Heiligen van de dag
- Dit evenement is voorbij.
Heiligen van de dag
5 oktober
De heilige Petros‚ Alexis‚ Jona‚ Filippos, Hermogenes en Tychon, metropolieten van Moskou en geheel Rusland.
De heilige Charitina, maagd en martelares. Zij was de slavin van een zekere Claudius die leefde in Amisus van Pontus. Zij was aangebracht als christin en de stadsbestuurder liet aan Claudius een bevel overbrengen dat zij aan het gerecht moest worden overgeleverd. Claudius was hierover diep bedroefd, hij zat neer in zak en as en beweende haar lot. Maar Charitina zei hem dat hij juist blij moest zijn. Want al was zij ongedoopt, zij was christen in haar hart en nu zou zij voor Christus mogen lijden. En zij zou Hem smeken haar lijden te willen aanvaarden om Zijn genade te bewerken voor haar meester en zijn gezin. Claudius bracht haar toen bij de soldaten en zei: “Denk aan mij bij de hemelse Koning”.
Charitina werd aan het gerecht overgeleverd, waar zij zwaar werd mishandeld en in het water geworpen. Zij klom daar echter weer uit en zei: “Dit was mijn doop”. Toen werd zij verder verminkt en afgemaakt rond het jaar 304.
Er zijn uit die tijd meer voorbeelden bekend hoe slaven echt deel uitmaakten van het gezin en er een warme onderlinge genegenheid heerste.
De heilige martelares Mamelta (Mamelchwa), een heidense priesteres uit Perzië. Haar zuster was in aanraking gekomen met het christendom en had zich bekeerd, en ook Mamelta, die zich uit innerlijke overtuiging aan de godin had gewijd, kwam tot de overtuiging dat eerst in Christus de waarheid over God tot ons gekomen was. Zij werd opgenomen in de Kerk, maar na haar doop werd zij als christin herkend door haar witte doopgewaad en toen gestenigd rond 344.
De heilige monnik Damianos van het Holenklooster in Kiev, priester en arts. Hij was een tijdgenoot van de heilige Feodosi en hij is gestorven in 1070. Met hem worden ook herdacht zijn medemonniken Jeremia en Mattheos, die eveneens gezegend waren met het charisma van helderziendheid. Jeremia is gestorven tijdens het bestuur van de heilige Feodosi, Mattheos tijdens het bestuur van hegoumen Polykarpos (1074- 1088).
De heilige Gregorios, hegoumen van het Chandztelski- en Sjambert- klooster in Georgië; gestorven in 861. Hij was de zoon van een Georgische edelman en werd opgevoed door zijn vrome tante aan het prinselijk hof. Hij werd door haar geadopteerd toen zijn vader gestorven was, in de slag tegen de Hazaren in 764, toen Tbilisi (Tiflis) in hun handen viel; terwijl de vorst in Bagdad gedurende drie jaar de gevangene was van de Shah. De tijden waren moeilijk door de onderdrukking door de islam, en al wankelden sommigen onder de zware druk van armoede, hongersnood en verpletterende belastingdruk, de meerderheid van de bevolking bleef trouw aan Christus en aan hun land. Gregorios bleek reeds als kind bijzonder begaafd te zijn. Door het zingen in de kerk kende hij de psalmen reeds uit het hoofd voordat hij had leren lezen. En toen hij eenmaal kon lezen had de leergierige jongen alle geschriften van de kerkvaders‚ voor zover die in het Georgisch waren vertaald, in het hoofd. En spoedig beheerste hij zowel het Grieks als het Arabisch‚ dat in het Oosten en ook in West-Europa de rol vervulde van het Engels in de huidige wereld.
Zijn moeder had hem reeds voor zijn geboorte aan de dienst van God gewijd. Hij kreeg daarom nooit vlees te eten of wijn te drinken, droeg monastieke kleding en had weinig omgang met leeftijdgenoten die hem daarom “de kluizenaar” noemden. Dit alles gebeurde met zoveel harmonie en vond ook zulk een weerklank in zijn eigen aard dat Gregorios opgroeide tot een indrukwekkende persoonlijkheid, groot van gestalte en in stralende gezondheid.
