Heiligen van de dag

Laden Evenementen

« Alle Evenementen

  • Dit evenement is voorbij.

Heiligen van de dag

2 oktober

De heilige hiëromartelaar Kyprianos met de maagd-martelares Justina. Kyprianos was een rijke inwoner van Antiochië ten tijde van keizer Decius (rond 250). Hij was filosofisch geschoold en had een bijzondere interesse voor magische praktijken. Justa was de dochter van een afgodspriester, en was getroffen door de prediking van de diaken Praülios. Zij geloofde met zulk een vurig enthousiasme dat zij ook haar ouders overtuigde, en alle drie werden gedoopt door de bisschop Optatos. Daarna wijdde Justa zich aan het ascetische leven in maagdelijkheid.
Een jonge heiden werd op haar verliefd en hij bestelde bij Kyprianos een liefdesdrank, die Justa gewillig moest maken. Toen alle recepten en duivelsaanroepingen uit de zo hoog geschatte magische boeken zonder uitwerking bleven, begon hij aan de afgoden te twijfelen, en door gesprekken met Justa werd hij van de waarheid overtuigd. Hij liet zich dopen door bisschop Anthimos, waarbij hij zijn kostbare manuscripten in het openbaar verbrandde. Na verloop van tijd werd de ontwikkelde Kyprianos zelf bisschop gewijd (en daarom soms verward met bisschop Kyprianos van Karthago). Daarna wijdde hij Justa tot diakones, waarbij zij de naam Justina ontving en zij hielp hem bij het missiewerk. Tijdens de vervolging van Decius werden zij samen gearresteerd, naar Damaskus overgebracht om ver van hun woonplaats, waar zij te populair waren, gemarteld te worden; en tenslotte in Nikomedië, in aanwezigheid van de keizer onthoofd.

De heilige Kyprianos, de wonderdoener van Suzdal‚ Dwaas om Christus. Hij deed ascese op een eilandje in de monding van de Uwot, gouvernement Wladimir. Daar is hij gestorven in 1622. Bij zijn graf ontstond een klooster dat zijn naam draagt.

De heilige martelaar-vorsten David en Konstantijn van Grusië. Zij werden in 730 door de Arabische kalief gevangen genomen en na vele martelingen verdronken in de Rion-rivier. Hun relieken bevinden zich in de stad Kutais.

De heilige Andreas, Dwaas om Christus, was de Slavische knecht van een inwoner van Konstantinopel in het begin van de 10e eeuw. Toen hij een nacht in gebed was in de Blachernakerk, waar zich het kleed van de heilige Moeder Gods bevond, viel hem het visioen ten deel van de biddende Maagd Maria, die haar schouderdoek uitbreidde over het volk van de stad. De gedachtenis hiervan wordt op de 1e oktober gevierd.

De heilige Gregorius, nieuwe martelaar. Hij was een zadelmaker te Filadelfia in Klein-Azië. Hij moest voor de rechtbank verschijnen toen hij niet in staat was een veel te hoge boete te betalen. Om zich uit de moeilijkheden te redden verklaarde hij toen moslim te zijn. Reeds na enkele dagen drong het tot hem door dat hij Christus verloochend had, en hij verviel in onstilbaar verdriet. Zoals bijna gewoonte was in dergelijke gevallen, ging hij naar de Athos, die min of meer als vrijplaats werd beschouwd, om door een leven van zware ascese boete te doen.
Zijn geweten liet hem echter niet met rust, en met zegen van zijn geestelijke vader, keerde hij naar zijn woonplaats terug om door openlijke belijdenis zijn verraad uit te delgen. Hij werd terstond gevangen genomen, waarbij hij standvastig bleef te midden van voortdurende folteringen. Acht dagen later werd hij onthoofd, in het jaar 1794.

De heilige Grootmartelaar Theodoros Gavra. Theodoros de zoon van de bestuurder van Atran in Chaldea (Pontus), – een streek die in de elfde eeuw voortdurend bedreigd werd door invallende Arabieren – toonde als legeraanvoerder bijzondere moed in deze gevechten maar toen de invallende troepen zich met elkander hadden verbonden, viel hij in hun handen en werd gevangen genomen. De sjeik bewonderde hem om zijn moed en beloofde hem een erepost wanneer hij tot de islam zou overgaan. Theodoros riep toen uit dat niets zou kunnen scheiden van de liefde van Christus en dat lijden voor Diens Naam de grootste eer was die hem ten deel zou kunnen vallen. Hij werd toen aan steeds wredere martelingen onderworpen en ten slotte, nog levend, verbrand waarbij hij de lofzang der Drie Jongelingen zong. Om die ontembare moed te eren liet de Arabische generaal de schedel vatten in een gouden schrijn, die later naar Trapezunt is gebracht en daar vele wonderen tot stand bracht.

De heilige Leudomer (Leumer, Lomer), bisschop van Châlons-sur- Marne, opvolger van zijn broer de heilige Elaphius. Zij waren edellieden‚ afkomstig uit Limoges. De broers waren bijzonder op elkaar gesteld, en toen Elaphius in 565 tot bisschop van Châlons werd aangewezen, schonken zij hun gezamenlijk erfdeel aan de kerk van die stad, en Leudomer ging mee om zijn broer in alles te helpen. 15 jaar later stierf Elaphius in 580; toen werd Leudomer tot zijn opvolger gekozen. Hij bestuurde het diocees tot aan zijn dood in 585.

De heilige Serenus, uit een adellijke familie te Metz, was in zijn jeugd als krijgsgevangene verkocht om dienst te doen als koeherder. Hij sloot vriendschap met de zoon van graaf Boso, zijn eigenaar, en zag daardoor kans de gewone schoolstudie te volgen. Later trok Serenus naar Rome en werd daar priester gewijd. Samen met de heilige Eligius kwam hij weer in Frankrijk; daar bouwde hij te Celle een kapel voor de meegebrachte relieken van de heilige Fabianus en Sebastianus, en daar bleef hij ook tot aan zijn dood in 650.

De heilige Eleutherios en zijn mede-martelaren. Eleutherios was een christen soldaat en met verschillende andere christenen werd hij beschuldigd van brandstichting in het keizerlijk paleis te Nikomedië. Zij werden op verschillende manieren ter dood gebracht in 303.

De heilige Modestus, hypodiaken van Sardinië, in Rome na vele folteringen in het vuur gedood onder Diokletiaan. Zijn relieken bevinden zich in de naar hem genoemde kerk te Beneventum.

De heilige Leodegar (Leger), 616 – 679, en zijn broeder Gerinus, die door de wraakzucht van Ebroin eveneens ter dood was gebracht en daarom in Frankrijk als martelaar wordt vereerd. Leodegar, van vorstelijke afkomst, was van jongsaf bestemd voor een kerkelijke loopbaan. Op 20-jarige leeftijd was hij diaken bij zijn oom, de bisschop van Poitiers, en toen hij 35 jaar oud was, werd hij aangesteld tot abt van het klooster van de heilige Maxentius aldaar. Hij was een bekend geleerde, vooral op juridisch gebied, en docent van canoniek recht. Ook het klooster bestuurde hij op strikte en tegelijk verstandige wijze.
In 663 werd hij bisschop van Autun, dat verscheurd was door partijschappen ten gevolge van de opvolgingsstrijd om de zetel. De ene kandidaat had de andere laten vermoorden, en zo zichzelf ook uitgesloten. Met militaire macht werd toen Leodegar aan het hoofd van het diocees gesteld omdat hij het vermogen had vertoond op zeer strikte wijze het recht te handhaven. Hij wist weer geregelde toestanden te scheppen, bouwde een gasthuis en herstelde de kathedraal. Tegelijk speelde hij een belangrijke rol bij het bestuur van koningin-regentes Bathilde.
Zijn politieke bezigheden werden hem later noodlottig toen hij deel uitmaakte van de strijdende partijen om de troon. Autun werd belegerd en na bloedig verzet ingenomen. Leodegar trad de vijanden tegemoet, werd gevangen genomen en hem werden de ogen uitgestoken terwijl hij zich niet liet binden en onafgebroken psalmen en lofliederen zong. Daarna werd hij in goedgunstige gevangenschap gehouden tot hij, naar aanleiding van een nieuwe samenzwering, samen met zijn broer gemarteld werd, waarbij hem de lippen en een stuk van de tong werden afgesneden. Zijn broer werd gestenigd maar Leodegar werd door Hermenar, de nieuw benoemde bisschop van Autun, verpleegd en naar de monialen van Fécamp gezonden, waar hij goed verzorgd werd. Hij herkreeg volledig het gebruik van zijn tong, hoe geschonden hij er ook uitzag. Hij predikte weer even vloeiend als vroeger en vierde dagelijks de heilige Liturgie. In een brief troost hij zijn moeder over haar moeilijke omstandigheden nu zij gedwongen in een klooster was geplaatst, en over het verlies van haar zoon. Hij vermeldde zijn eigen blindheid en verminking, maar uitte geen enkele klacht.
Twee jaar later werd Leodegar voor het bisschopsconcilie te Marly (bij Parijs) gedaagd en schuldig bevonden aan samenzwering tegen de koning, al had hij geen rechtstreekse verantwoordelijkheid voor de moord gedragen. Zijn bisschopsgewaad werd van hem afgescheurd en hem werd het recht ontzegd om nog te celebreren. De hofmeier Ebroin, die al zijn vorige folteringen had veroorzaakt, veroordeelde hem nu ter dood. De intendant van het paleis te Atrecht kreeg de opdracht het vonnis ten uitvoer te brengen. Het viel hem zwaar, maar de heilige bisschop troostte zijn onstuitbaar wenende vrouw en zei dat zij onschuldig was aan zijn dood. Wel vroeg hij zijn lichaam met respect te behandelen, dan zou de hemel haar zegenen. Hij was nu 62 jaar.
Vier knechten namen Leodegar mee in het woud en zagen uit naar een put waarin zij het lichaam zouden kunnen werpen. Drie van hen knielden neer om vergiffenis te vragen. De bisschop knielde en boog zijn nek. De vierde knecht sloeg hem het hoofd af, en toen het lichaam in geknielde houding overeind bleef, trapte hij het omver. Later werd hij zodanig door wroeging verteerd dat hij het verstand verloor. Hij struikelde, viel in een vuur, en liep zulke brandwonden op dat hij eraan stierf. Men kan zich afvragen of iemand, die zozeer in het politieke leven verwikkeld vaas, wel een heilige kan zijn. Feit is dat tijdens zijn deelname aan de regering van koningin Bathilde, het land een ongekende periode van vrede en welvaart beleefde, en dat het niet onterecht was dat hij zich verzette tegen de kuiperijen van de misdadige Ebroin die op niets ontziende wijze aan de macht zocht te komen.

Ook nog op deze dag de heilige martelaren Melar, 8e eeuw; en Primus, Kyrillos en Secundarius‚ ter dood gebracht in Antiochië.

Eveneens op deze dag de heilige monnik Theofilos de Belijder, die onder Leo de Isauriër, omwille van het vereren der iconen, wreed gefolterd, en daarna in ballingschap gestorven is; Anna, de vrome vorstin van Kasjin in Rusland, en later schema-non, gestorven in 1338; Damaris, de eerste vrouw die zich bekeerd had door de prediking van de heilige apostel Paulos in Athene (Hnd. 18: 34); Kassianos , monnik van Oeglitsj, 1504; en Scarlberga, echtgenote van de heilige Arnold, ter dood gebracht in Les Yvelines.

Door de gebeden van deze en al Uw heiligen, Heer Jezus Christus onze God, ontferm U over ons en red ons. Amen.

teksten samengesteld door archimandriet Adriaan – eeuwige gedachtenis !
illustraties door matj. Johanna – eeuwige gedachtenis !
overgenomen met toestemming van het klooster St. Jan de Voorloper in Den Haag.

Gegevens

Datum:
2 oktober
Evenement Categorie: