Heiligen van de dag
- Dit evenement is voorbij.
Heiligen van de dag
16 september
De heilige Eufemia, maagd, dochter van een senator in Chalcedon, ter dood gebracht in Chalcedon. Zij was gearresteerd omdat zij geweigerd had deel te nemen aan de feestelijkheden ter ere van Ares, de god van de stad. Toen zij standvastig bleef in het geloof, werd zij na verschillende folteringen voor de wilde dieren geworpen en door een beer doodgedrukt, in het jaar 304.
Samen met haar gedenken wij de heilige martelaren Viktor en Sosthenes die geweigerd hadden de heilige Eufemia te martelen. Zij werden daarom voor de wilde dieren en in het vuur geworpen. Maar zij waren na de folteringen reeds zozeer verzwakt, dat zij, na elkaar te hebben omhelsd, biddend de geest gaven.
Anderhalve eeuw later werd in de stad het grote Concilie van Chalcedon (het 4e Oecumenische Concilie, 451) gehouden, vooral om een beslissing te nemen over de leer van Eutyches die predikte dat Christus uitsluitend een goddelijke Persoon was, terwijl de Kerk steeds geleerd had dat Christus volledig God, maar evenzeer volledig mens is. Het lichaam van de beroemde heilige van de stad, Eufemia, was nog steeds geheel ongeschonden, en de vaders kwamen op de gedachte haar raad in te winnen. Haar schrijn werd geopend en in haar handen werd zowel een orthodoxe geloofsbelijdenis gelegd als een volgens Eutyches. Daarna werd de kist weer gesloten en door alle aanwezige bisschoppen verzegeld. Toen na 3 dagen de zegels verbroken werden, lag het credo van Eutyches vertrapt onder haar voeten, terwijl de andere op haar borst rustte. Deze gebeurtenis wordt gevierd op 11 juli.
De heilige martelares Sebastiana, een bekeerlinge van de heilige apostel Paulos. Zij werd onder Dometiaan gefolterd en gedood te Heraklea in Thracië, rond het jaar 90.
De heilige martelares Melitena leefde in Marcianopolis in Thracië. Tijdens de vervolging van Antoninus, tegen het jaar 160, werd zij langdurig gefolterd. Maar de steeds heftiger kwellingen doorstond zij met zulk een blijmoedige standvastigheid, terwijl er ook zulke wonderbare gebeurtenissen plaatsgrepen, dat vele heidenen, waaronder ook de vrouw van de gouverneur‚ zich tot Christus bekeerden. Zij werd daarom haastig onthoofd.
Het schip waarmee de vrome Akakios haar lichaam naar Macedonië wilde brengen, leed schipbreuk, waarna de kostbare reliek aanspoelde op het eiland Lemnos‚ waar deze nog altijd in ere gehouden wordt.
De heilige Ludmilla, de dochter van een Slavische prins, leefde in de 10e eeuw. Zij was gehuwd met de hertog van Bohemen, die daarna door de prediking van de heilige Methodios christen geworden was. Ludmilla volgde haar echtgenoot, maar spoedig daarna werd zij weduwe en bleef achter met haar twee zonen, nadat de hertog op de leeftijd van 35 jaar gestorven was. De jonge weduwe Ludmilla, was algemeen geliefd door haar vriendelijkheid en haar zorg voor de armen. Dit wekte de wraakzucht op van de nieuwe heerseres en deze liet Ludmilla wurgen door sluipmoordenaars, in de jaren rond 925. Later werd haar lichaam naar Praag overgebracht door de heilige Wenceslaus, de zoon van de moordenares. Zij is een van de beroemde patroonheiligen van het Slavische Bohemen‚ naast Wenceslaus (28 september) , Agnes (2 maart) en Prokopios (4 juli). Haar naam betekent: de lieveling van het volk.
De heilige Ninian, bisschop van Withern, in het zuiden van Schotland, begin 5e eeuw. Hij was de zoon van een christen-prins en bezat een reusachtige gestalte, zodat zijn vader er alles op zette om een krijgsheld van hem te maken. Maar Ninian wilde Christus dienen en ging daarom naar Rome om te studeren. Hij viel op door zijn intelligentie en er bestaat nog een brief van de toenmalige paus waarin deze over Ninian schrijft met zijn uitzonderlijk begrip en grote overredingskracht. Na langjarige studie werd hij bisschop gewijd en naar West-Engeland gezonden. Onderweg was hij gast van de grote Martinus van Tours, en hij kreeg arbeiders mee om in Engeland de romaanse bouwstijl in te voeren. Casa Candida (het “Witte Huis” was dan ook het eerste stenen kerkgebouw in Engeland, in Withern, op een schiereiland dat alleen vanuit het noorden toegankelijk was. Het werd tevens een van de eerste kerken, toegewijd aan de heilige Martinus, die juist in die dagen gestorven was, 397. Van daaruit is vooral het bekeringswerk verricht onder de Picten die zich in menigten lieten dopen. Toen dit werk grotendeels voltooid was, en er voldoende priesters en bisschoppen waren voor het kerkelijk leven, trok Ninian zich in Casa Candida terug om de rest van zijn dagen door te brengen in gebed. Soms verbleef hij dan een tijd in een spelonk aan de zeekust, waar hij volkomen alleen kon zijn. Het jaar van zijn sterven is niet bekend, maar het zal niet veel later zijn dan het jaar 400.
De heilige Kyprianos, metropoliet van Kiev en geheel Rusland, werd geboren in het begin van de 14e eeuw. Zijn monastieke opvoeding ontving hij in het Bulgaarse klooster Kelifarevo, onder leiding van de heilige Theodosios, een leerling van de heilige Gregorios de Sinaïet, de grote bevorderaar van het Hesychasme in de Balkanlanden. Later trok hij naar het beroemde Studionklooster in Konstantinopel, waar zijn talenten werden opgemerkt door de heilige patriarch Filotheos. Deze nam hem bij zich als cellenmonnik.
Nadat de patriarch in 1354 afstand had gedaan, gingen zij samen naar de Athos. Daar wijdde Kyprianos zich aan het innerlijk gebed en aan de studie. Hij vertaalde de vaders en de liturgische boeken in het Slavisch, volgens de opdracht van hegoumen Theodosios. Zelf schreef hij, aan de hand van zijn diepgaande studies, verschillende werken die grote invloed hebben gehad op de verbreiding van het Hesychasme in de Slavische wereld.
Toen de heilige Filotheos toch weer teruggeroepen werd om patriarch te zijn, nam hij opnieuw Kyprianos mee, maar zond hem als metropoliet naar Kiev. Daar werkte hij met hart en ziel aan de eenheid van de Kerk, en aan de versterking van het geestelijk leven, vooral door zijn eigen inspirerend voorbeeld. Hij bouwde ook een van de grote kerken van Kiev, ter ere van de Drie Hiërarchen. Na een bestuur van 30 jaar is hij in vrede ontslapen in het jaar 1406. Zijn wonderwerkende relieken bevinden zich in de kerk van de Ontslaping in Moskou.
De heilige Prokopios, een priester uit Bohemen‚ heeft veel gedaan voor de bekering der toen nog barbaarse Tsjechen. Hij stichtte aan de Sasava-rivier een klooster ter ere van de heilige Johannes de Doper, waar hij in 1053 gestorven is. (zie ook 1 april)
De heilige martelaar Kyprianos, bisschop van Carthago, waar hij rond 205 geboren was uit rijke, heidense ouders. Na briljante studies vestigde hij zich als spraakleraar, rhetor, en zowel om zijn talenten als zijn edel karakter genoot hij een grote roep. Hij was reeds voorbij de middelbare leeftijd toen hij in aanraking kwam met Cecilios‚ een eerbiedwaardige christen-priester. Door hem leerde hij de grote waarheden kennen van het christelijk geloof, en dat vervulde hem met onzekerheid.
