Heiligen van de dag
- Dit evenement is voorbij.
Heiligen van de dag
8 oktober
De heilige martelares Pelagia van Antiochië was een leerlinge van de hiëromartelaar Lukianos. Toen de soldaten kwamen om haar weg te voeren, trok zij haar mooiste kleren aan en stortte zich toen van het dak om geen prooi te worden van hun wellust. Zo stierf zij in 303.
De heilige Dositheos, leerling van de heilige Eufrosynos van Pskov, en hegoumen van het door hem in 1470 gestichte Petros en Paulosklooster aan het Pskovmeer. Daar is hij gestorven in 1482.
De heilige profeet Simeon, de oude grijsaard in de Tempel. Volgens de latere overlevering was hij de zoon van de beroemde rabbi Hillel‚ en de vader van de Farizeeër Gamaliël, de leraar van de heilige Paulos. Hij werd begraven op de Olijfberg. Zijn feest wordt vooral gevierd op 3 februari.
De heilige Demetrios, waarschijnlijk een diaken, onder Maximiaan zonder vorm van proces ter dood gebracht in Sirmium (Servië), omdat hij Christus gepredikt had.
De heilige martelares Reparata; onder keizer Decius langdurig gefolterd en tenslotte onthoofd te Caesarea in Palestina. (in het Klooster van de heilige Johannes de Voorloper in Den Haag bevindt zich van haar een reliek.)
De heilige boetelinge Pelagia was de eerste actrice en danseres van het theater in Antiochië. De bisschop van de stad hield eens een synode, waarbij ook de oude bisschop Nonnos van Edessa aanwezig was, een oudvader uit de woestijn, die min of meer met geweld bisschop was gewijd, en die de gave van het overtuigende woord bezat. Tijdens de rustpauze zaten de bisschoppen buiten in de schaduw rustig met elkaar te praten. Juist passeerde toen Pelagia in haar stralende schoonheid, met rijke gewaden en kostbare paarlen‚ die haar de bijnaam Margarita hadden bezorgd. De bisschoppen wendden het hoofd af, maar Nonnos zag haar vol in het gezicht en staarde haar na tot zij uit het gezicht verdwenen was.
Hij vroeg toen aan de anderen of zij haar schoonheid hadden gezien, maar zij gaven geen antwoord. Toen boog Nonnos het hoofd over de knieën en toen hij weer opkeek zagen zij dat zijn boek nat was van tranen. En hij zei: “Het was inderdaad een schoon schouwspel, maar ik geloof dat God haar op onze weg heeft gebracht om een oordeel te vellen over ons leven als bisschop. Denk u toch in hoeveel tijd zij besteedt om zich te baden en te zalven en te kleden, en hoeveel inspannende oefeningen zij moet doen om haar beroep als danseres te kunnen uitoefenen. Vergelijken wij dat eens met de moeite die wij opbrengen voor onze taak, en of wij ons ook zo inspannen om onze ziel te reinigen en die behaaglijk te maken voor de ogen van onze rechtvaardige en heilige Heer.” En ‘s avonds, in de hem toegewezen cel, wierp hij zichzelf op de vloer en bad wenend, tot hij in slaap viel met zijn hoofd in zijn handen.
De volgende zondag werd Nonnos verzocht de preek te houden na het Evangelie. Hij was geen geleerde, maar hij was bezield door de Heilige Geest zodat het volk diep ontroerd was. Onder het gehoor bevond zich ook Pelagia, die uit nieuwsgierigheid naar de kerk was gegaan, waarin zij nog nooit een voet had gezet, want zij was een heidense. Haar ziel werd door God geraakt, zodat zij in snikken uitbarstte. Het was geen voorbijgaande ontroering, maar zij deed alles om Nonnos te spreken te krijgen en gedoopt te worden. Na haar doop verdween zij uit het gezicht.
Enkele jaren later kwam de diaken van bisschop Nonnos, die ook deze gebeurtenissen uitvoerig opgeschreven heeft, naar, Jeruzalem, met de opdracht van Nonnos om onderzoek te doen naar een monnik Pelagios. Hij vond deze in een kluis op de Olijfberg, en hoorde overal in Jeruzalem met veel eerbied over hem spreken. Toen hij die monnik de volgende dag opnieuw wilde bezoeken, kreeg hij geen antwoord meer op zijn kloppen: Pelagios was gestorven. Er werd een plechtige begrafenis voorbereid en toen bleek dat de vereerde kluizenaar een vrouw was geweest. Toen kwamen alle monniken en monialen uit de kloosters van Jericho en de Jordaan-streek, en zij begroeven haar met kaarsen en lampen en hymnen, terwijl het lichaam gedragen werd door de heilige Vvaders, in 457. Haar relieken bevinden zich te Jouarre in Frankrijk.
De heilige monnik-martelaar Ignatios de jongere. Hij werd geboren in de Bulgaarse provincie Tirnovo tegen het einde van de 18e eeuw en werd Ioan gedoopt Zijn godsdienstige ouders leerden hem lezen met de heilige Schrift in het Slavisch en moedigden hem aan in zijn verlangen monnik te worden. Zodra hij de leeftijd had, ging hij naar het beroemde Bulgaarse klooster van Rila. Daar viel hij in handen van een hardvochtige en heerszuchtige geestelijke vader, die hij een tijd lang met geduld verdroeg, tot hij zozeer geplaagd werd door een aandrang hem te vermoorden, dat hij het klooster ontvluchtte.
Intussen was zijn vader door de Turken ter dood gebracht omdat hij geweigerd had dienst te nemen in het leger dat in oorlog was met het Servische broedervolk. Zijn moeder en zusters hadden toegegeven aan de dwang de islam aan te nemen. Ioan vluchtte daarom weg uit Bulgarije en trok naar Boekarest, waar hij innig bevriend raakte met Euthymios, die eerst van het geloof was afgevallen, maar zich nu voorbereidde op het martelaarschap.
Maar ook hier was Ioan niet veilig en hij vluchtte van de ene stad naar de andere om aan de Turken te ontkomen. Tenslotte kwam hij op de Athos terecht, waarnaar hij altijd had verlangd. Daar kwam hij eerst in Grigoriou aan de westkust, en vandaar in de zuidelijke kluizenaarskolonie, de heilige Anna, onder leiding van de hiëromonach Basilios. Deze nam hem mee naar Thessalonika om getuige te zijn van het martelaarschap van de heilige David. Hij werd gegrepen door het verlangen om ook zijn leven zo voor Christus te offeren. Teruggekeerd op de Heilige Berg ontving hij de monnikswijding met de naam Ignatios, en nadat hij zichzelf gehard had door langdurige harde ascese, kreeg hij zegen om naar Constantinopel te gaan en daar zijn plan ten uitvoer te brengen. Hij meldde zich bij de rechter, verwierp de Islam en beleed Christus. Alle christenen van de stad kwamen bijeen om voor hem te bidden. Ignatios weigerde alles wat de Turken hem aanboden en werd daarom opgehangen op de 8e oktober 1814. Zijn gedachtenis wordt ook samen gevierd met de heilige Euthymios en de heilige Akakios op de 1e mei.
De heilige Taïsia, een vrouw van buitengewone schoonheid, leefde daarvan in Alexandrië, in de 4e eeuw. Het kwam vaak tot een hevige strijd tussen haar minnaars, en zij was verantwoordelijk voor verschillende doden. De oude kluizenaar Pafnutios hoorde in de woestijn de verhalen hoe zij de jeugd het hoofd op hol bracht, en hij kwam tot de overtuiging dat hij met haar moest spreken. Hij ging naar de stad, trok gewone kleren aan, ging naar haar huis en vroeg haar te spreken. Zij ontving hem in haar schitterend verblijf, uitgestrekt op een kostbare divan. Pafnutios stond voor haar en keek haar aan. Zijn ogen vulden zich met tranen en hij sprak slechts met moeite. Hij zei: “Laat iedereen weggaan”. “Maar er is hier niemand dan God”, antwoordde zij. “Wat,” riep hij, “weet je dan dat God bestaat?” “Ja, ik ben christelijk opgevoed en ik weet dat dit waar is.” “En weet je dan ook dat de hemel er is voor de gerechten maar de hel voor de goddelozen?” En zij stamelde: “Ja.” Toen brak hij in wenen uit en snikte: “O almachtige God, zij kent U en weet wat Gij gereed hebt voor wie U dienen en wat voor wie U beledigen; en toch heeft zij zoveel arme zielen tot val gebracht, die U hadden kunnen aanschouwen en in Uw heerlijkheid hadden kunnen rusten in alle eeuwigheid, en die nu moeten jammeren in eindeloze ellende”.
Dit woord doorbrak de ijskorst van Taïsia’s hart. Zij begon te beven, sprong overeind en viel neer voor de oudvader, omklemde zijn voeten en smeekte: “Vader, vader, laat mij zien hoe ik eraan kan ontkomen. Leer mij hoe ik berouw moet hebben!”
