Heiligen van de dag
- Dit evenement is voorbij.
Heiligen van de dag
4 juli, 2022
De heilige Andreas Bogoljoebov was een van de grondleggers van de russische staat en tegelijk een diep gelovig christen, en door hem werd het geloof werkelijk het zuurdeeg van de nieuwe natie. Hij begreep dat de toekomst buiten Kiev moest worden gezocht, en door zijn daadkracht kwam Wit-Rusland tot stand, met steden en dorpen en een talrijke bevolking in wat eerst slechts een onont- gonnen gebied was geweest. De laatste twintig jaar van zijn leven bouwde hij dertig kerken, en vele kloosters, de meeste kerken rijk getooid. Het dorpje Wladimir groeide uit tot een geestelijk centrum. Door zijn voorbeeld en steun kwamen er vele heilige priesters en van God vervulde asketen, die een diepe indruk maakten op het volk.
Andreas nam met vurigheid deel aan de kerkelijke diensten en schreef zelf ook gebeden die in de oude boeken gebruikt werden. Van hem stamt ook het officie van Pokrov en voor dit feest schreef hij een homilie. De slotversie van het levensverhaal van de prins-martelaren Boris en Gleb is van zijn hand. Zo heeft hij op allerlei wijzen God en zijn volk gediend tot aan zijn dood in 1174.
De heilige Kyprilla was een jonge weduwe in Cyrene (Lybië). Zij werd geplaagd door zware migraine-aanvallen en met de moed der wanhoop wist ze door te dringen in de gevangenis waar in die tijd bisschop Theodoros werd vastgehouden. Door zijn gebed werd ze genezen en ze trachtte hem wat verlichting te bezorgen in zijn gevangenschap. Na zijn executie werd ook zij gegrepen, en omdat zij Christus niet wilde verloochenen, werd zij op wrede en onterende wijze ter dood gebracht.
Twee andere vrouwen, Aroa en Lucia, die eveneens Theodoros hadden bijgestaan, werden gedood met het zwaard.
De heilige Martha, moeder van de heilige Simeon van de Wonderbare Berg, was geboren in Antiochië. De verhalen die zij in haar jeugd hoorde over het leven van de grote woestijnmonniken, maakten diepe indruk op haar jonge verbeelding. Haar liefste wens was om ook zulk een monnik te worden, maar voordat zij in ernst aan zoiets kon beginnen, werd zij reeds door haar ouders uitgehuwelijkt. Spoedig stierf echter haar man en zij bleef alleen met haar zoontje, dat zij dus geheel in haar eigen geest opvoedde, en in wie zij al jong de dorst naar het hardste monniksleven wakker riep.
Het moet haar met veel dankbaarheid hebben vervuld toen zij mocht meemaken welk een buitengewone askese haar Simeon zichzelf oplegde toen hij jarenlang verblijf hield op de top van een pilaar. Maar zij kende ook zijn zwakke zijde en voortdurend vermaande zij hem niet trots te worden toen hele scharen van gelovigen, waaronder aanzienlijke personen, hem kwamen bezoeken en zijn raad inwinnen. Zij stierf in 551 en werd begraven bij de zuil van haar zoon.
De heilige Odo, aartsbisschop van Canterbury. Hij was de zoon van een deense legeroverste die met zijn manschappen in 870 Engeland was binnengevallen en een verwoestende oorlog had gevoerd. Toen Odo sympathie bleek te voelen voor de christelijke leer werd hij door zijn vader onterfd en het huis uit gejaagd. Hij vluchtte toen naar het huis van Ethelwulf, een der christelijke edellieden van koning Alfred. Daar werd hij een aangenomen kind, kreeg een volledige opvoeding. Hij bleek zeer begaafd te zijn, blonk uit in kennis van latijn en grieks en uitte zich met groot gemak in proza en poëzie.
Na zijn doop diende hij in het leger van koning Edward met wie hij door een diepe vriendschap verbonden bleef. Later trad hij in de dienst van Christus en werd priester en bisschop gewijd, maar ook in die rang was hij bij het leger toen er oorlog gevoerd werd tegen de Schotten en de Denen, in de grote slag van Brunanburgh in 937, onder koning Athelstan. De oorlog dreigde rampspoedig te verlopen toen de Denen ‘s nachts de legerplaats waren binnengedrongen en een slachting aanrichtten voordat de Engelsen tot bezinning waren gekomen. Koning Athelstan wierp zich in het gevecht, maar het zwaard werd stukgeslagen in zijn hand, zodat hij besluiteloos bleef staan. Daardoor raakten zijn manschappen ontmoedigd en begonnen te vluchten.