Ofschoon hij zichzelf nog te jong vond, werd hij toch priester gewijd, tot grote vreugde van het volk want Gregorios was reeds toen geliefd, en men stroomde in drommen toe om het kostbaar Lichaam en Bloed van de Heer te mogen ontvangen uit zulke heilige handen. De bisschop zei met de woorden van het Boek der Wijsheid: “Een vlekkeloos leven staat gelijk met rijpe ouderdom” (429).
Toen Gregorios echter vernam dat ook zijn bisschopswijding werd voorbereid, ontvluchtte hij met enkele gelijkgezinden de stad en trok naar Zuid-Georgië waar in het Opizaklooster nog slechts enkele monniken woonden. De hegoumen ontving de vier begaafde vurige jonge mensen met grote vreugde en wilde hun zelfs het bestuur overdragen. Gregorios maakte snelle vorderingen in het monastieke leven en hij bezocht ook geregeld de kluizenaars die in grotten verbleven in het omringende bergland.
Na twee jaar kregen de vrienden verlof, en ook de middelen, om een nieuwe gemeenschap te stichten in de buurt van Chandzta‚ op een plek die Gregorios in een visioen had gezien. Zij bouwden daar een houten kerkje en aparte cellen voor de broeders, om er als kluizenaar te leven in onophoudelijk gebed.
Met volkomen overgave wijdden zij zich aan de taak om hun menselijk bestaan te vergoddelijken door zich alles te ontzeggen wat het leven veraangenaamt, door het ogenblikkelijk bestrijden van iedere gedachte die van God afdwaalde‚ door het gebruik van voedsel terug te dringen tot het levensnoodzakelijke minimum, door steeds meer tijd aan de nachtrust te onttrekken voor het gebed, gemeenschappelijk en persoonlijk. Vooral Gregorios kwam tot een stralende heiligheid die een grote aantrekkingskracht uitoefende en waardoor het getal der broeders bijna dagelijks toenam. Uit heel Georgië kwam men naar Chandzta, maar er werd een strenge selectie toegepast. “Alleen wie kwamen met een onschuldig hart, zonder bijbedoelingen, en die zich graag onderwierpen in nederigheid en zachtmoedigheid, terwijl zij vol ijver waren om voortgang te maken, werden door hem met vreugde opgenomen”, zegt de kroniek. “Men volgde de martelaren na door onvoorwaardelijke gehoorzaamheid”.
Uitzonderlijk voor deze feodale tijd met de daaraan verbonden strikte standsverschillen, was de volkomen gelijkheid binnen het klooster. Gregorios zelf was van adel, maar zijn leerling, de hegoumen Basili, was de zoon van een bediende; en bisschop Zacharia van Ancha was een boerenzoon die in zijn jeugd schaapsherder was geweest.
Grondbezitters uit de omgeving begonnen landgoederen aan te bieden om er een klooster te stichten. Later werd Gregorios uitgenodigd om kennis te komen maken met het koninklijk gezin. Deze vorst had Georgië bijna geheel bevrijd van de druk der Arabieren en het land in staat van verdediging gebracht. Gregorios vertelde hem over de woeste schoonheid van de Chandzta-streek die het oog verrukt, maar waar op de steile hellingen van het warnet der ravijnen geen landbouw mogelijk is. De vorst schonk hem toen bezittingen voor het klooster in het landbouwgebied, zodat de monniken in hun levensonderhoud konden voorzien.