Hij zei dat hij voor haar een plaats ging gereed maken in het vrouwenklooster. Intussen maakte zij een brandstapel van haar rijke gewaden en kwam in oude kleren naar de cel die Pafnutios voor haar had ingericht. Hij verzegelde de deur achter haar en vroeg de zusters haar water en droog brood aan te reiken door het kleine deurvenster. En aan Taïsia verbood hij om zelfs maar haar handen ten hemel te heffen of de naam van God over haar lippen te laten komen, doch zich slechts naar het Oosten te richten en te zeggen: “Gij Die mij geschapen hebt, heb medelijden met mij.”
Drie jaren gingen zo voorbij. Pafnutios had veel over Taïsia nagedacht en voor haar gebeden en hij had medelijden met haar. Hij ging naar Abba Antonios en vroeg hem of hij de gestrengheid van haar boete zou mogen matigen, en of God haar zonden vergeven had. Antonios vroeg toen aan de broeders om een dag te vasten en de nacht door te brengen in gebed om te weten te komen wat Gods wil was. Terwijl zij zo in zwijgend gebed bijeen waren, sloeg de oudste leerling van Abba Antonios, de heilige Paulos de Simpele, plotseling de ogen op en zag in een visioen een plaats vol heerlijkheid in de hemel. En hij zei: “Dat is zeker de plaats voor mijn vader Antonios”. Maar een stem antwoordde hem: “Neen, zo is het niet; die plaats is voor Taïsia, de boetelinge”.
In grote vreugde haastte Pafnutios zich nu naar het klooster. Hij brak de deur van de cel open en zei tot Taïsia: “Kom naar buiten, de Heer heeft uw zonden vergeven”. Zij antwoordde: “Sinds de dag dat ik hier binnentrad, drukten zij mij als een ondraaglijke last, dag en nacht” . Waarop Pafnutios zei: “Juist daarom heeft de Heer u vergiffenis geschonken.” Nadat zij uit haar cel gekomen was, leefde Taïsia nog twee weken en ging toen over naar de Heer.
De heilige Tryfon van Wjatka. Trofim was de jongste zoon in een welgesteld boerengezin in de noord-russische provincie Mezen. Zijn vader stierf kort na zijn geboorte en hij werd opgevoed door zijn moeder en oudere broeders. Reeds op jonge leeftijd openbaarde zich in hem de gave van helderziendheid en genezingen, en hij voelde zich daardoor in sterke mate aan Christus verplicht. Toen er sprake was van een huwelijk, verliet hij daarom het ouderlijk huis. Hij vond in de stad een toevlucht bij de priester Joan die hij als zijn geestelijke vader beschouwde. Nadat op zijn gebed verschillende wonderbare genezingen waren gebeurd, onttrok Trofim zich aan de opdringerige belangstelling en trok naar het stadje Orlov aan de Kama. Daar begon hij een leven als Dwaas om Christus: hij was dag en nacht buiten en sliep een weinig in een kerkportaal. Toen hij 22 jaar oud was, deed hij de monniksgeloften in het klooster van Pyskor en ontving de naam Tryfon. Hij hield zich met de grootste gestrengheid aan de monastieke regels en voegde daar nog persoonlijke verstervingen aan toe. Dit wekte weerstand bij sommige broeders en daarom trok Tryfon stroomafwaarts langs de Kama tot aan de monding van de Muljanka, waar zich een heidens heiligdom bevond. Hij sterkte zich door vier weken vasten en onophoudelijk gebed en hieuw toen de geweldige rituele spar omver en verbrandde deze met de daar verzamelde offergiften. Toen hij ook verdacht werd een mogelijke spion te zijn in de strijd met een naburige stam, liep het volk te hoop om hem te doden, maar Tryfon was in gebed en zijn kluis bleef onzichtbaar zodat niemand hem kon vinden. Dit alles maakte grote indruk en de Ostjaken lieten zich dopen om deelgenoot te worden van een God die zoveel machtiger was dan de hunne.
Intussen hadden de broeders van het Pyskorklooster berouw gekregen van hun tegenwerking en vroegen hem terug te keren. Dit gebeurde maar het duurde niet lang of Tryfon trok weer weg om de eenzaamheid te zoeken, nu in een kluis aan de oever van de Chusovja. Maar hoe ver hij ook wegtrok, de zieken kwamen hem achterna want zij rekenden op zijn medelijden en zijn geneeskracht Maar toen hij eens een stuk bos aan het kappen was en de stammen verbrandde om grond voor een moestuin te winnen, deed een plotselinge storm het vuur de omgeving aantasten zodat heel de wintervoorraad aan hout van het dorp verloren ging. De woedende dorpelingen vergaten al het goed dat hun met Tryfon gebracht was en smeten hem langs een steile rots aan de rivier naar beneden. De heilige bleef echter ongedeerd en ontkwam in een daar liggende boot
Zo kwam Tryfon in 1580 in de stad Wjatka. Zijn sympathieke persoonlijkheid won de gunst van de inwoners, en men kwam overeen dat hij daar een klooster zou stichten. Men zond hem naar Moskou voor de vergunning. Daar werd hij priester gewijd en hij kreeg een bouwcharter. Zo kwam het tot de bouw van het klooster van de Ontslaping van de heilige Moeder Gods, waar reeds spoedig 40 monniken leefden. Er kwamen schenkingen uit Moskou en er ontstond een hartelijke verstandhouding met de metropolieten en met Hermogenes, de latere patriarch. Tryfon, hoe zachtmoedig hij ook was, eiste strikte naleving van de kloosterregels met verbod van persoonlijk eigendom en verplicht deelnemen aan de gemeenschappelijke maaltijden. Hiertegen kwam verzet en men vroeg om een nieuwe archimandriet, wat door Moskou werd toegestaan. Tryfon werd met stokslagen uit het klooster weggejaagd dat hij gesticht en opgebouwd had.
De heilige trok nu naar het Solovjetski-klooster waar hij enige tijd verbleef maar toen ging hij weer terug. Hij kwam langs Wjatka en liet daar al het geld achter dat men hem onderweg gegeven had, en ging door naar Slobodskoi, waar de inwoners hem gevraagd hadden een klooster te stichten. In 1600 werd het Theofanie-klooster ingewijd.
Verder leefde hij nog een tijd in het klooster van de heilige Nikolaas in Korjazma, van waaruit hij door de rijkere districten trok om geld in te zamelen voor zijn Theofanie-klooster. Bij die tochten kwam hij ook weer in Solovjets waar de monniken zulk een heilige graag bij zich wilden houden. Maar Tryfon voelde zijn einde naderen en zijn hart trok hem naar zijn eerste stichting, het Wjatma-klooster, hoe slecht hij daar ook behandeld was. Doodziek kwam hij aan in het nabijgelegen Chlynov, waar hij onderdak vond bij zijn vriend, de diaken Maxim Maltsev. Een verzoek aan de archimandriet om in het klooster te mogen sterven werd geweigerd, totdat de geestelijke raad van het klooster wist te bewerken dat hun stichter ontvangen zou worden. Nu werd hij met alle eer aan de kloosterpoort afgehaald: de hegoumen Jona en monniken vroegen hem vergiffenis. “Jona, mijn geestelijk kind”, antwoordde Tryfon vol liefde, “de Heer zal het je vergeven; jij was het niet zelf, het was het werk van onze oude vijand, de duivel”.
Zo stierf de heilige Tryfon van Wjatka, nadat hij bijna geheel het noorden van Rusland had doorkruist, in vrede op de 8e oktober van het jaar 1612. Hij werd begraven in de kerk van de Ontslaping van de heilige Moeder Gods, die hij met eigen handen had gebouwd.
De heilige Prokopios, Dwaas om Christus. Hij was een afgebeden kind nadat zijn ouders lange jaren kinderloos waren gebleven, en hij kwam ter wereld in een boerendorpje in het noorden van Rusland. Op twaalfjarige leeftijd was hij aan het werk op het land en werd toen tijdens een onweer door de bliksem getroffen. Toen hij bijkwam uit zijn bewusteloosheid was hij buiten zinnen, rukte zich de kleren van het lijf en liep naakt rond. Zijn ouders brachten hem bij de heilige hegoumen Tryfon van het klooster te Wjatka. Deze bad voor hem, besprenkelde hem met wijwater, en het verstand keerde in de jongen terug.
Toen hij 17 jaar oud was, werd hij koster in de kerk van de heilige Katherina, en drie jaar later wilden zijn ouders hem uithuwelijken. Prokopios vluchtte in stilte naar Chlynov, in 1598, en begon daar de harde ascese van dwaasheid om Christus. Hij herinnerde zich hoe hij in zijn jeugd krankzinnig was geweest, en begon dat gedrag nu moedwillig te herhalen: hij liep naakt rond om zich aan bespotting en mishandeling bloot te stellen. Verder maakte hij elke dag de ronde langs alle kerken van de stad en bleef ervoor staan om in stilte te bidden. Hij wilde in het geheel niet meer spreken doch maakte zich verstaanbaar door tekens. ln de zomer liet hij zich steken door de zwermen muskieten, ‘s winters zocht hij geen bedekking tegen de koude.
Vaak bezocht hij de zieken en door tekens deed hij hen begrijpen of zij beter zouden worden of sterven. Hij klom in de toren en luidde de klokken, maar toen de volgende dag een grote brand uitbrak, begrepen de inwoners dat het geen kwajongensstreek was maar een voorspelling. ln het bijzonder bekommerde hij zich om de gevangenen: hij bracht hun eten en kon hen soms bemoedigen door de verzekering van spoedig in vrijheid gesteld te zullen worden.
Na dertig jaar dit leven te hebben geleid, waste hij het vuil van zijn lichaam weg met sneeuw, knielde neer bij de toren van de stad en bad met opgeheven handen. ln deze houding is hij gestorven op de 21e december van het jaar 1627. Ofschoon hij de heilige Tryfon na zijn genezing waarschijnlijk nooit meer heeft weergezien, wordt hij samen met hem herdacht op deze dag, nadat zij samen verschenen zijn aan een bezeten meisje en toen beloofden haar te genezen.
De heilige Keyna (Ceneu) was de koningsdochter in een van de vorstendommen in Wales. Zij was een stralend kind dat aller aandacht trok, maar toen zij opgegroeid was weigerde zij elk huwelijk omdat zij zichzelf geheel wilde toewijden aan God. Door het volk werd zij daarom ‘de maagd’ genoemd. Om haar offer volkomen te doen zijn trok zij weg uit haar land. Zij vestigde zich in een eenzaam woud in Cornwall‚ maar na enige tijd werd zij daaruit gehaald door de heilige Cadog, en met hem kwam zij weer in haar eigen land terug. Daar vestigde zij zich aan de voet van een berg en bracht de rest van haar dagen door in gebed, tot zij door de engelen werd meegenomen naar de Heer, naar Wie al haar verlangen steeds was uitgegaan. De heilige Keyna is gestorven rond 490 en werd begraven door de heilige Cadog.
De heilige Triduana (Treddles‚ Tradwall, Trallew, Tradlius, Trallen, Tradwall, Trollhaena) kwam volgens de legende in 337 uit Constantinopel om de relieken van de heilige Andreas naar Schotland te brengen. Daar leidde zij het leven van een kluizenares‚ samen met enkele maagden. Toen de vorst van het land in hevige passie voor haar ontbrandde, vluchtte zij naar een buurland. Daar kwamen de dienaren van de vorst haar vragen naar hem terug te komen. Zij vroeg hun wat zulk een hoge prins toch moest hebben van een arme, aan God gewijde maagd. Zij antwoordden: “Hij is zo diep getroffen door de schoonheid van uw ogen.” Daarop zei Triduana weer: “Hij zal krijgen wat hij verlangt”. Zij rukte haar ogen uit, prikte ze op een doorn en liet ze aan de koning brengen, die vol bewondering stond over haar moed.
Nu kon zij zich zonder enige belemmering wijden aan het ononderbroken gebed ter Restalrig in Lothian, tot aan haar dood. Zij had door de absoluutheid van haar daad het hart van het volk gewonnen, en allerlei plaatsen dragen nog haar naam en hielden haar gedachtenis levend. Begrijpelijkerwijze wordt zij vooral aangeroepen om hulp bij oogkwalen.
Ook nog op deze dag de heilige martelaren Petrus te Sevilla in Spanje; de priester Artemon, onder Diokletiaan de vuurdood gestorven te Laodicea in Frygië; Benedicta, maagd te Laon‚ 4e eeuw; en Palatias ent Laurentia, onder Diokletiaan verbannen en omgekomen te Ancona.
Eveneens op deze dag de heilige Evodius, bisschop van Rouen, 5e eeuw; Grafus, bisschop van Chalon-sur-Saône, 7e eeuw; Palladia, moniale te Auxerre, 5e eeuw; Porcaria, moniale te Sens, 5e eeuw; Ragenfrida (Rainfroye)‚ abdis, 8e eeuw; Valeria en Pollenia, monialen te Bonnecourt; Amor, kluizenaar te Roermond; en Badilon, abt, die leefde in de 9e eeuw.
Door de gebeden van deze en al Uw heiligen, Heer Jezus Christus onze God, ontferm U over ons en red ons. Amen.
teksten samengesteld door archimandriet Adriaan – eeuwige gedachtenis !
illustraties door matj. Johanna – eeuwige gedachtenis !
overgenomen met toestemming van het klooster St. Jan de Voorloper in Den Haag.