Bisschop Odo was nog in zijn tent aan het bidden toen hij van de vluchtelingen hoorde wat er gebeurde. Hij haastte zich naar de koning die nog hulpeloos stond met zijn gebroken zwaard. Hij riep: Wat doet u toch, Sire, er is een zwaard aan uw gordel! Daar stak inderdaad een zwaard in de schede en niemand wist hoe het daar gekomen was. De soldaten zagen het als een geschenk uit de hemel en met geheel hernieuwde moed trokken ze erop los achter Athelstan en zijn wonderbaarlijk zwaard. Er werd een grote overwinning behaald en het zwaard werd plechtig in de koninklijke schatkamer geplaatst.
Toen kort daarop de aartsbisschop van Canterbury gestorven was, werd Odo benoemd als zijn opvolger. Hij aanvaardde die zetel met tegenzin en liet zich eerst tot monnik wijden. Toch nam hij nog deel aan enkele krijgstochten van de volgende koningen, maar met hetzelfde vuur wijdde hij zich aan zijn geestelijke taak. Tot nu toe waren de bisschopskerken bediend door gehuwde geestelijken, en er waren veel misbruiken ontstaan omdat deze op allerlei manieren een hoger inkomen zochten te verwerven voor hun gezin. Odo wendde daarom zijn invloed aan om in elk geval de voornaamste kerken te laten bedienen door priesters die als monniken leefden.
Dit ging ook goed onder de twee volgende koningen, Edmund en Edred, maar koning Edwy leidde een losbandig leven en vervolgde de monniken die hem op zijn plichten wezen. De heilige bisschop Dunstan werd door hem in ballingschap gezonden, maar Odo, de aartsbisschop van Canterbury, kon hij niet verdrijven, al stelde deze zich tegen hem op bij het verdedigen van de monniken. Het slechte bestuur van de koning leidde tot opstanden, maar intussen was Odo gestorven, in 959.
De heilige Andreas van Kreta, werd geboren in Damascus, in 660. Hij die zulk een wereldberoemd redenaar zou worden, was als kind volkomen zonder spraak en men was ervan overtuigd dat hij stom was. Maar toen hij met zijn zevende jaar de heilige Communie ontving, begon hij plotseling te spreken en toonde een vroegrijpe begaafdheid. Hij was pas veertien jaar toen hij naar Jeruzalem trok om in te treden in het Sabbasklooster. Ook in dat strenge klooster traden zijn talenten onbedwingbaar aan de dag. Hij werd opgeëist door de patriarch van Jeruzalem om diens secretaris te zijn. Deze zond hem uit als zijn vertegenwoordiger op het 6e oecumenische Concilie van Konstantinopel in 679. Ook temidden van de uitgelezen talenten die daar aanwezig waren uit heel de wereld viel hij op, en men haalde hem over in Konstantinopel te blijven. Hij werd diaken van de Grote Kerk, de kathedraal van de Goddelijke Wijsheid, de Sofia.
Naast de vaderlijke zorg voor de weeskinderen die aan hem waren toevertrouwd ontwikkelde hij zich steeds meer tot een schitterend spreker en een rijk begaafd dichter. Hij schreef veel korte hymnen, de Idiomela van allerlei feesten. Ook de poëtische vorm van de mettenkanon is van hem afkomstig. Vaak zijn deze kanons een samenvatting van een uitvoerig Kondakion van de hand van de grote Romanos de Melode. Maar zelf kon hij ook heel uitvoerig zijn, getuige de Grote Kanon of Boetekanon, die wij nog steeds zingen in de Vastentijd, en die uit tweehonderdvijftig strofen bestaat. Daarin beschouwt hij allerlei personen uit de Heilige Schrift, en brengt hun voorbeeld in verband met ons eigen geestelijk leven. Daaruit spreekt een diep psychologisch inzicht en tegelijk een geweldige bijbelkennis.
In 700 werd hij tot aartsbisschop van Gortyna, op Kreta, gewijd. Daar werd hij geheel in beslag genomen door de drukke bisschoppelijke verplichtingen, zodat er niet meer zoveel van hem gehoord werd. Zijn sterfjaar wordt in de verschillende bronnen zeer uiteenlopend vermeld tussen 712 en 740.
De heilige Bertha was de dochter van graaf Rigobert, aan het hof van Clovis II, en Ursana, een prinses uit Kent. Toen zij twintig jaar was, trouwde zij Sigfried, een broer van de heilige Adalbert. Het was een bijzonder gelukkig huwelijk, en zij kregen vijf dochters, waarvan er drie in leven bleven.
Na de dood van Sigfried, in 678, het twintigste jaar van hun huwelijk, besloot Bertha een klooster te stichten op hun grondgebied in Blangy. Daar trad zij in met haar twee oudste dochters; de jongste bleef op het kasteel wonen als een soort toegevoegd lid van de communauteit, en huwde later met een Deen uit Engeland. Het huwelijk was niet gelukkig: zij keerde naar haar moeder terug maar stierf tijdens de overtocht.
Toen zij de gebouwen had voltooid en de inrichting van de communauteit had geregeld, droeg Bertha het bestuur van het klooster over aan haar tweede dochter en trok zich terug in een kluis, die door een venster in verbinding stond met de kloosterkerk. Dagelijks opende zij het venster om een conferentie te houden voor de zusters die dan bijeenkwamen, en op die wijze oefende zij nog een blijvende invloed uit. Dit hield zij met grote regelmaat vol tot zij 79 jaar oud was. Toen is zij gestorven, rond 725.
De heilige Euthymios van Suzdal, een vriend van de heilige Sergios van Radonesj‚ stichtte in 1364 een vrouwenklooster aan de tegenover liggende oever van de rivier, en vertrouwde de leiding toe aan zijn nicht. De regel voor beide kloosters had hij ontvangen van de grotbewoner de heilige Dionysios, de latere bisschop van Suzdal.
De heilige Theodoros, bisschop van Cyrene in Lybië, zijn geboorteplaats. Hij had een bijzonder mooi en duidelijk handschrift en besteedde veel van zijn tijd aan het kopiëren van de Heilige Boeken, die hij uitdeelde aan de gelovigen. Zijn eigen zoon bracht hem aan bij het stadsbestuur omdat door zijn geschriften velen tot het geloof kwamen. Theodoros werd bij het gerecht ontboden waar hem werd opgedragen de Heilige Boeken in te leveren en Christus te verloochenen. Toen hij niet aan dat bevel wilde voldoen, werd hij op wrede wijze ter dood gebracht tijdens de vervolging van Diokletiaan, rond 300.
De heilige Ulrich, bisschop van Augsburg, stamde uit een oud adellijk geslacht van de Alemannen, en werd geboren in 890. De geboorte was moeilijk verlopen en het leek of de zwakke baby niet lang zou blijven leven. Maar na enige tijd trad herstel in en het knaapje werd een stevige jongen. Hij werd bestemd voor de geestelijke stand en opgevoed op de beroemde kloosterschool van Sankt Gallen, waar hij aller harten won door zijn levendig temperament, zijn onschuld, zijn zachtmoedigheid en oprechte vroomheid. Daarna werd hij hofkapelaan bij zijn oom, de bisschop van Augsburg, ofschoon hij pas zestien jaar oud was.
Misschien ter voltooiing van zijn opvoeding ging hij drie jaar later op pelgrimstocht naar Rome, naar de graven van de apostelen. Daar kwam het nieuws binnen dat zijn oom gestorven was, en de paus wilde hem meteen tot diens opvolger wijden. Maar Ulrich vond zichzelf te jong om zulk een verantwoordelijkheid te dragen en weigerde hardnekkig.
Vijftien jaar woonde hij nu bij zijn moeder op het familiegoed en zorgde voor de mensen die daar leefden en werkten. Het waren moeilijke tijden: de heidense Hongaren deden voortdurend gewapende overvallen, waarbij ook Augsburg werd verwoest. Nu werd hij toch tot bisschop gewijd en moest onder bijzonder zware omstandigheden zijn ambt vervullen.
Op hem rustte als vorst de zorg voor het leger, maar dat liet hij over aan zijn neef. Zelf wilde hij allereerst het geestelijk leven in zijn eparchie herstellen en daarvoor zette hij zich in. Om drie uur ‘s ochtends stond hij op en bad met zijn monniken het gehele officie. Pas na het Negende Uur verliet hij de kerk en begaf zich naar de verschillende hospitalen om de zieken te troosten. Hij verzorgde ook zelf de ontvangst van de armen, aan wie hij de voeten waste en aalmoezen uitdeelde. Verder gaf hij onderricht en tegen de avond gebruikte hij zijn enige, sobere maaltijd, veel minder dan die welke hij aan de armen voorzette. Hij genoot slechts enkele uren nachtrust op een strozak.
Als rijksvorst had hij het vertrouwen van de duitse keizer en Ulrich speelde een belangrijke rol in de wederopbouw zowel van het rijk als van het diocees. Hij wist verzoeningen tot stand te brengen waardoor er meer algemene veiligheid ontstond. Bij het volk stond hij in hoge eer om zijn milddadigheid en zijn asketische levenswijze. Hij bouwde een stadsmuur om het volk te verdedigen, en kloosters en kerken en scholen. Ook deed hij veel voor de kerkelijke diensten, zoals blijkt uit de oudste liturgische handschriften.
Zijn spectaculairste daad was de bescherming van de stad tegen een nieuwe aanval der Hongaren. Om het wankelmoedige volk een hart onder de riem te steken leidde hij zelf de verdediging, hoog te paard, zonder helm of harnas maar met een stola (epitrachilion) om de hals om zijn priesterschap te tonen. Zo wist hij de bevolking stand te doen houden totdat hulp van de keizerlijke troepen arriveerde. Toen werden de Hongaren definitief verslagen in het Lechdal, in 955.
Toen hij tachtig jaar oud was, wilde hij afstand doen van zijn bisschopsambt, maar daartegen kwam zoveel protest dat hij aanbleef en de vermoeienissen nog twee jaar droeg, tot aan zijn dood in 973, na een episcopaat van bijna vijftig jaar. Twintig jaar later werd hij als eerste in Rome officieel heilig verklaard, zoals sindsdien in het Westen in zwang is gebleven.
Over zijn leven wordt verhaald dat hij eens op donderdagavond met zijn vriend, de vrome bisschop van Konstanz, aan het praten was over de goddelijke mysteriën. Zij waren zo verdiept in hun gesprek, dat de hele nacht duurde, dat zij volkomen vergaten te eten. Het was al vroeg in de ochtend van vrijdag toen een bode binnenkwam met een brief van de hertog. Als bodeloon schonk Ulrich hem het kostelijk stuk vlees dat nog op tafel stond. Deze man spoedde zich naar de hertog om te laten zien hoe die beroemde bisschop op vrijdag vlees zat te eten, maar toen hij het wildbraad uitpakte, bleek het tot zijn beschaming een vis te zijn. Deze scene, zowel als die op het slagveld, is veelvuldig uitgebeeld in zuidduitse kerken.
Ook nog op deze dag de heilige hiëromartelaren Theodotos en Theofilos, die onthoofd zijn; de martelaren Theodotos en Theodota waren in de gevangenis bekeerd door de heilige Hyacinthos, zij werden toen onthoofd; Laurianus, bisschop van Sevilla, gedood in Bourges; Jucundianus, die bij Noord-Afrika in zee verdronken werd; Innocentius en Sebastia, die met dertig anderen ter dood zijn gebracht in Mitrowicza; Namphanium met zijn gezellen te Madaurum in Noord-Afrika.
Eveneens op deze dag de heilige monnik Menignos; Asklepias, de wonder- doener; Donatus, bisschop van Lybië; Michael Choniates, bisschop van Athene; Tychon, Basilios en Nikon, monniken van het Solovjetski-klooster; Andreas de Rus, in Kaïro; Florentius, bisschop van Cahors, 4e tot 5e eeuw; Valentinus, monnik, gestorven in 547; de profeten Hosea en Haggaï.
Op deze dag (d.w.z. volgens de Juliaanse kalender!) wordt ook herdacht tsaar Nikolaas II met zijn familie, die door Russische revolutie zijn omgebracht. Volgens de -nieuwe, Gregoriaanse kalender worden zij herdacht op 17 juli.
Door de gebeden van deze en al Uw heiligen, Heer Jezus Christus onze God, ontferm U over ons en red ons. Amen.
teksten samengesteld door archimandriet Adriaan – eeuwige gedachtenis !
illustraties door matj. Johanna – eeuwige gedachtenis !
overgenomen met toestemming van het klooster St. Jan de Voorloper in Den Haag.