ln de eerste decaden van de 9e eeuw was in Griekenland weer de iconenstrijd uitgebroken onder keizer Leo V (813-820); dit verhoogde de positie van de Georgische Kerk binnen de Orthodoxie, zodat daar zelfs orthodoxe bisschoppen werden gewijd voor Byzantium. Gregorios gebruikte het typikon van het Sabbas-klooster in Palestina voor de liturgische en kloosterhervormingen in Georgië. Ook maakte hij reizen om in contact te komen met de verschillende kerken in het oosten. En steeds meer werd hij belast met het toezicht op een twaalftal andere kloosters in Zuid-Georgië. Hij was de liefdevolle vader maar tegelijk de veeleisende leermeester van talrijke monniken. Zijn sterk geheugen, dat alles vasthield wat daarin eenmaal was opgenomen, gaf het juiste antwoord op ‚alle kwesties van Heilige Schrift, zang, gang van het jaar. En met grote wijsheid wist hij de moeilijkheden op te lossen die altijd weer oprijzen in menselijke betrekkingen. Steeds opnieuw werd er daarom aandrang op hem uitgeoefend om zich bisschop te laten wijden en aan het hoofd te staan van de kerkelijke hiërarchie, maar Gregorios wilde alleen maar archimandriet blijven: “want de kloosters, de heilige kerken in de wildernis, zijn van even groot belang als de bisschopszetels in de wereld”.
Wel oefende hij door zijn gezag een ‚grote invloed uit bij de keuze van de nieuwe Katholikos, en hij wist ook de vorst te overtuigen zijn keuze te steunen en de Kerk vrij te laten in. haar eigen aangelegenheden. De nieuwe katholikos, Arsenii, bracht de wens van Gregorios ten uitvoer dat de heilige diensten niet meer in het Grieks maar in het Georgisch zouden gebeuren. Zo heeft de heilige Gregorios grote invloed uitgeoefend op de ontwikkeling van Georgië, zowel kerkelijk als nationaal. Hij heeft veel kloosters gesticht maar was ook de voorvechter van de nationale eenheid en onafhankelijkheid. Deze kloosterstichtingen luidden een geestelijke bloeiperiode in zodat de groepering ervan in zuid-west-Georgië bekend stond als de Georgische Sinaï. Daar werd ook een groot vertaalprogramma ten uitvoer gebracht van de kerkvaders en de liturgische boeken. Er werden literaire werken geschapen van grote kunstzinnige waarde, in het bijzonder een rijke liturgische hymnenschat. Gregorios zelf kopieerde de hele serie van de menea.
Intussen was de heilige 102 jaar geworden. Hij zond nu kaarsen aan al zijn kloosters met de opdracht ze voor hem te ontsteken op de 5e oktober. Zo begrepen de monniken wanneer hun vader ging sterven, en in groten getale kwamen zij naar Chandzta voor een laatste onderricht. Hij ontving hen met blijdschap en gaf hun de zegen met de woorden: “Moge de Heer die gezegd heeft: het u vergelden. Zie, ik verlaat nu de gevangenis, het vlees, en word uit mijn ziekte bevrijd door de genade van God die de dood door het Kruis heeft vertreden”. Zijn gelaat werd stralend door een bovenaards licht dat door alle broeders werd gezien, en sommigen hoorden ook een stem die hem uitnodigde om binnen te treden in de eeuwige vreugde en heerlijkheid. Het was de 5e oktober van het jaar 861.
Er bestaan nog een zeventigtal werken in het oud-Georgisch uit de 5e tot 12e eeuw. Daaronder neemt de levensbeschrijving van de heilige Gregorios (10e eeuw) een ereplaats in.
De heilige Eudokimos van het Watopedi-klooster op de Athos. Het merkwaardige is dat wij eigenlijk niets afweten van deze heilige: niet eens wanneer en hoe hij geleefd heeft of wat zijn werkelijke naam was. In 1840 werden er werkzaamheden verricht op het kerkhof van het klooster, en daarbij stiet men op zijn gebeente dat een verrukkelijke geur verspreidde tot ver in de omtrek. Daarbij kwamen een aantal wonderbare genezingen bij de opnieuw begraven resten. Dit getuigenis van goddelijk gunstbetoon (eudokia) bracht de monniken ertoe hem onder deze naam te gaan vereren als een heilige.
