Heiligen van de dag
- Dit evenement is voorbij.
Heiligen van de dag
20 februari, 2021
De heilige Leo, bisschop van Catania (Sicilië), was afkomstig uit Ravenna, maar bisschop op Sicilië. Naast zijn pastorale werk heeft hij daar de kerk doen bouwen ter ere van de heilige Lucia, waar hij ook begraven is. Onder de bevolking leefden veel resten van het heidendom, en een oude heidense tempel speelde nog steeds een belangrijke rol in allerlei bijgelovige praktijken. Leo ging naar die plaats om te bidden en tegelijk ontstond er een aardbeving die de tempel volkomen ineen deed storten. Op dat ogenblik waren allen overtuigd, maar om te verhinderen dat in de toekomst de oude gewoonte weer de kop zou opsteken, bouwde hij op die plek van de stenen een kerk. Ook andere wonderen geschiedden op zijn gebed, en veel zieken werden genezen. Hij is gestorven rond 785.
De heilige Agathon, paus van het oude Rome, van 679 tot 682. Hij was uit rijke ouders geboren, maar na hun dood verdeelde hij heel zijn vermogen onder de armen en werd monnik, waarbij hij zich onderscheidde door de strengheid van zijn leven. Hij trok daardoor zozeer de aandacht dat hij tot bisschop van Rome werd gekozen. Zijn bestuur viel samen met het oecumenisch concilie van 680 tegen de monotheleten.
De heilige Bessarion was een van de grote woestijnvaders die in het Vadersboek beschreven staan. Van hem wordt verhaald hoe hij eens 40 dagen en nachten tussen scherpe doornstruiken was gaan staan om zijn slaperigheid te overwinnen. En wanneer hij sliep ging hij zelfs niet liggen om het gemakkelijker te hebben: hij sliep staande en soms zittend. Hij had geen woonplaats maar trok rond door onbewoonde streken. Ook als hij een klooster bezocht, sliep hij buiten, steeds klagend over de rijkdommen die hij verloren had. Hij bedoelde daarmee de hemelse goederen, die hij verloren had door de zonde. Hij was nauwelijks gekleed gen had verder totaal niets bij zich. Zo behoorde hij tot de geweldenaars, waarover Christus sprak, die het Koninkrijk in bezit nemen. Dit kwam tot uiting in de gave van wonderen, welke hem was verleend. Hij deed water vloeien uit een rots toen hij erop sloeg, en een langdurige droogte nam een einde toen hij om regen gebeden had. Hij leefde eind 4e en begin 5e eeuw.
Toen eens een broeder die een fout had begaan, door de priester de kerk werd uitgestuurd, stond abba Bessarion op en ging met hem mee, zeggend: ‘lk ben immers ook een zondaar’. Het laatste woord dat van hem opgetekend werd toen hij stervende was, luidde: ‘De monnik moet zijn zoals de cherubijnen en serafijnen: geheel en al oog’. Dit had hij ook ten uitvoer gebracht in zijn leven. Hij was vrij van alle gejaagdheid en zorg en zwierf rond als een dier van het veld, zonder acht te slaan op hitte of koude. Hij trok door bergkloven in woeste streken en liep daarbij vaak verwondingen op. Ook maakte hij uitgestrekte tochten door de zandwoestijn en kwam in de kloosters aan als een schipbreukeling die niet wist waar hij aan land spoelde.
De heilige Sadok (Sadoth) was de opvolger van de heilige Simeon (gedood in 341), als bisschop van Seleucië en Ktesifon in Perzië. Het was de voornaamste bisschopszetel van het land, maar daardoor ook het meest blootgesteld aan de vervolging van Sapor. Toen het geweld tegen de christenen weer opvlamde, trok Sadok zich terug in een schuilplaats buiten de stad, maar hij bleef in nauw contact met de gelovigen die aan hem waren toevertrouwd. Hij wilde zich niet onttrekken aan het gevaar, maar wachtte tot hij een duidelijk teken had ontvangen.
Dit gebeurde weldra. Aan zijn priesters en diakens vertelde hij over een droom, waarin hij een ladder zag die tot de hemel reikte, en bovenaan de ladder stond de heilige Simeon die hem wenkte en zei: ‘Gisteren ik, heden gij’. Daaruit begreep hij dat hij binnenkort eveneens de marteldood zou moeten ondergaan. En hij spoorde allen aan om zich tot het uiterste in te zetten voor hun mensen en de nog resterende tijd zo goed mogelijk te gebruiken, zodat ze de dood tegemoet konden gaan als ware dienaren van Jezus Christus, en de hoop mochten koesteren deel te krijgen aan het hemels erfdeel.
Het duurde dan ook niet lang of met nog meer dan 120 anderen werd ook Sadok gevangen genomen. Gedurende vijf maanden werden zij op allerlei wijzen mishandeld, driemaal opnieuw werden zij uit de gevangenis gehaald om de pijnbank te ondergaan. Tijdens de gruwelijke folteringen riepen de beulen hen toe om de zon en het vuur als goddelijk te vereren. Zij weigerden dit en Sadok riep uit aller naam: ‘Wij aanbidden slechts één God, de Schepper van hemel en aarde. De zon is het werk van Zijn handen en Hij heeft die geschapen om de mens van dienst te zijn. Hoe zouden wij die dan als goddelijk kunnen vereren? Ge kunt ons het leven ontnemen, maar wij zijn niet bang om het te verliezen. Wat verwacht ge immers zelf? Ge zult toch ontwijfelbaar sterven?’ En toen riepen alle martelaren vol vreugde uit: ‘Wij sterven niet, wij zullen leven en in eeuwigheid heersen met God en met Jezus Christus, Zijn Zoon. Waarom zouden we dan de koning gehoorzamen en de zon aanbidden?’ Toen werden zij twee aan twee aan elkaar geboeid en naar het executieveld gevoerd. Zij bleven zingen, en tenslotte werden allen onthoofd, in 343.
De heilige Cornelios was monnik van het Holenklooster in Pskov, en vanaf 1529 abt. Hij deed missiewerk in het naburige Letland, waar hij veel inwoners doopte, en hij bouwde kerken in de daar gelegen stad Neuhausen. Omdat het klooster in een gevaarlijk grensgebied gelegen was, omgaf hij het met een zware ringmuur. Toen hij dit aan lwan de Verschrikkelijke meedeelde, dacht deze een ogenblik dat het om een tegen Rusland gerichte samenzwering ging, en in blinde razernij sloeg hij Cornelios neer, evenals de geleerde monnik Bassianos‚ die hem vergezelde. Direct daarna begreep lwan de fout die hij gemaakt had, maar het was te laat, en hij kon niets anders meer doen dan het dode lichaam met veel praal naar het klooster terugbrengen en daar een kostbaar grafmonument stichten, in 1570.
De heilige Tyrannios, bisschop vanTyros. Eusebios, de beroemde geschiedschrijver uit de vierde eeuw, was getuige hoe hij gemarteld werd, samen met vele andere christenen uit Egypte, die zich in Paiestina en Tyros hadden gevestigd. Nadat zij gegeseld waren, wierp men hen voor de wilde dieren, maar geen luipaarden, beren, wilde zwijnen noch opgehitste stieren wilden hen aanraken, terwijl ze zich wel wierpen op de bewakers die de arena binnendrongen om ze aan te drijven.
Dit gebeurde niet slechts eens, maar herhaalde malen. Soms renden ze in op de groep martelaren, maar midden in hun ren werden ze plotseling tegengehouden, tot uiterste verbazing van de toeschouwers. Daarna werden ze met vuur, met het zwaard of op de pijnbank omgebracht op verschillende tijdstippen tussen 304 en 310, tijdens de vervolging van Diokletiaan. Onder hen waren nog de bisschoppen Silvanos, Peleos en Nilos, en de priester Zenobios.
De heilige Eucherius, bisschop van Orléans. Hij was geboren in een van de adellijke families van die stad, en terwijl zij dit kind in haar schoot droeg, offerde zijn moeder hem iedere dag aan de Heer. Na zijn geboorte deden zijn ouders die gelofte gestand, en zij stelden alles in het werk om hem een godsdienstige opvoeding te geven. Hij was de knapste onder al zijn kameraden en verdiepte zich steeds meer in de Heilige Schrift, vooral in de brieven van Paulos. Daardoor ontwaakte in hem een verlangen om zich geheel aan het geestelijk leven te wijden, en hij trok zich terug in de afgelegen abdij van Jumièges in Normandië, in het jaar 714.
Hij kon zich slechts zes jaar wijden aan deze innerlijke rust. Toen stierf zijn oom, de bisschop van Orleans. en heel het volk, met de priesters, richtte zich tot Karel Martel, de hofmeier, om Eucherius tot diens opvolger te laten wijden. Dit plan werd doorgevoerd, ondanks alle tegenstand van Eucherius, en in 721 werd hij gewijd. Toen legde hij alle verslagenheid af, stelde heel zijn vertrouwen op de hemelse herder, en zette zich aan het werk om Zijn kerk te dienen.