Zelf schrijft hij hierover: “lk bevond mij in het donker, geslingerd op een door storm opgezweepte zee, geheel vervreemd van het licht, en geen plek waar mijn voeten vaste grond konden vinden. Wat me over het nieuwe leven verteld was, scheen me zo hard en onuitvoerbaar: de mens zou opnieuw geboren moeten worden, zijn vroegere zelf van zich wegwerpen. Terwijl hij lichamelijk dezelfde zou blijven, zou hij in zijn ziel en levenshouding een ander mens worden. Hoe zou zoiets mogelijk kunnen zijn? Zo bleef ik mij verstrikken in de dwalingen van mijn vroeger leven, gaf mij over aan de zonden waaraan ik gewend was, en gaf voedsel aan het kwaad in mijn ziel alsof het behoorde tot mijn eigen natuur. Maar toen ik eindelijk het vuil van mijn vroeger leven had weggewassen in het bad der wedergeboorte, kwam er vanuit den hoge een stroom van licht dat een hart overstraalde dat nu bevrijd was van schuld, en rein en doorzichtig was geworden. Toen ik de levenslucht uit de hemel inademde, werd ik in een nieuwe mens veranderd door een tweede geboorte; en wat mij eerst zo twijfelachtig had toegeschenen, werd nu een klaarblijkelijke zaak. Daardoor werd opengelegd wat eerst zo diep was toegesloten; nu werd licht wat vroeger duisternis was; nu volbracht ik met gemak wat eerst zo onuitvoerbaar scheen. Nu kon ik pas begrijpen dat ik toen ik slechts naar het vlees geboren was, onderworpen was gebleven aan de zonde maar dat het leven dat ik nu begon te leven het eerste begin was van een leven dat voortkomt uit God, omdat het ten leven gebracht wordt door de Heilige Geest.”
Toen hij dan ook in 247 christen was geworden, veroorzaakte dit algemene opschudding. Kyprianos veranderde zijn leven volkomen. Al zijn bezittingen schonk hij weg aan de armen en hij trok zich in de eenzaamheid terug om zich te wijden aan het gebed en de studie van de Heilige Schrift en de christelijke schrijvers, vooral Tertullianus. Maar reeds na korte tijd werd hij op unaniem verzoek van het volk, bij acclamatie gekozen tot bisschop van Carthago.
Maar dit algemene enthousiasme wekte helaas ook de jaloezie van sommigen op, die zich gepasseerd voelden door deze nieuweling. Een van deze priesters wijdde zelfs een diaken voor zijn kerk om te laten zien dat hij geen enkele rekening hield met de nieuwe bisschop.
Kyprianos liet zich niet opjagen en behandelde deze bittere kwesties met de grootste kalmte en gelijkmoedigheid. Hij bleef steeds vriendelijk en toonde eindeloos geduld, en zodra er maar een hand werd uitgestoken tot verzoening, schonk hij met de grootste edelmoedigheid vergeving.
De vervolging die met Decius uitbrak in 250, doofde het smeulende vuur niet uit, maar blies de vlammen juist aan. De heidenen in Carthago wilden wraak nemen voor het verraad dat Kyprianos naar hun mening had gepleegd door christen te worden, en eisten dat men hem voor de leeuwen zou werpen. Evenals de andere bisschoppen had Kyprianos zich uit de stad teruggetrokken, om de vervolgers niet extra te irriteren, daar de vervolging zicht juist op de bisschoppen en priesters richtte. Maar al gauw kwam het verwijt dat hij lafhartig op de vlucht geslagen was. Zijn later Volgens het woord van Christus zelf moeten we ons onttrekken aan de vervolgingen, maar tegelijk gereed Zijn om die te doorstaan wanneer het uur daartoe gekomen is. En Kyprianos deed alles om met zijn gelovigen in contact te blijven en leiding te geven waar dat nodig was.