De heilige Apollinaris, bisschop van Valence. Hij werd in 499 bisschop gewijd van Valence, door zijn broer de heilige Avitus, aartsbisschop van Vienne. Zij waren beiden in een voortdurende strijd gewikkeld tegen het arianisme dat in hun diocees diep was ingeworteld. In 517 namen zij deel aan de bisschopssynode van Epaon, waar de koning van Bourgondië veroordeeld werd omdat hij de vrouw van zijn broer tot echtgenote genomen had. De woedende koning verbande toen alle bisschoppen uit zijn gebied, maar een jaar later werd Apollinaris teruggeroepen toen de koning hevig ziek werd en dit als een straf zag voor de wijze waarop hij de bisschoppen behandeld had. Niet lang daarna is Apollinaris gestorven in 520.
De heilige Johannes Mauropos, metropoliet van Euchaïta. Hij was geboren in Paflagonië tegen het einde van de 10e eeuw maar kwam naar Konstantinopel voor zijn studies. Hij bleek een briljant student en werd al spoedig aangesteld als professor in de rhetorica en had een groot aandeel in de reorganisatie van het wetenschappelijk onderwijs. Maar in 1046 werd hij monnik in het klooster van Petras, en priester gewijd. Toen werd hij geroepen om bisschop te worden van Euchaïta. Hij was zeer geliefd en was de beroemdste prediker en hymnendichter van zijn tijd. Hij is gestorven in vrede.
De heilige Methodia, kluizenares op het eiland Kimolos‚ 1865-1908. Reeds als kind wilde zij zich geheel toewijden aan de dienst van God, maar zij werd door haar ouders uitgehuwelijkt aan een zeeman van Chios‚ die op zee verongelukte kort na hun huwelijk. Dit was voor Methodia het teken dat zij vrij was om haar roeping te volgen. Zij ontving de monnikswijding en betrok een kleine cel in de nabijheid van het fort, waar zij zich met grote toewijding overgaf aan het onophoudelijk gebed en nauwelijks tijd besteedde aan slaap of maaltijden. Soms kwam zij naar buiten om iemand te helpen die in grote nood verkeerde maar verder verliet zij haar verblijf alleen in de weekeinden om de heilige Mysteriën te ontvangen in de naburige kerk. Wel ontving zij vrouwen, die bij haar troost en raad zochten, en vaak genas zij ziekten door een kruisje met de olie uit de lamp die altijd brandde voor de icoon. Tenslotte is Methodia op deze dag in vrede ontslapen, in de ouderdom van 43 jaar.
De heilige Meinulf was de zoon van een Saksische edelman ten tijde van Karel de Grote. Toen zijn moeder in verwachting was, verloor zij haar echtgenoot, en zij werd toen lastig gevallen werd door de broer van haar overleden man. Zij vluchtte daarop naar de keizer, maar onderweg overvielen haar de weeën en Meinulf werd geboren onder een lindeboom (die nog steeds naar hem genoemd is).
Karel de Grote belastte zich met de opvoeding van het kind, en zorgde later dat Meinulf ondergebracht werd op een van de door hem gestichte scholen, onder de hoede van de bisschop van Paderborn. Deze hield op een dag een toespraak over de tekst waar Christus zegt: “De vossen hebben holen en de vogelen des hemels hebben nesten, maar de Zoon des Mensen heeft geen plek om het hoofd neer te leggen”. En hij beschreef hoe de Zoon des Mensen over de wereld trok op zoek naar edelmoedige harten die zich voor Hem zouden openstellen en waar Hij zou kunnen rusten. Hij staat buiten en klopt aan en vraagt om binnengelaten te worden, maar de vossen van de slechte gewoonten hebben daar hun leger en de overal rondvliegende gedachten hebben er hun nesten; en dan gaat Hij verder op zoek naar een ledig hart, waar Hij het hoofd te ruste kan leggen.
De kleine Meinulf was diep getroffen, en hij stelde zich voor hoe de Verlosser bij zijn hart stond, en op de deur klopte met Zijn doorboorde handen. Toen smeekte hij Hem om toch binnen te komen en Zijn intrek bij hemte nemen. En hij beloofde zich in te spannen om de slechte vossen en de fladderende vogels buiten de deur te houden en zich geheel in dienst te stellen van de Heer.
Meinulf werd diaken gewijd en met wat zijn rijke bezittingen opbrachten bouwde hij een zuster-klooster op een idyllische plek in het woud. Daar hield hij gaarne verblijf, en tijdens zijn laatste ziekte werd hij door de zusters verpleegd tot aan zijn dood in 857.
De heilige monnik Placidus met zijn zuster Flavia, en hun broers Eutychios en Victorinus, met Donatus, de diaken Firmatus, Faustus en dertig andere monniken die door zeerovers ter dood zijn gebracht op Sicilië, in 520.
De heilige Maurus was leerling en trouwe hulp van de heilige Benedictus, de stichter van het westerse monnikswezen. In het eeuwen later geschreven levensverhaal wordt gezegd dat hij naar Frankrijk gezonden was om daar een abdij te stichten, maar dit lijkt geschiedkundig niet waarschijnlijk. Wel is naar hem later een benedictijnse congregatie genoemd, de Mauristen (1621-1818) waar de studie hoog in ere stond en die veel uiterst waardevol wetenschappelijk werk en beroemde geleerden heeft voortgebracht.
De heilige Murdach was een kluizenaar die een armelijke cel bewoonde bij het Kilmurdachmeer in Argyleshire. Hij is gestorven vóór de 10e eeuw. Hij werd de laatste der barden genoemd, en had een bijzondere godsvrucht voor de heilige Maagd, die hem menige gunst bewees.
De heilige Galla, de dochter van de consul Symmachus, leefde in Rome ten tijd van de Gothische overheersing. Zij was heel jong getrouwd, maar reeds na een jaar weduwe. Zij wilde niet hertrouwen en trad daarom in het klooster bij de basilica van de heilige Petros. Na enkele jaren kreeg zij borstkanker en leed gruwelijke pijnen. Zij leefde voortdurend in ontzettende angst en kon het donker niet verdragen. Daarom mochten bij haar in de cel ‘s nachts altijd twee kaarsen branden. Tenslotte verscheen haar de heilige Petros die haar beloofde dat zij spoedig van haar lijden bevrijd zou worden. Drie dagen later is zij gestorven in 546.
De heilige monnik Placidua, die als kind naar het klooster van de heilige Benedictus was gebracht. Hij werd eens gered uit de snel-stromende rivier door de monnik Maurus na de roep van de heilige Benedictus, waarbij Maurus‚ zonder dat hij het merkte, over het water had gelopen.
Ook nog op deze dag de heilige martelaren Palmatius met zijn medemartelaren te Trier gedood tijdens de vervolging van Diokletiaan; en Thraseas, bisschop van Eumenia, die te Smyma zijn lijden heeft ondergaan.
Eveneens op deze dag de heilige Antoninus, bisschop van Meaux, 4e eeuw; Attilanus, bisschop van Zámora; Charitina, een prinses uit Litauen, werd hegoumena in het Petros en Paulosklooster bij Novgorod. Zij is gestorven in 1281; Disclianus (Divitianus), bisschop van Soissons, 3e eeuw; Enimia, maagd te Lozère; Hiëronymus, bisschop van Nevers, 9e eeuw; Kosmas, hegoumen van het Sagarisklooster in Bithynië; en Marcellinus, bisschop van Ravenna.
Door de gebeden van deze en al Uw heiligen, Heer Jezus Christus onze God, ontferm U over ons en red ons. Amen.
teksten samengesteld door archimandriet Adriaan – eeuwige gedachtenis !
illustraties door matj. Johanna – eeuwige gedachtenis !
overgenomen met toestemming van het klooster St. Jan de Voorloper in Den Haag.