Heiligen van de dag

Laden Evenementen

« Alle Evenementen

  • Dit evenement is voorbij.

Heiligen van de dag

11 februari, 2022

De heilige Blasios van Sebaste (Klein-Armenië) was een arts ten tijde van Diocletiaan. Hij werd door heel de stad hooggeacht om zijn onvermoeibare hulpvaardigheid en mensenliefde, waarbij hij geen enkel onderscheid maakte tussen arm of rijk, christen of heiden, vriend of vreemde. leder die zijn hulp vroeg, behandelde hij als een eigen broeder. Na de dood van de bisschop werd hij daarom door de jonge christengemeente als diens opvolger gekozen. Niet lang daarna brak opnieuw de vervolging uit en zijn gelovigen smeekten hem zich te verbergen opdat hij voor hen behouden zou blijven. Blasios trok daarop in een grot in een woeste streek. De legende verhaalt hoe hij daar gewonde dieren verzorgde die van alle kanten naar hem toekwamen en hem ook voedsel brachten. Toen een grote jachtpartij van de stadhouder in die buurt kwam, merkte men hoe alle dieren in een bepaalde richting vluchtten, omdat ze gewend waren in geval van nood naar Blasios te gaan. Zo werd zijn schuilplaats ontdekt, Blasios werd gevangen genomen en heftig gemarteld.
Terwijl hij in de gevangenis verbleef, kwamen er velen naar hem toe, en zijn woord temidden van zulk een lijden bezat zoveel overtuigingskracht dat zeven vrouwen zich bekeerden en onthoofd werden. Ook zij worden vandaag herdacht, evenals twee kinderen die met Blasios onthoofd zijn. Op weg naar de martelplaats genas hij door zijn gebed een kind dat dreigde te stikken in een visgraat. Voor zijn dood bad hij God om allen die zijn voorspraak aanriepen te hulp te komen, vooral in het geval van keelziekten. Hij stierf in 316.
Zijn verering heeft zich verbreid in de kerk van Oost en West en veel kerken zijn te zijner ere opgericht. Nog lang werd ook in ons land op deze dag de Blasius-zegen gegeven, waarbij de priester elke gelovige twee gekruiste, brandende kaarsen tegen de keel hield en de zegen gaf in de naam van de heilige Blasius, reeds vanaf de zesde eeuw. In de Middeleeuwen was hij een van de veertien noodhelpers en de patroon van vele beroepsgilden. In het Westen wordt zijn feest gevierd op 3 februari.

De heilige Georgios van Servië was een weeskind in het afgelegen stadje Kratov. Hij was op school een opvallend schrandere leerling, met artistieke aanleg en bijzonder handig. Daarom werd hij opgeleid tot goudsmid. Uit angst voor de Turken, die in die streek juist jongens verzamelden voor hun Janitsjarentroepen, vluchtte hij naar Sofia, om in de grote stad minder op te vallen. Hij had het adres meegekregen van een ijverig priester, die hem inderdaad bij zich in huis nam en hem in de gelegenheid stelde zijn studie te voltooien.
Hij werd een uitstekend vakman, die zich echter nooit liet voorstaan op zijn werk en altijd klaar stond om iemand te helpen. De islamitische overheersers poogden hem met allerlei beloften over te halen de islam aan te nemen, want dat zou een groot propaganda-succes betekenen, en omdat Georgios zo’n meegaande aard bezat, meenden Zlj dat het gemakkelijk zou zijn hem om te praten. Hierin misrekenden zij zich echter volkomen. Georgios liet zich niet imponeren, niet door de mooiste beloften van eer en aanzien, maar evenmin door dreigementen en de steeds barbaarser kwellingen die daarop volgden. Tenslotte stierf hij de marteldood op de brandstapel, te Sofia in 1515.