Zo schreef hij ook aan de gelovigen en de priesters om zich moedig maar voorzichtig te gedragen. Wanneer ge de gevangenen bezoekt, ga er dan niet met hele groepen heen, om niet de achterdocht der heidenen te wekken, want dan zou alle bezoek verboden worden. En als ge de heilige Gaven brengt in de gevangenis, laten de priesters en diakens dat om toerbeurt doen, om dezelfde reden. En laten we vooral voor elkander bidden. Toen kwam er voorlopig een einde aan de vervolging en Kyprianos kon naar de stad terugkeren.
Ook in de houding tegenover de door de angst voor de foltering gevallenen toonde Kyprianos barmhartige gematigdheid, al was hij op het eerste gezicht geneigd geweest een strenge, consequente houding aan te nemen: “Wie Christus openlijk verloochend heeft, kan niet meer tot de Kerk behoren”. Maar later werd hij zich bewust hoe zwak mensen kunnen zijn, en ook met hoeveel bitter berouw ze hun misstap kunnen bewenen. Maar hij moest ook rekening houden met de algemene opinie onder de bisschoppen. Tegelijk was er een tegengesteld misbruik aan het opkomen. Aan de laatste woorden van martelaren, op weg naar hun executie, werd grote waarde gehecht. En wanneer zij voor een gevallene vergiffenis vroegen, dan werd die geredelijk verleend en de betreffende persoon werd weer in de gemeenschap van de Kerk opgenomen. Maar begon het een massaal verschijnsel te worden, terwijl de martelaren het niet meer als een voorbede, maar als een hun toekomend recht gingen beschouwen om de gevallenen weer in de Kerk op te nemen. Ook daartegen moest Kyprianos zich verzetten. Door zijn vastberaden, verstandige en voorzichtige houding, en door het persoonlijk prestige dat hij bij alle goedwillenden genoot, bracht hij langzamerhand de rust terug in de Kerk. Tenminste, dat scheen zo, want bij het verflauwen van de vervolging traden de onderlinge tegenstellingen met grote hevigheid aan het licht. Er was een synode nodig, in de zomer van het jaar 251, om de zaken te regelen. Vele christenen waren afvallig geworden, uit angst voor de folteringen. De meesten hadden door omkoperij een schriftelijke verklaring losgekregen dat zij geofferd hadden, zonder dit in werkelijkheid te hebben gedaan. Toen dezen nu tot de Kerk wilden terugkeren, ontstond er een grote verdeeldheid onder de christenen. De volgelingen van Felicissimus wilden hen zonder meer in de Kerk opnemen. Daar tegenover stond de partij van Novatianus‚ die hen voor altijd wilden buitensluiten. Kyprianos nam een middenpositie in: de afvalligen zouden een langdurige boete moeten doen, maar als de vervolging weer uitbrak zouden ze de heilige Communie mogen ontvangen om hen te sterken in de vernieuwde strijd. Daarna brak een pestepidemie uit, die zich over heel het rijk verspreidde. De nieuwe keizer, Gallus, schreef voor dat allen aan de goden moesten offeren om aan deze ramp te ontkomen. De christenen waren nu de gehate uitzonderingen die zich onttrokken aan deze plicht. De woede van het volk daarover deed de vervolging weer opvlammen. Tegelijk waren er nieuwe onenigheden in de kerk opgerezen, en Kyprianos zag zich genoodzaakt in de stad te blijven om direct te kunnen ingrijpen waar dat nodig was. Bovendien rustte op hem de zorg om een ontzaglijk hoge losprijs bijeen te brengen voor de gevangenen die door de barbaren bij hun inval in Numidië gemaakt waren. De overal heersende pest brak in Carthago met bijzondere hevigheid uit in 252. Huis na huis werd aangetast, de stervenden en de lijken vulden de straten. De mensen werden door angst bevangen en men weigerde zelfs hulp aan de nauwst verbonden familieleden. Nu kreeg het christendom de gelegenheid zijn waarde te tonen. Kyprianos richtte zich met grote ernst tot de christenen. Hij riep hen op om hun geloof in de leer van hun Meester te tonen door niet alleen hun eigen broeders bij te staan, maar zonder onderscheid ook hen die zo vijandig waren geweest. Hij organiseerde de hulp. De stad werd in districten verdeeld, de rijken werden opgeroepen de middelen te verschaffen, en aan allen die ontsnapt waren aan het martelaarschap of het werk in de mijnen, vroeg hij om te streven naar een nog edeler martelaarschap, het vrijwillig slachtoffer worden van hun geloof in dienst van de naaste.
Vele christenen verloren hierbij hun leven maar de Kerk genoot gedurende vier jaren rust. De toename van het aantal christenen verontrustte de keizer, en in 257 besloot keizer Valerianus maatregelen te nemen. In het begin poogde hij bloedvergieten te vermijden door de bisschoppen en de priesters uit de steden te verbannen en de godsdienstige bijeenkomsten te verbieden. Kyprianos werd verbannen naar Curubis, bijna 100 km van van Carthago, op een schiereiland aan de kust. Deze ontwikkeling maakte ook een einde aan een controverse die was gerezen tussen de fanatieke Stephanus, toenmalige paus van Rome en de meeste bisschoppen van Klein-Azië en van Afrika over de geldigheid van de ketter-doop. Kyprianos had hierbij het recht van elke Kerk-provincie verdedigd om daarin de eigen gebruiken te volgen. Toen paus Stephanus in 257 viel als offer van de vervolging, werd deze kwestie door zijn opvolger in deze zelfde verzoenende geest bijgelegd.
Nu nam de vervolging weer in heftigheid toe. Vele christenen werden mishandeld en als dwangarbeider naar de mijnen gezonden. In 258 werd de algemene doodstraf voor christenen afgekondigd. Kyprianos werd overgebracht naar zijn vroegere bezitting in de buurt van Carthago. Daar ontvluchtte hij en schreef een brief aan zijn gelovigen dat hij zich voorlopig verborg totdat de magistraat in Carthago zou zijn teruggekeerd, want hij vond het passend om terecht te staan op de plaats van zijn ambtswerkzaamheden. Toen de proconsul weer in Carthago was, kwam de bisschop tevoorschijn en werd ogenblikkelijk gearresteerd. Bij het horen van dit nieuws kwam heel het volk, ook de heidenen, op de been, want de herinnering aan het heldhaftig optreden van Kyprianos tijdens de pestepidemie was nog levendig. Hij werd dan ook voorkomend behandeld en mocht alle bezoek ontvangen. In een kort proces werd hij ter dood veroordeeld. Het binnenplein was vol christenen die riepen dat zij met hem wilden sterven, en zij begeleidden hem op zijn gang naar het executieveld. Daar aangekomen deed Kyprianos zijn overkleed af, viel op de knieën en bad. Daarna ontdeed hij zich van zijn dalmatiek, en in een lang, wit gewaad wachtte hij de dodelijke slag af. Zelf bond hij de doek voor zijn ogen, en hij liet zijn handen binden door zijn diakens en priesters. De christenen spreidden doeken voor hem op de grond, om zijn neervallend lichaam te dragen en zijn bloed op te vangen. De slag viel, het volk droeg het ontzielde lichaam weg en de heilige Kyprianos werd die nacht begraven met grote plechtigheid.
Hij werd ter dood gebracht op 14 september, maar zijn gedachtenis wordt gevierd op de 16e, wegens het feest van Kruisverheffing. Zijn geschriften behoren nog steeds tot de belangrijkste patristische literatuur van Oost en West. Zijn gedachtenis wordt ook gevierd op 31 augustus.
De heilige priester Abundius met zijn diaken Abundantius en 30 andere christenen, vanuit de mamertijnse gevangenis ter dood gebracht in 304, tijdens de vervolging van Diokletiaan. Terwijl zij na de marteling naar het executieterrein werden gebracht, ontmoetten zij de diep bedroefde Marcianus, wiens zoon Johannes zojuist gestorven was. Op het gebed van Abundius en Abundantius schonk God het leven terug aan de jongen, en beiden werden gedoopt. Dezen werden daarop gearresteerd en met de anderen gedood aan de Via Flaminia.
De heilige Austruf|us‚ 13e abt van Fontenelle, die van kind af in het klooster was opgegroeid. Op de terugweg van een pelgrimstocht naar Rome werd hij ziek, en is gestorven in de abdij Sint Mauritius bij Agaune, in 753.
De heilige Edith, abdis van Polesworth, gestorven 964. Van haar staat slechts geschreven dat zij haar prijzenswaardig leven doorbracht met vasten, nachtwaken en gebed, en zich machtig betoonde in goede werken. Op de 15e juli van het jaar 964 ging zij weg van deze wereld. Bij haar graf geschiedden vele wonderen.
De heilige abdis Eugenia, dochter van hertog Adalbert van de Elzas, volgde in 720 haar tante, de heilige Odilia‚ op als abdis van Hohenburg. Zij volgde gedurende 15 jaar getrouw het voorbeeld van de heilige stichtster tot aan haar dood in 735.
De heilige Edith, dochter van koning Edgar van Engeland, die haar moeder geschaakt had na de dood van zijn eigen vrouw. Deze wilde na die gewelddaad niet met hem in het huwelijk treden, maar trok zich terug in een klooster, zodat Edith van geboorte af in het klooster heeft geleefd.
Zij trok toen zij groter werd, veel naar de armen in de omgeving van het klooster om daar gaven te brengen en te helpen. Haar liefde ging vooral uit naar hen die door een afstotelijke ziekte gepijnigd werden, om die te verplegen en te verbinden.
Toen zij de sluier ontving kreeg zij een aanmerking van de bisschop omdat zij zulke mooie kleren droeg; opmerkelijk is haar vrijmoedig antwoord: “Vader, de geest kan net zo bescheiden zijn onder mooie kleren als onder ruwe serge. De God die ik bemin ziet het hart en niet de kleding.” Zij weigerde toen haar het abbatiaat werd aangeboden met de woorden dat zij liever haar zusters op eenvoudige wijze diende, zoals Martha.
Toen zij 15 jaar oud was, toonde zij reeds zulk een evenwichtige en volwassen persoonlijkheid. dat haar het bestuur over verschillende kloosters werd aangeboden, maar zij wilde gewoon moniale blijven, ook toen haar het koningschap werd aangeboden, nadat haar vader en haar broer gestorven waren.
Zij is gestorven in de ouderdom van 23 jaar, in 984.
Ook nog op deze dag de heilige martelaren Camelia, 5e eeuw; Cecilia, met haar verloofde Valerianus en diens broeder Tiburtius. Zij ondergingen hun lijden onder Marcus Aurelius. Zij wordt ook herdacht op 22 november; lsaäk en Josef, zonen van een moslim-vader en een christen-moeder, in Georgië ter dood gebracht in 808; en Rogellus en Servideus te Cordova in Spanje. Hun werden de handen en voeten afgehakt en ten laatste het hoofd.
Eveneens op deze dag de heilige Dorotheos, die 60 jaar als kluizenaar leefde in de woestijn bij Alexandrië, in de 5e eeuw; en Princeps, bisschop van Le Mans, 6e eeuw.
Door de gebeden van deze en al Uw heiligen, Heer Jezus Christus onze God, ontferm U over ons en red ons. Amen.
teksten samengesteld door archimandriet Adriaan – eeuwige gedachtenis !
illustraties door matj. Johanna – eeuwige gedachtenis !
overgenomen met toestemming van het klooster St. Jan de Voorloper in Den Haag.