Met onvermoeibare ijver wijdde hij zich aan het onderricht van het volk en aan de bestrijding van de ingeslopen misbruiken. Maar dat deed hij met zulk een gloed van liefde dat allen hem liefhadden, zelfs wanneer ze werden berispt. Toen hij echter optrad tegen Karel Martel, die de kerkgoederen in beslag nam om de oorlog te bekostigen en zijn officieren te belonen, behandelde deze hem als een rebel en zond hem in ballingschap naar Keulen. Daar won hij aller harten door zijn vroomheid en vriendelijkheid. Karel Martel werd beducht voor zijn populariteit en deed hem overbrengen naar het kasteel van de Haspengouw, in het gebied van Luik, waar het schaars bevolkt was.
Maar ook daar won hij aller harten. Robert, de bestuurder van het gebied, belastte hem met de armenzorg en stond hem toe zich terug te trekken in de abdij van Saint-Trond. Daar is Eucherius gestorven in 743.
De heilige Olcan, bisschop van Derkan in Ierland. Zijn moeder was een Engelse die in Ierland getrouwd was. Toen zij hoogzwanger was, bereikte haar het bericht dat haar man gestorven was. Zij viel bewusteloos neer zonder verder enig levensteken te geven, zodat zij nogal haastig begraven werd: ze had daar immers in het geheel geen familie. Een edelman die de volgende dag langs het graf kwam, hoorde een baby huilen. Hij opende het graf en vond een kind liggen bij de dode moeder.
Het gevonden jongetje werd door hem opgevoed en later aan de bisschop toevertrouwd. Olcan werd niet alleen priester, maar volbracht zijn werk zo goed dat hij bisschop werd gewijd, wat wel iets wil zeggen in een tijd dat de meeste bisschoppen een adellijke afstamming bezaten. Het was in de tijd van de heilige Patrick, een geweldige persoonlijkheid die de hele geschiedenis van Ierland diepgaand beïnvloed heeft. Deze had eens zijn vloek uitgesproken over Saran, een heidens stamhoofd die hem uit zijn bisdom verdreven had en vele kerken had verwoest.
Deze Saran trok nu op tegen het bisdom Derkan en had na een voor hem succesvolle slag vele krijgsgevangenen gemaakt en hij stond op het punt ze te vermoorden of als slaven te verkopen. Olcan trok in bisschopsgewaad naar hem toe in de hoop dat de heidenen toch ontzag zouden hebben voor zijn geestelijk ambt, en het gelukte hem inderdaad de ruwe Saran te benaderen. Hij smeekte hem de gevangenen te sparen en Saran antwoordde hem dat hij dat inderdaad zou doen wanneer Olcan de vloek van de heilige Patrick ongedaan zou maken en hem het eeuwige leven zou beloven. En toen Olcan aarzelde, gaf Saran opdracht met een algehele slachtpartij te beginnen. Daarop gaf Olcan toe en doopte Saran ter plaatse.
De heilige Patrick was woedend toen hij hoorde dat het heilig Sacrament was toegediend aan zulk een tiran, zonder berouw en zonder onderricht. Intussen was Olcan naar hem op weg en hij ontmoette hem in diens reiswagen. Olcan viel op de knieën en smeekte om vergeving, maar de heilige Patrick wendde slechts het hoofd af. Toen wierp Olcan zich dwars over de weg voor de paarden en de voerman hield stil. De heethoofdige heilige gaf bevel de zweep over de paarden te leggen, maar de voerman durfde niet een bisschop te overrijden. Toen gaf de heilige Patrick Olcan een uitbrander en schonk hem tenslotte vergiffenis. Dit alles gebeurde in het begin van de 6e eeuw.
De heilige Eleutherius, bisschop van Doornik. In de stad was reeds het Evangelie gepredikt door de heilige Piatus in 287, maar in de volgende eeuwen werd er nog steeds veel martelaarsbloed vergoten. Eerst hadden de Vandalen er huis gehouden, later kwam Doornik in bezit van de Franken.
In 456 werd daar Eleutherius geboren in een pas bekeerd adellijk gezin, waar men zich bijzonder toelegde op het steunen van armen en zieken. Toen koning Clovis in 484 een grote krijgstocht ondernomen had, maakte de heidense stadsbestuurder van de gelegenheid gebruik om alle christenen uit de stad te verdrijven en hun bezittingen in beslag te nemen. Zij vonden een toevluchtsoord een paar uur gaans naar het zuiden, waar ze een kerk bouwden en een soort kolonie stichtten, die snel uitgroeide tot een stadje: Blandain. Het inwoneraantal werd zo groot dat er een bisschop nodig was, en nadat de eerstgekozene bijna direct gestorven was, vroegen de gelovigen om Eleutherius. Hij werd naar Rome gezonden en daar in 487 tot bisschop gewijd, hoewel hij pas dertig jaar oud was.
Bij zijn terugkomst kreeg hij, terwijl hij ‘s nachts in zijn eenzame cel aan het bidden was, plotseling bezoek van de dochter van de stadsbestuurder, die al sinds lang hevig op hem verliefd was, en zij poogde hem over te halen zijn ambt in de steek te laten en met haar te leven. Toen hij weigerde, greep zij zich aan zijn kleren vast, maar zoals eens Jozef in Egypte, rukte de jonge bisschop zich los uit zijn kleed en vluchtte naar buiten. Het meisje had zich echter zo opgewonden dat zij stierf aan een hartverlamming en begraven werd.
Toen kwam Eleutherius terug en beloofde haar vader dat hij zijn dochter zou terugkrijgen wanneer hij christen zou worden. Dit gebeurde inderdaad, maar toen de vader zijn belofte schond, brak er pest uit in de stad. Dit werd toegeschreven aan een vervloeking door Eleutherius, die daarom gegrepen werd, hevig afgeranseld en in de gevangenis geworpen. Maar omdat de cipier bang was om zulk een machtige persoonlijkheid vast te houden, liet hij hem naar zijn kudde terugkeren.
De pest zette hevig door en verspreidde zulk een schrik onder de inwoners dat allen die nog niet ziek waren de stad ontvluchtten om aan de besmetting te ontkomen. De diep vernederde gouverneur kwam nu naar de bisschop, en na behoorlijk onderricht en een tijd van vasten als voorbereiding werd hij gedoopt, waarna Eleutherius op 22 september zijn feestelijke intocht hield in de stad. Dit wordt nog jaarlijks op die dag gevierd. Hij sloopte de Apollo-tempel en de andere afgodische bidplaatsen, en begon een reeks vlammende predikaties die een diepe indruk maakten op het volk. Toen Pinksteren aanbrak werden 11000 inwoners gedoopt.
Er mocht echter geen blijvende vreugde zijn, want de door de Gothen aangebrachte ariaanse ketterij vond in deze pasbekeerden een vruchtbare grond. Eleutherius ging hier met grote welsprekendheid tegenin, zodat een kleine groep fanatieke tegenstanders zozeer geprikkeld werd dat zij hem overvielen en deerlijk verwondden. Vijf weken later bezweek hij aan de opgelopen kwetsuren, op 20 februari 531. Hij werd begraven in de door zijn vader gebouwde kerk in Blandain, maar bleef de patroon van Doornik.
De heilige Mildred, abdis van Minster op het eiland Thanet, waarvan haar moeder Domneva de eerste abdis was geweest. Zij was opgevoed in de abdij van Chelles in Frankrijk, waar de abdis al haar overredingskracht had ingespannen om Mildred uit te huwelijken aan een van haar verwanten. Maar
Mildred had zich teweer gesteld en was naar huis teruggegaan. Haar moeder droeg toen het bestuur van Minster aan haar over, waar inmiddels 70 monialen leefden.
Over haar verdere leven is niets feitelijks bekend, maar zij genoot onder de christenen van toen en later een geweldige populariteit, zodat zij een van de beroemdste Engelse heiligen geworden is. Zij is overleden aan een langdurige, pijnlijke ziekte, tegen het einde van de 7e eeuw.
Ook nog op deze dag de heilige martelaren: Didymos, Nemesios en Potamios, die geleden hebben op Cyprus; en Eleutherios, bisschop van Constantinopel.
Eveneens op deze dag de heilige Plotinos en Anianos, monniken; Kindeas, bisschop van Pisidië in Azië; Agathon van het Holenklooster, 13e eeuw; en Dionissios, bisschop van Rome, 259-274.
Door de gebeden van deze en al Uw heiligen, Heer Jezus Christus onze God, ontferm U over ons en red ons. Amen.
teksten samengesteld door archimandriet Adriaan – eeuwige gedachtenis !
illustraties door matj. Johanna – eeuwige gedachtenis !
overgenomen met toestemming van het klooster St. Jan de Voorloper in Den Haag.