De heilige Ceadmon was een oude koeherder op het land van de Whitby-abdij, een dubbelklooster, zoals er vele waren in de zevende eeuw. Dit stond onder het bestuur van abdis Hilda. Het monnikenklooster was een ware kweekplaats van missionarissen, heilige monniken en verschillende bisschoppen.
Op de feestelijke bijeenkomsten was het gewoonte dat ieder op de beurt een lied zong, maar telkens wanneer de harp aan Ceadmon werd overhandigd, stond hij op en ging naar zijn hut, want hij voelde zich niet in staat om iets te zingen.
Op zo’n avond, toen hij zo van zijn vrienden was weggegaan en op zijn strobed in slaap gevallen was naast de koeien, hoorde hij een stem: ‘Ceadmon, zing iets voor me’. Hij antwoordde: ‘lk kan niet zingen, daarom ben ik juist weggegaan en lig ik hier’. ‘Zing toch maar iets’, zei de stem. ‘Maar waarover zal ik zingen?’ ‘Over de schepping van de wereld’. En onmiddellijk begon Ceadmon, die nog nooit gezongen had, in rijke verzen de heerlijkheid en de macht van de Schepper te bezingen.
De volgende morgen kon hij zich alles nog precies herinneren en hij vertelde wat er gebeurd was aan de boer bij wie hij diende, en deze vertelde het interessante nieuwtje verder rond, zodat ook abdis Hilda ervan hoorde. Deze kende waarschijnlijk de verlegen Ceadmon en was zo geïntrigeerd dat ze hem liet roepen en hem ondervroeg in het bijzijn van de geleerde monniken van het klooster. Allen waren zeer verbaasd, want het was de eerste religieuze zang in de Engelse taal, die toch eigenlijk ongeschikt geacht werd om goddelijke werkelijkheden te bezingen. Opgewonden werden hem allerlei belangrijke plaatsen uit de Bijbel verteld, en Ceadmon herhaalde alles in klankrijke verzen.
Allen zagen dit als een bijzondere genade van God en Ceadmon werd met heel zijn gezin uitgenodigd in de communauteit‚ waar hj met liefdevolle zorg en grote eerbied werd omringd. Later nam Hilda hem op onder haar monniken en liet hem de gehele Bijbel overzetten in het Angelsaksisch, tot vreugde en stichting van allen die het hoorden.
Maar behalve een groot dichter was Ceadmon ook een groot heilige. Zijn voorbeeld en zijn glanzend woord brachten velen van zijn landgenoten tot Christus. Ook zijn dood droeg dit stempel van eenvoudige en echte schoonheid. Wegens een plotselinge ziekte werd hij naar de ziekenafdeling gebracht en hij vroeg om neergelegd te worden in de kamer der stervenden, waar hij zich opgewekt met de broeders onderhield en om de Communie verzocht. Deze werd hem gebracht en volgens de gewoonte van die tijd nam hij de heilige Eucharistie zelf in de hand. In deze plechtige houding vroeg hij de broeders of iemand iets tegen hem had in zijn binnenste of een klacht tegen hem in te brengen had. Allen zonder uitzondering antwoordden ontkennend. Toen verklaarde hij dat ook hij zichzelf in vrede voelde met al Gods dienaren. Daarna nuttigde hij het heilige Sacrament, maakte het kruisteken en legde zijn hoofd neer op het kussen. Stil sliep hij in om nooit meer te ontwaken, ongeveer 680.

