Heiligen van de dag

Laden Evenementen

« Alle Evenementen

  • Dit evenement is voorbij.

Heiligen van de dag

25 september

De heilige Pafnutios, een beroemde woestijnmonnik uit de Thebaïde, hoorde over de vele christenen die tijdens de vervolging van Diokletiaan gevangen waren genomen, en met zware boeien beladen in de kerkers versmachtten. Een aantal was niet in staat om de kwellingen te verdragen en verzaakten Christus. Pafnutios ging zich toen aangeven als christen om bij hen te zijn in de kerker, om hen te kunnen bemoedigen. Dit lukte zo goed dat de aarzelenden weer moed vatten, en samen met Pafnutios de kwellingen ondergingen en ter dood werden gebracht in 303. De heilige Pafnutios werd aan een dadelboom gespijkerd.

De heilige Eufrosyne, dochter van de heilige vorst Michaël van Tsjernigov, trad na de plotselinge dood van haar verloofde in het klooster van Suzdal. Zij wijdde zich zonder enige beperking aan de kloosterlijke gehoorzaamheid en werd later tot hegoumena gekozen. Onder haar bestuur kwam het klooster tot rijke bloei, en door haar gebed werd het klooster in 1238 tweemaal op wonderdadige wijze gered: eerst van een aanval van de Blatistam, en nog eens toen de Tataren bij de belegering van Suzdal alle kerken en kloosters verbrandden, maar het klooster van de heilige Eufrosyne ongemoeid lieten. Zij was slechts 38 jaren oud toen zij stierf in 1250.

De heilige Sergios van Radonesj, een van de meest geliefde Russische heiligen. Hij was geboren nabij Rostov in het jaar 1313. Zijn doopnaam was Bartholomeos, en als kind kon hij slecht leren, terwijl zijn beide broers veel knapper waren. Smekend bad hij dagelijks dat hij toch ook verstand zou krijgen. Eens had zijn vader hem uitgestuurd met een opdracht, en onderweg ontmoette hij een oude monnik die stond te bidden onder een boom. De jongen was gefascineerd, maakte een buiging en bleef staan wachten tot de monnik zijn gebed beëindigd had. Deze zag in zichzelf de toekomstige grootheid van dit kind. Hij riep hem bij zich, omhelsde hem en vroeg wat hij wilde. De jongen barstte uit dat hij niets liever wilde dan kunnen lezen en schrijven, en hij smeekte de monnik daarvoor voor hem te bidden. Toen hief deze zijn ogen en handen omhoog in gebed, zuchtte, bad en besloot met “Amen”. Vervolgens pakte hij eerbiedig een tasje dat hij aan zijn riem had, nam er een stukje prosfora uit, en gaf het de jongen te eten, met de woorden: “Eet dit, kind, als teken van Gods genadegave voor het verstaan van de Heilige Schrift. En proef hoe zoet dat is”. En het kind antwoordde met het psalmvers: “Hoe zoet is Uw woord voor mijn gehemelte, zoeter dan honing in mijn mond”. De monnik bevestigde dit en sprak ernstig met hem over geestelijke zaken.
Bartholomeos smeekte hem mee te komen naar zijn huis, waar hij gastvrij zou worden ontvangen. Hij ging dus mee en werd eerbiedig begroet. De ouders nodigden hem aan tafel maar hij zei dat ze eerst samen zouden bidden. Zij gingen dus naar de iconenhoek; de monnik zei het openingsgebed en vroeg Bartholomeos de psalmen te lezen. De jongen zei dat hij niet kon lezen, maar de ander drong aan en gaf hem de zegen. Toen las de jongen met uitstekende klemtonen, of hij nooit iets anders gedaan had, en van dit ogenblik af kon hij alles lezen, zodat allen God verheerlijkten. De monnik zei nog dat deze jongen groot zou zijn voor God en de mensen, dat hij een geestelijk leidsman zou worden, dat hij een woonplaats zou zijn van de heilige Drie-eenheid. Toen verdween hij uit hun ogen zodat men zei dat het een engel was geweest. Van nu af bleek welk een briljant verstand Bartholomeos bezat, en zijn studieresultaten overtroffen die van al zijn leeftijdsgenoten.
De jongen leidde een ingetogen leven, en hij was nog geen 12 jaar oud toen hij streng begon te vasten, tot verontrusting van zijn ouders, maar hij wist hen gerust te stellen. In deze tijd verhuisde het gezin ook naar Radonesj. Zijn broers stichtten een gezin, maar Bartholomeos wilde monnik worden. De ouders waren intussen oud en zwak geworden en zij smeekten dat hij bij hen zou blijven om voor hen te zorgen. Dit deed hij tot zij in hun laatste jaren zelf in het klooster gingen, waar zij stierven. Intussen was ook de vrouw van zijn broer Stefan gestorven.
Nu trok hij samen met zijn broer Stefan weg van huis, en zij zochten een verblijfplaats in het dichte woud van Radonesj, met als enige gezelschap de wilde dieren (waaronder grote beren), ten prooi aan de felle koude van de Russische winter, en vaak op het randje van de hongerdood. Maar zij bouwden een hut en een kerkje dat toegewijd werd aan de heilige Drie-eenheid, volgens het woord van de monnik-engel. Stefan kon echter de hardheid en eenzaamheid van dit leven niet verdragen. Hij ging naar Moskou in het Theofanieklooster, waar ook Alexis, de toekomstige heilige patriarch, leefde.
Bartholomeos bleef alleen in het woud en kwam tot steeds vuriger gebed. Toen hij 23 jaar oud was. werd hij door een bezoekende monnik gewijd op de 7e oktober, de feestdag van de heilige Sergios en Bakchos. Daarom kreeg de nieuwe monnik de naam Sergios. Daarna leefde hij weer verder in volstrekte eenzaamheid. Hij moest zijn vrees afleggen voor de wilde dieren die hem ‘s nachts en overdag kwamen bezoeken. Sergios sloot vriendschap met een grote beer, met wie hij zijn maaltijd deelde, en aan wie hij soms zijn laatste brood gaf zodat hij dan zelf niets te eten had, omdat hij het dier, dat in vertrouwen tot hem kwam, niet wilde teleurstellen.
Nadat hij zo twee jaar had geleefd, kwam er een twaalftal broeders die zich onder zijn leiding wilden stellen. Sergios had de eenzaamheid gezocht, maar hij stelde zich open voor Gods wil en verwelkomde hen met vreugde. Hij liet ieder een eigen cel bouwen om daar te bidden, te lezen en te mediteren, terwijl ze gezamenlijk de heilige diensten vierden in het kerkje. Zij bouwden een omheining rond hun leefgebied, er werden gastencellen gebouwd, het terrein werd van boomstobben ontdaan en omgewerkt tot een moestuin. Zo groeide er een klooster. Sergios zelf, met zijn sterke lichaam, werkte voor twee. Hij bouwde, dorste graan, bakte brood, kookte, maakte schoenen en kleding, haalde water aan de bron en bracht het aan de cellen. De nachten bracht hij biddend door, vrijwel zonder slaap, en hij leefde uitsluitend op wat brood en water. Nooit liet hij de tijd ledig voorbijgaan. Ook toen hij steeds meer werkzaamheden aan anderen moest overlaten bleef hij zelf het heilige brood bakken voor de Goddelijke Liturgie, en maakte hij zelf de kolywa voor de Gedachtenis- diensten.
Toen hun geestelijke vader, die bij hen was komen wonen, gestorven was, ging Sergios de bisschop om een hegoumen vragen. Deze maakte hem toen hegoumen, met beroep op de gehoorzaamheid, want Sergios verzette zich eerst sterk tegen dat denkbeeld. Toen werd hij in drie dagen tot subdiaken, diaken en priester gewijd, en daarna tot hegoumen benoemd. Zo werd hij teruggezonden naar zijn klooster.
De eerste jaren bleef hun groepje min of meer constant in aantal, maar op geheimvolle wijze verspreidde zich de faam van Sergios’ heiligheid en er kwamen steeds meer leerlingen die bij hem wilden blijven. ln de lange winteravonden deed de heilige Sergios, nadat zijn gebedscanon volbracht had, de ronde langs de cellen. Ieder behoorde dan te bidden of een karweitje op te knappen of te lezen, maar als hij hoorde dat men met elkaar aan het praten was, dan bonsde hij op de deur of op het raam, om te waarschuwen, en de volgende ochtend sprak hij dan weer, dringend over de monastieke plichten.
Sergios bouwde eigenhandig van ruwe boomstammen de kerk, gewijd aan de heilige Drie-eenheid, die het middelpunt zou worden van het grootste, beroemdste en rijkste klooster van geheel Rusland, de Troitski-Laura‚ waarvan het lot onverbrekelijk verbonden zou blijven met dat van de hoofdstad. Maar de eerste monniken leefden daar in bittere armoede, terwijl er zelfs vaak gebrek was aan het dagelijkse levensonderhoud. Maar Sergios verbood de monniken om ergens eten te vragen. In de kerk dienden brandende kienspanen voor de verlichting. Papier was te kostbaar, er werd geschreven op lappen berkenbast. De gewaden waren van grof linnen, het altaargerei was van hout.
Eens had Sergios sinds drie dagen geen eten meer gehad. Toen werkte hij een gehele dag bij een van de oudere monniken aan een betere toegangsweg voor diens cel, in ruil voor een stuk beschimmeld brood, want ieder had toen zijn eigen voorraad; het echte gemeenschapsleven begon eerst later, op, aanbeveling van de patriarch van Konstantinopel. Wanneer de broeders, verzwakt door de honger, begonnen te klagen, hield de heilige hun voor dat Gods genade noodzakelijk beproevingen met zich brengt, maar dat er daarna vreugde komt En inderdaad werden er drie dagen lang levensmiddelen gebracht als spontane gift van vrome leken uit de streek. Maar voordat men dan begon te eten, werd met het simandron eerst de broederschap bijeengeroepen voor een gezamenlijke dankdienst in de kerk. En op zulke ogenblikken werd de gemeenschappelijke refter gebruikt.
Dit duurde zo 15 jaar; toen begonnen er zich leken in de buurt van het kloostertje te vestigen, zodat het woud uit de omtrek verdween. Er kwam gebrek aan water en men vroeg de heilige waarom hij zijn klooster niet volgens de gewoonte bij een rivier had gebouwd. Maar hij zei dat hij geen klooster had willen stichten doch in de eenzaamheid leven, en dat Gods wil er nu een klooster van had gemaakt. Daarna ging hij met een van de broeders naar een kloof naast het klooster. Daar had zich een plas regenwater verzameld. Sergios knielde neer en bad, zegende de grond, en plotseling kwam er water uit de grond opwellen als een blijvende bron tot op de dag van vandaag.
Deze van de wereld afgesloten monnik oefende een wijde invloed uit Hij was de raadsman van de metropoliet‚ de heilige Alexis van Moskou, zowel als van vele vorsten. Hij bemiddelde bij onderlinge twisten, wist de vrede te bewaren en de onderlinge eenheid te versterken, en de heilige Sergios werd ook daardoor een weldoener voor geheel Rusland. Zijn klooster werd allereerst een middelpunt van geestelijk leven. Monniken uit de laura stichtten her en der nieuwe kloosters, waarvan vaak ook een grote uitstraling uitging. Het theologisch onderricht van de heilige Sergios over het wezen van de goddelijke Drie-eenheid in de onderlinge verbondenheid van de goddelijke Personen gaf vorm aan het geestelijk leven van het christelijk Rusland. De door een monnik van de laura, Andreas Roebljov, geschilderde icoon van de heilige Drie-eenheid is daarvan wel de meest verheven uitdrukking.
Telkens weer wordt overal in Rusland de ontmoeting uitgebeeld tussen de oude monnik en de jonge prins, Dimitri, om de zegen te ontvangen voor de wanhopige strijd tegen de Tartaren, met de voorspelling dat hij de zege zou behalen over de onuitputtelijke macht van de Aziatische horde, die als een sprinkhanenplaag over het Russische land was getrokken en slechts kaalgevreten verwoesting en ongeluk achter zich liet. Er vochten op verzoek van Dimitri zelfs twee monniken mee, vroegere bojaren‚ die een maliënkolder hadden aangetrokken over hun monnikskleed, en een van hen begon de slag door een duel met een reusachtige Tartaar. De heilige Sergios bad de hele dag in de kerk. De slag werd gewonnen op de Kulikovovlakte (bij de Don) en de prins leeft voort in de geschiedenis als de heilige Dimitri Donskoi. Het was het glorieuze begin van een strijd, die met wisselend succes zou worden gevoerd, maar die volgehouden werd totdat de macht der Tartaren gebroken was en Rusland een vrije natie werd.
De heilige Sergios bereikte een hoge leeftijd, tot hij stierf in 1392, bijna tachtig jaar oud, te midden van de klaagzangen van zijn tijdgenoten. ln 1428, werd hij door de Kerk heilig verklaard.
Zijn heilig lichaam werd het middelpunt van een steeds groeiende verering tot in de revolutie het klooster gesloten werd en het lichaam in een godlozen-museum werd geplaatst om bespot te worden. Maar toen in de Tweede Wereldoorlog de steun van het volk nodig was, werd het klooster heropend en het lichaam van de heilige Sergios teruggebracht, en het is weer het brandpunt van warme liefde als vanouds. Dag en nacht wordt er dienst gehouden, en altijd zijner nieuwe pelgrims aanwezig om hun noden en hun dank voor te leggen aan Ruslands grootste heilige.

De heilige martelaren Paulos, met zijn vrouw Tatta, en hun kinderen Sabinianos, Maximos, Rufos en Eugenios. Zij hebben in Damaskos voor Christus getuigd met hun lijden en dood.

De heilige Anacharius (Aunaire), bisschop van Auxerre, gestorven in 605. Hij was opgegroeid als schildknaap aan het hof van Bourgogne, maar hij zocht een geestelijke weg en nam daarom later zijn toevlucht bij de beroemde bisschop Siagrien van Autun, en begon daar een kerkelijke loopbaan. ln 570 werd hij tot bisschop gekozen van Auxerre, en zijn zorg was heel bijzonder gericht op de opleiding van goede priesters.

De heilige Finnbar (Barr), eerste bisschop van Cork (in het zuiden van Ierland), gestorven in 623. Hij was een der metgezellen van de heilige David. In het begin van de 7e eeuw stichtte hij een klooster bij Loch-eire. Daar kwamen zoveel leerlingen wonen dat er een stad ontstond. Toen werd Finnbar bisschop gewijd en legde zo de grondslag van het diocees Cork. Hij is gestorven in het klooster te Cloyne.

De heilige Lupus, bisschop van Lyon, 6e eeuw. Hij was opgevoed in het klooster Isle-Barbe bij Lyon, waarvan hij later ook abt geworden is. Algemeen werd er gesproken over zijn heilig leven, en toen de bisschopszetel vacant was, werd Lupus met algemene stemmen gekozen. Het was een moeilijke tijd, de stad had veel te lijden van de onophoudelijke politieke twisten. In zulke omstandigheden kon een gezaghebbend en heilig bisschop veel troost brengen en soms vrede bereiken voor het ongelukkige volk. In 538 was hij waarschijnlijk voorzitter van het Concilie van Orléans, bijeengeroepen voor het herstel van het godsdienstig leven. Enkele jaren daarna is Lupus gestorven, in elk geval vóór 542, want toen was er een opvolger.

De heilige Principius, bisschop van Soissons in de 5e eeuw. Hij was de zoon van de graaf van Laon en zijn broer was de heilige Hemigius. Zelf was hij gehuwd en had een zoon. Maar toen de heilige bisschop van Soissons, Edibius, gestorven was, werd Principius gekozen als zijn opvolger. Hij was een geleerde en onderhield een levendige briefwisseling met de Franse theologen van zijn tijd, zoals blijkt uit sommige aan hem gerichte brieven die bewaard zijn gebleven door de eeuwen heen.
De beide broeders genoten de hoge achting van het volk door de zichtbare gloed van hun geloofsleven en het geweld dat zij zichzelf aandeden door heel de kracht van hun persoonlijkheid in te zetten bij het streven naar een levenswijze die zo veel mogelijk met dat geloof overeenstemde. Alles zetten zij in voor hun eigen heiliging, voor de eer van God, en voor het heil van de aan hen toevertrouwde zielen.
Principius is gestorven in het begin van de 6e eeuw. Tijdens zijn bestuur ging Soissons eover van het Romeinse rijk naar het gezag van koning Clovis van Franrijk.

De heilige Firminus, apostel van Picardië, die te Amiens met zijn leven voor Christus getuigd heeft omstreeks 287. Hij wordt ook genoemd als eerste bisschop van Amiens.

De heilige Firminus, bisschop en martelaar, apostel van Navarre, die te Pampelona de marteldood gestorven is in het jaar 101.

De heilige Ceolfrid, abt van Wearmouth, 681-716. Hij was geboren in 647 in Northumbrië, maar hij wordt voor het eerst vermeld in 674 toen hij als medewerker van de heilige Benedictus Biscop (12 januari) met hem de abdij van Wearmouth grondvestte. In 681 werd hij diens opvolger. Ceolfrid was niet alleen een geleerde maar ook een man van daadkrachtige werkzaamheid. Onder zijn leiding werd de bibliotheek sterk uitgebreid, en hij vergrootte eveneens de bezittingen van het klooster met landerijen die hij verkreeg van koning Aldfrid. Hij zond monniken naar Rome om de positie van de abdij te bevestigen. Gedurende 26 jaar voerde hij het beheer over twee kloosters, behalve Wearmouth ook nog over een stichting in Yarrow.
De abdijschool genoot internationale bekendheid. Een van de beroemdste leerlingen is de heilige Beda. In 701 vroeg de paus om een monnik van Wearmouth te sturen om hem bij te staan bij ingewikkelde kerkelijke vraagstukken. Ceolfrid, die zich verder alleen maar met zijn monniken en zijn studies bemoeide, werd ook om advies gevraagd door Engelse vorsten. Hierover zijn brieven van hem bewaard gebleven in de kroniek van de heilige Beda. Toen hij oud werd en ziekelijk, beving hem het verlangen om te sterven in Rome, de stad der Apostelen. De monniken smeekten hem bij hen te blijven, want zij zagen dat hij te zwak was voor zulk een reis en zij waren bang dat hij onderweg zou sterven. Maar Ceolfrid liet zich niet raden en op donderdag 4 juni van het jaar 716 nam hij na het Eerste Uur afscheid van zijn treurende monniken. Ongeveer 600 monniken waren bijeen; Ceolfrid stond bij het Altaar, met het wierookvat in de handen en gaf zijn laatste zegen. Hij gaf zijn laatste toespraak tot de monniken en vermaande hen eensgezind te zijn in broederlijke liefde, strikt de Regel te volgen en volhardend hun plichten te vervullen tegenover God, en voor hem te blijven bidden.
Allen gingen met hem mee tot aan de Tyne onder psalmgezang, maar het zingen klonk gebroken door het snikken van de monniken die door droefheid werden overmand. Bij de oever aangekomen, gaf hij aan elk van de monniken de vredeskus en de zegen. Toen werd hij over de rivier gebracht door diakens met brandende kaarsen en met het gouden altaarkruis. Aan de overkant kuste Ceolfrid het kruis ten afscheid en besteeg het paard dat hem naar de kust moest brengen.
De anderen keerden naar het klooster terug, en hun eerste werk was het kiezen van een nieuwe abt. Deze vertrok onmiddellijk om Ceolfrid nog eens te zien, die nog wachtte op de komst van een schip, en zo kon hij hem nog aanbevelingsbrieven meegeven voor de paus.
Maar waar de monniken voor gevreesd hadden, gebeurde inderdaad. Terwijl het gezelschap langzaam door Frankrijk trok, en in het diocees Lyon was aangekomen, werd Ceolfrid door zulk een zwakte bevangen dat men moest halt houden, midden op het veld, en hij stierf: ze konden Langres niet eens meer bereiken. Het was intussen 25 september geworden.
Ceolfrid was 69 jaar geworden terwijl hij 47 jaar priester was geweest en 35 jaar abt. Hij werd begraven in het klooster van de tweeling- martelaren in Langres, en zijn gebeente werd later overgebracht naar Wearmouth.

Ook nog op deze dag de heilige martelaren Bardomianos, Eukarpos en nog 26 anderen in Klein-Azië; en de soldaat Herculanus, te Rome onder Antoninus.

Eveneens op deze dag de heilige Aurelia en Neomisia, maagden te Anagni; Cadoc, missionaris van Wales, 6e eeuw; Ermenfrodus, abt, gestorven rond 670; Eufrosyne en Pafnutios, monniken (zie 15 februari); Kleofas (Cleophas, Clopas, Alfeos, Alpheus), een leerling van onze Heer Jezus Christus; en Solemnius, bisschop van Chartres‚ 6e eeuw.

Door de gebeden van deze en al Uw heiligen, Heer Jezus Christus onze God, ontferm U over ons en red ons. Amen.

teksten samengesteld door archimandriet Adriaan – eeuwige gedachtenis !
illustraties door matj. Johanna – eeuwige gedachtenis !
overgenomen met toestemming van het klooster St. Jan de Voorloper in Den Haag.

Gegevens

Datum:
25 september
Evenement Categorie: