige werd kwaad over zulk een zwakheid, en hij verbood Gallus voor de rest van zijn leven de heilige Liturgie te vieren.
Toen Gallus zijn gezondheid teruggekregen had, was hij begrijpelijkerwijze met grote droefheid vervuld. Hij wilde zich nu terugtrekken in de eenzaamheid en samen met de diaken Hiltibold trok hij de bergen in. Zij vonden een geschikte plaats aan de Steinach, waar zij een kluis bouwden van ruwe stammen. Maar spoedig kwamen er leerlingen bij en hun aantal groeide tot twaalf, terwijl door het vele bezoek er een weg ontstond door de wildernis.
In 615 werd hij gehaald omdat de bevolking van Konstanz hem tot hun bisschop had gekozen. Nu kon hij wijzen op het verbod van Columbanus om nog ooit te celebreren, maar hij bood wel een van zijn monniken aan voor de bisschoppelijke zetel. Bezorgd over het lot van zijn geestelijke vader, zond Gallus nu boden over de Alpen om onderzoek te doen. De boden kwamen terug met het bericht dat de heilige Columbanus gestorven was te Bobbio, en dat hij zijn staf aan Gallus had vermaakt, als teken van zijn vergiffenis. Maar toen 10 jaar later, in 625, een delegatie van Ierse monniken uit Luxeuil hem kwam vragen daar het abbatiaat over te nemen na de dood van Eustatius, weigerde Gallus opnieuw. Hij wilde blijven in het klooster dat hij zelf had opgebouwd, en van waaruit hij zijn weldoende invloed uitoefende op de omgeving door zijn machtige prediking.
Toen Gallus oud geworden was, kwam zijn vriend, de priester Willemar uit Arbon, hem opzoeken en smeekte hem nog eens bij hem te komen. Gallus weigerde, want hij wenste te sterven in de hem zo dierbare eenzaamheid, maar toen hij zag hoe treurig zijn vriend werd door dit afwijzen, gaf hij toe en ging met hem mee naar Arbon. Hij kwam daar aan, oververmoeid en dodelijk ziek, en stierf enkele dagen later, op deze dag in het jaar 640. Zijn cel groeide uit tot het beroemde klooster Sankt Gallen, de grootste abdij uit die streken, het centrum van geestelijk leven en wetenschap in Zuid-Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland, met een wereldberoemde bibliotheek, en tegelijk het middelpunt van een belangrijke stad die eveneens zijn naam draagt
De heilige Balderic (Baudri), was een zoon van Sigebert I, de koning van Austrasië, en diens vrouw Brunhilde. Met zijn zuster, de heilige Bova, stichtte hij de abdij van Reims, waar Bova abdis werd. Zelf bouwde hij een monnikenklooster te Fauquemont, waar hij teruggetrokken leefde. Toen dit klooster levensvatbaar bleek en tot bloei geraakte, ging Balderic terug naar zijn zuster in Reims, en daar is hij ook gestorven in de loop van de 7e eeuw.
Ook nog op deze dag de heilige martelaren Dometios, Domnikos, Leontios en Terentios die de vuurdood hebben ondergaan; Saturninus, Nereus en vele anderen; Silvanus; en Eliphius, gedood in Keulen onder Juliaan de Afvallige.
Eveneens op deze dag de heilige kluizenaar Malos, de wonderdoener; Longinos‚ portier van het Holenklooster te Kiev, 13e-14e eeuw; Berarius, bisschop van Le Mans, 673; Florentinus, bisschop van Trier; Dulcitius, bisschop van Agen‚ 5e eeuw; abdis Eremberta, 7e eeuw; Gordanus, kluizenaar, 8e eeuw; Longinos van Jarensk, gestorven in 1545; de kluizenaars Amandus en Junius‚ 6e eeuw; Vitalis (Viau). kluizenaar in de 9e eeuw; en Gaudericus, een boer, 9e eeuw.
Vandaag wordt ook herdacht de verschijning van de heilige aartsengel Michaël op de Tombeberg, nu Mont-Saint-Michel, 8e eeuw.
Door de gebeden van deze en al Uw heiligen, Heer Jezus Christus onze God, ontferm U over ons en red ons. Amen.
teksten samengesteld door archimandriet Adriaan – eeuwige gedachtenis !
illustraties door matj. Johanna – eeuwige gedachtenis !
overgenomen met toestemming van het klooster St. Jan de Voorloper in Den Haag.