De heilige Theodora, keizerin, was de vrouw van Theofilos, de iconenbestrijder. Deze had de orthodoxe patriarch Methodios uit Constantinopel verbannen en de onwaardige Johannes de Magiër tot patriarch benoemd, en een verbod ingesteld op de verering van de iconen. Daarmee wilde hij tegemoet komen aan de moslims, die de christenen van afgoderij beschuldigden. Tevens wilde hij op deze wijze de invloed van de kerk op het volk verminderen, die hem in de weg stond bij zijn streven naar de absolute macht.
Theodora durfde zich niet openlijk tegen het verbod te verzetten, maar zij bewaarde zoveel mogelijk iconen in haar eigen vertrekken en bad voortdurend voor de vrijheid van de christenen. Ook haar kinderen voedde zij zoveel mogelijk op in de orthodoxie, ondanks langjarige moeilijkheden met haar echtgenoot. Na twaalf jaar werd deze door een dodelijke ingewandsziekte getroffen, waarin hij trouw door Theodora werd verpleegd, en kort voor zijn dood kwam hij tot inkeer.
Daarna was Theodora regentes over de driejarige Michaël, de troonopvolger, en zij gebruikte haar invloed om voorzichtig-aan de Kerk de vrijheid te schenken. De verbannen patriarch Methodios werd teruggeroepen, en onder zijn leiding kwam in 843 een synode bijeen, die de besluiten bekrachtigde van het 7e oecumenische concilie van 786, dat de verering der iconen verdedigd had.
Met een plechtige processie werden de iconen in ere hersteld, en als bekroning van dit feit werd de zondag van de orthodoxie ingesteld, welke nog steeds gevierd wordt op de eerste zondag van de Grote Vasten.
Deze eclatante overwinning bracht Theodora echter geen persoonlijk geluk. Haar bestuur werd voortdurend betwist door haar broer Bardas, die ook grote invloed uitoefende op de opgroeiende Michaël, in wie hij de honger naar macht steeds feller aanwakkerde. Nog voor zijn meerderjarigheid wist deze zijn moeder met zijn vier zusters naar een klooster te verdrijven, waar zij bleven tot hun dood. Theodora leefde daar nog acht jaar in volledige toewijding en stierf in 867, kort nadat Bardas op last van Michaël was vermoord. In hetzelfde jaar kwam ook Michaël zelf door moordenaarshanden om het leven.

De heilige Jona de tuinier, was monnik in het klooster van Muchon in Egypte. Daar had hij 85 jaar de zorg voor de moestuin gehad, en hij verschafte volop voedsel en fruit aan de monniken en de gasten, terwijl hij zelf in al die jaren nooit ook maar een enkele druif of dadel of andere vrucht geproefd had. Hij leefde alleen van rauwe groenten met wat azijn.
In de tuin stond een prachtige vijgenboom en de jongens die in het klooster op bezoek waren mochten daarin klimmen om zich tegoed te doen aan de heerlijke vruchten. Dit zag de grote Pachomios toen deze het klooster inspecteerde. Hij zag in de vijgenboom een Iokaas voor die jongens om zichzelf te verwennen en aan hun begerigheid te voldoen, en zei toen tegen Jona dat hij die boom moest omhakken. Deze verbleekte bij de gedachte en om de oude man te sparen trok Pachomios zijn opdracht in. Maar de volgende morgen bleek de vijgeboom geheel verdord, en zo zag Jona zijn fout in, dat hij niet prompt gehoorzaamd had.
Overdag werkte Jona in de tuin en na het avondeten ging hij naar zijn cel waar hij in het donker matten vlocht onder het bidden van de psalmen tot middernacht. Dan stonden de monniken op voor het nachtofficie en daarna zat Jona in zijn stoel te slapen tot de ochtend. Zo vonden de monniken hem op een morgen gestorven, met een half gevlochten mat nog in de handen, en in die houding hebben ze hem ook begraven, in de vierde eeuw.

De heilige Benedictus van Aniane was schenker aan het hof van koning Pepijn en van Karel de Grote, die beiden veel belang stelden in de buitengewoon intelligente jongeman en hem overlaadden met geschenken en eerbewijzen om hem aan zich te binden. Maar zijn radicale persoonlijkheid kon in dit halfslachtige leven geen blijvende bevrediging vinden. Naast zijn werk deed hij strenge boetplegingen, en zo hield hij dit leven drie jaar vol zonder te weten wat hij eigenlijk moest doen.
Een ongeval gaf de doorslag. Op een gezamenlijke tocht was zijn broer eens in het water gevallen. Benedictus sprong hem na, maar was zelf bijna verdronken eer hij erin slaagde de ander te redden. Het was als het ware een demonstratie van het feit hoe plotseling de dood ons kan overvallen, zonder de minste waarschuwing.
Na raad gezocht te hebben bij een in de buurt wonende kluizenaar, trad hij in het klooster van St. Seine in 774. Daar leefde hij in strenge onthouding, hij gunde zichzelf slechts het allernoodzakelijkste en leefde op water en brood, zo weinig mogelijk slaap, vaak op de naakte grond, en stond lange uren blootsvoets te bidden op de stenen kerkvloer, ook in het hartje van de winter. Hij streefde heel de strengheid na van de oude woestijnvaders en verkreeg daardoor in bijzondere mate de geest van gebed.
Toen hij tot kellenaar was aangesteld, kwamen zijn bestuursgaven duidelijk aan de dag. Bij de dood van de abt wilden de monniken daarom Benedictus tot nieuwe abt kiezen, maar omdat ze zich niet wilden verbinden tot een hervorming om weer strikt de regel na te leven, weigerde hij deze taak. Toen hij daarover niet met rust gelaten werd, verliet hij het klooster, na een verblijf van zes jaar, en keerde terug naar Languedoc, waar hij op een stuk land uit het familiebezit een kluis bouwde in de buurt van het kerkje van de heilige Saturninus, aan de oever van de Aniane-beek.
Daar leefde hij in uiterste armoede, en langzamerhand kwamen anderen bij hem, hoewel hij hen in het begin steeds had weggestuurd. Zo ontstond een strenge gemeenschap. Men leefde op water en brood van zelfverbouwd graan; slechts op zondagen werd wat wijn en melk gebruikt uit de aangeboden giften.
Op den duur moest er een klooster gebouwd worden, maar ook daar handhaafde men streng de armoede. Zelfs de kelken voor de heilige Eucharistie waren oorspronkelijk van hout, later van glas of tin. Wanneer men kostbaarder vaten schonk, dan werden deze weggegeven aan andere kerken.
Het was een edelmoedige tijd. Dit harde leven trok veel jonge mensen aan en het duurde niet lang of er waren daar al meer dan driehonderd monniken. Benedictus werd bovendien belast met het toezicht op de kloosters van heel Zuid-Frankrijk. Hij trad ook op tegen ketterse ideeën zoals die van Felix d’Urgel die het goddelijk zoonschap van Christus loochende, totdat deze door het concilie van Frankfurt werd veroordeeld, in 794.
Maar zijn hoofdwerk was de monastieke hervorming. Zijn schitterende geestesgaven, gepaard aan een deemoedig en hartelijk optreden, wonnen aller hart. Hij werd overal uitgenodigd voor geestelijk herstelwerk aan de verslapte kloosters en in 817 was hij voorzitter van een vergadering van abten ten behoeve van het herstel der discipline. In datzelfde jaar schreef hij ook de canons voor het concilie van Aken, die op de kloosters betrekking hadden.
Deze wettelijke centralisatie hield weliswaar geen stand na zijn dood, maar zijn invloed bleef doorwerken in het Europese monnikswezen. Keizer Lodewijk, de opvolger van Karel de Grote, liet voor Benedictus een klooster bouwen dicht bij Aken, het Cornelimünster, als centrale zetel. Van daaruit hield Benedictus toezicht op de verschillende abdijen. Heel zijn leven had hij steeds dezelfde strenge ascese beoefend als in zijn jonge jaren.
Intussen ging zijn gezondheid steeds meer achteruit en de laatste jaren werd hij voortdurend door ziekten gepijnigd totdat hij stierf in 821, in de ouderdom van 71 jaar.

De heilige Dimitri van Wologda uit midden-Rusland werd al op jeugdige leeftijd monnik in het Boris en Glebklooster bij Perejaslav. Hij nam het monniksleven hoogst ernstig en werd geacht om zijn deemoed en zijn ascetisch leven. Daarom werd hij ook tot priester gewijd. In die tijd verwierf de heilige Sergios van Radonesj bekendheid als geestelijke vader. Ook Dimitri kwam met hem in aanraking en zocht hem vaak op voor geestelijk onderricht.
Later stichtte hij zelf een klooster aan de oever van het meer. Om zijn beminnelijk karakter was hij geliefd bij het volk dat uit heel de streek hem kwam bezoeken. Toen de verering die men hem toedroeg, naar zijn mening te persoonlijk werd, trok hij verder weg naar een eenzamer streek, maar daar werd hij tot abt gekozen van een in die buurt liggend klooster. Hij leidde een leven van voortdurende onthouding en uiterste armoede. Zomer en winter droeg hij hetzelfde kleed van geitevel, hoe versleten het op den duur ook raakte. In hoge ouderdom is hij gestorven in 1391.

De heilige Severinus, abt van St. Moritz, stamde uit een beroemde familie in Bourgogne. Reeds jong trok hij naar het Zwitserse Wallis, waar hij intrad in het klooster van de heilige Mauritius. Dit klooster bloeide onder zijn heilig bestuur, maar hij was vooral beroemd om de genezingen die op zijn voorbede geschiedden. Toen koning Clovis gekweld werd door ongeneeslijke koorts, liet hij Severinus halen, in 504. Deze voorzag dat hij niet zou terugkeren, en nam voor het leven afscheid van zijn medebroeders.
Op zijn reis verrichtte hij vele wonderbare genezingen en hij genas tenslotte ook de koning. Hij begaf zich toen terug op weg naar zijn klooster, maar ontmoette toen bij Sens twee heilige priesters die zich teruggetrokken hadden voor een leven van gebed in een klein oratorium. Severinus voelde zich op bijzondere wijze tot hen aangetrokken, en verbleef daar tot zijn dood, enkele jaren later in 507.

De heilige Saturninus en gezellen, martelaren. Diokletiaan had een edict uitgevaardigd dat alle christenen hun heilige boeken ter verbranding moesten inleveren, en anders de doodstraf zouden moeten ondergaan. De tegenstand welke dit edict opriep in Noord-Afrika ontketende een wrede en bloedige vervolging. Slechts weinigen gaven gehoor aan het bevel: de meeste gelovigen wilden liever sterven dan hun medewerking verlenen aan het vernietigen van de Heilige Schrift.
De stad Abitine werd een der brandpunten van deze strijd. Saturninus, de priester van de stad, vierde op een zondag de goddelijke Mysteriën in de huiskerk in de woning van Octavius. Daar werd hij gearresteerd met 49 anderen, waaronder zijn twee zonen Saturninus en Felix, die lector waren, zijn dochter Maria, die leefde als gewijde maagd, en zijn kleinste zoon, Hilarius, nog een kind. Onder de anderen bevond zich Dativus, een van de voornaamste senatoren van de stad; en ook zijn nog bekend de namen van Ampelius, Rogatius, Januarius, Cassianus en Victoria, tezamen 30 mannen en 19 vrouwen. Allen omgaven de eerbiedwaardige Saturninus als kinderen hun vader. Zo werden zij naar Carthago gebracht, in ketenen geslagen, maar heel de weg zongen zij lofliederen voor God en dankten Hem dat zij waardig bevonden waren om voor Hem te mogen lijden.
De proconsul liet hen terstond de pijnbank ondergaan gedurende de ondervraging. Voor de rechter werd allereerst Dativus ondervraagd, die de aanzienlijkste was. Hij beleed christen te zijn, en deelgenomen te hebben aan de verboden bijeenkomst, maar weigerde namen te noemen van de priester of van de andere aanwezigen, ook al werd hij toen op gruwelijke wijze verscheurd op de pijnbank. De meeste anderen moesten ook deze foltering ondergaan. Zo vroeg de rechter aan Felix of hij in de bijeenkomst aanwezig was geweest. ‘Ik ben christen’, antwoordde deze. ‘Dat vraag ik je niet, maar of je erbij was’, schreeuwde de magistraat. Waarop Felix: ‘Dwaze rechter, ik ben toch christen! Zou ik dan afwezig kunnen zijn in de bijeenkomst van de Dag des Heren, wanneer de christenen samenkomen om die te vieren? Weet ge dan niet dat die voor elkaar gemaakt zijn en de een niet kan bestaan zonder de ander?’ Hierop werd hij wreed geslageng en naar de gevangenis gestuurd. Onder de vrouwen blonk vooral Victoria uit door haar moed. Zij had reeds bewogen dagen achter zich, toen men haar tot een huwelijk had willen dwingen, was zij uit het venster gesprongen van het bovenhuis in het vertrouwen dat Christus haar zou redden. Zij was inderdaad ongedeerd terecht gekomen en toen naar de kerk gevlucht, waar ze plechtig blijvende maagdelijkheid had beloofd. Omdat zij van hoge geboorte was, en haar broer een vooraanstaande heiden, werd zij scherp ondervraagd. Toen zij zei christen te zijn, riep haar broer dat ze zwakzinnig was en niet wist wat ze deed. Maar Victoria wilde zich de victorie niet laten ontgaan en bewees door haar woorden dat ze geheel bij haar verstand was, dat zij vrijwillig gekozen had en precies wist waarom het ging. De rechter bood toen aan dat ze naar haar broer mocht terugkeren, maar zij antwoordde: ‘Dat kan ik niet, want ik ben christen, en ik erken geen andere broeders dan hen die Gods wet onderhouden’. En geen vleien noch dreigen kon haar op haar besluit doen terugkomen.
Toen concentreerde de rechter zijn aanval op het kind Hilarius, om tenminste een zekere overwinning te behalen, en dreigde hem neus en oren af te snijden wanneer hij niet toegaf. Maar de kleine jongen riep: ‘Dat kunt u doen, maar ik ben christen’.
Allen werden teruggebracht in de gevangenis, waar zij stierven ten gevolge van de ondergane mishandelingen. Hun lotgevallen zijn beschreven door ooggetuigen en de echtheid van het verslag werd bevestigd door de heilige bisschop Augustinus van Hippo.

De heilige Vsevolod, prins van Pskov, de eerste grote heilige uit het land van Pskov. Hij was bemind om zijn rechtvaardig bestuur, zijn vriendelijke aard, zijn ijver voor de kerk en zijn verlangen om Christus te volgen. Hij is gestorven in 1137, en reeds spoedig volgde zijn verering.
Hij was geboren rond 1100 en reeds op jeugdige leeftijd werd het bestuur in zijn handen gelegd. Novgorod behoorde in die tijd tot het noordelijk randgebied van het Russische rijk, en al het werk van bevestiging en ontwikkeling moest nog gebeuren, en het gebied moest in harde strijd tegen indringende stammen worden veroverd. Maar tegelijk besteedde Vsevolod veel energie aan de bouw van kerken, waaronder zeer grote en rijk gebouwde, maar de meeste zijn op den duur verwoest of in verval geraakt.
Zijn wetgevende arbeid viel minder in de smaak, en de prins werd afgezet en met zijn gezin onder huisarrest geplaatst totdat zijn opvolger was geïnstalleerd. Maar toen werd hij door de burgerij van Pskov uitgenodigd om daar het bestuur in handen te nemen. De bevolking daar was minder krijgszuchtig dan die van Novgorod, en zij voelden zich aangetrokken door zijn vriendelijk karakter, dat in Novgorod te zacht bevonden werd. De nieuwe prins van Novgorod rustte zelfs een krijgsexpeditie uit tegen de stad Pskov, waarheen een aantal van zijn tegenstanders was gevlucht. Maar onderweg kwamen zij tot andere gedachten: zij besloten om niet het bloed van hun broeders te vergieten en keerden naar huis terug.
Het bestuur van Vsevolod in Pskov duurde echter slechts één jaar en in 1137, toen de prins nog geen veertig jaar oud was, werd hij ziek en stierf vredig, na het ontvangen van de heilige Communie.

Ook nog op deze dag de heilige martelaren: Lucius van Adrianopel in Thracië; hij had veel te verduren van de Arianen en is in de gevangenis gestorven onder Constantius.

Eveneens op deze dag de heilige Gregorius II van Rome, die met kracht optrad tegen de ketterse keizer Leo de Isauriër, en missionarissen uitzond naar de Germanen; hij is gestorven in 737; Paschalis I van Rome deed veel voor de verering van de martelaren; hij liet hun lichamen weghalen uit de catacomben en plechtig bijzetten in de verschillende kerken van Rome; Calocerus van Ravenna; Lazarus, bisschop van Milaan, die de driedaagse bid-litanie voor de oogst heeft ingevoerd, 449; Castrensis van Capua; Johannes, monnik in Egypte; Simplicius van Vienne, 5e eeuw; en Desiderius van Clermont, 602.

Door de gebeden van deze en al Uw heiligen, Heer Jezus Christus onze God, ontferm U over ons en red ons. Amen.

teksten samengesteld door archimandriet Adriaan – eeuwige gedachtenis !
illustraties door matj. Johanna – eeuwige gedachtenis !
overgenomen met toestemming van het klooster St. Jan de Voorloper in Den Haag.

Gegevens

Datum:
11 februari, 2022
Evenement Categorie: