Heiligen van de dag
- Dit evenement is voorbij.
Heiligen van de dag
4 februari, 2022
De heilige Isidoros van Pelousion, geboren in 360, stamde uit een voornaam geslacht van Alexandrië en kreeg dus een intellectuele opvoeding. Hij was nog een jonge man toen zijn ouders stierven en hem een grote erfenis nalieten. Hij deed daar echter afstand van en ging naar Neder-Egypte waar hij monnik werd op een berg in de nabijheid van de stad Pelousion. Toen hij hoorde welk een grote heilige de bisschopszetel van Constantinopel mocht bezitten, ging hij erheen om met eigen ogen de heilige Johannes Chrysostomos te zien en om naar zijn preken te luisteren. Het was als het ware een voltooiing van zijn studie. Toen Johannes Chrysostomos ten onrechte van zijn zetel verbannen was, heeft Isidoros zijn invloed aangewend om dit ongedaan te maken, maar hiermee had hij helaas geen succes. Hij bereikte slechts dat de heilige Johannes na zijn dood weer in de kerkelijke diptieken werd opgenomen, zodat er openlijk voor hem werd gebeden.
Bij zijn terugkeer naar de berg kwamen veel geestelijke kinderen bij hem en verzochten hem hun abt te worden, zodat er een groot klooster ontstond. Zijn strenge ascese, gepaard aan grote geleerdheid trokken algemeen de aandacht. Theologen en patriarchen van Alexandrië, maar ook andere geleerden en staatslieden en de keizer wendden zich tot hem om raad in allerlei kwesties. Ook onderhield hij een drukke briefwisseling. Er worden zesduizend brieven van hem vermeld. Hij was vol ijver voor de orthodoxie en bestreed de ketterij van Nestorios die in die dagen opgang maakte. Op zijn aansporing riep keizer Theodosios in 431 het concilie van Efese bijeen, waar het nestorianisme werd veroordeeld. Hij stierf hoogbejaard in 436.
De heilige Johannikios van Bithynië, geboren in 754, was twintig jaar soldaat in het Byzantijnse leger, waarbij hij vooral dienst deed in Bulgarije. Hij leidde het gewone wilde soldatenleven, maar toen hij veertig jaar oud was, kwam hij tot bezinning en werd monnik, en later kluizenaar, op de Olymposberg van Bithynië.
Toen in 818 de iconenstrijd weer opvlamde, werd Johannikios, die vroeger als soldaat de iconen-vereerders vervolgd had, een vurige verdediger van de iconen. De heilige Theodoros de Studiet en de heilige Methodios van Constantinopel kwamen zijn raad inwinnen hoe te handelen met de iconoclasten. Hij raadde hun aan zeer gematigd te werk te gaan, omdat er vaak een echte geloofsovertuiging achter school. Meer dan negentig jaar oud is hij gestorven in het klooster van Antidium.
De heilige Abraämios van Arvila, een stad in Perzië (het vroegere Nineve), waar hij sinds 344 bisschop was. Omdat hij weigerde deel te nemen aan de eredienst van de zon, moest hij ontzettende folteringen verduren en tenslotte werd hij onthoofd in het vijfde vervolgingsjaar onder Sapor II, in 347.
De heilige Abraämios en Koprios oefenden ascese in Grjasovjetsk bij Vologda. in 1492 bouwden zij daar het klooster van Christus’ verheerlijking, waar zich ook hun relieken bevinden.
De heilige Georgios van Vladimir, 1180-1238. Na de dood van zijn oudere broer was hij in 1219 grootvorst geworden van het gebied Vladimir. in 1238 werd de stad door de Tataren veroverd. De meeste inwoners werden om het leven gebracht, een deel geraakte in gevangenschap en een deel, waaronder Georgios, wist te ontkomen. Maar bij de beslissende slag aan de Sitj behoorde ook hij tot de gesneuvelden. Temidden der gevallenen werd het onthoofde lichaam door bisschop Kyrillos herkend aan zijn kleding en bijgezet in de kathedraal van Rostov.
De heilige Kyrillos van Novoje Ozero kwam als jongeman van ongeveer twintig jaar in het klooster van de heilige Kornelios van Komel toen hij in woelige tijden vluchten moest. Zeven jaar later kwam zijn vader, een edelman, in dat klooster op bezoek. Toen hij zijn zoon herkende, werd hij ook zelf monnik, onder de naam Barsanufios. Zijn zieke moeder legde eveneens de geloften af en stierf enkele dagen later. Zijn vader leefde nog drie jaar bij zijn zoon in het klooster tot aan zijn dood. Kyrillos vroeg aan de heilige Kornelios de zegen om als kluizenaar te gaan leven en verbleef zeven jaar in de eenzaamheid, onderbroken door bedevaarten naar de pelgrimskerken in Novgorod en Pskov. Ten slotte begaf hij zich naar Novoje Ozero (het Nieuwe Meer) en op het eiland Krasnoj bouwde hij een kluis met twee kerkjes, gewijd aan de Opstanding van Christus en aan de Moeder Gods Hodegitria op de plaats die de heilige Moeder Gods hem in een visioen had getoond.
Hier bleef hij echter niet alleen: reeds spoedig ontstond er een groot klooster waar Kyrillos tot hegoemen werd gekozen. Hij bestuurde de broederschap met liefde en wijsheid en was het levende voorbeeld van het monastieke leven. Hij was altijd als eerste in de kerk en verliet deze als laatste. Hij at slechts weinig, maar nam deel aan het zwaarste werk van bodembewerking en houthakken. Zelfs in de winter werkte hij vaak barrevoets en dun gekleed in de open lucht. Hij is gestorven in 1532.
De heilige Aventinus, bisschop van Chateaudun, was een van de zonen van de graaf van Chateaudun onder koning Clovis. De kinderen werden opgevoed door hun oom, de bisschop van Chartres. De twee jongens werden door hem reeds jong tot priester en diaken gewijd.
Toen de bisschop stierf, koos het volk deze priester, Solemnis, tot bisschop, maar zodra deze lucht van dit plan had gekregen, was hij buiten de stad gevlucht en had hij zich in het woud verborgen. Toen werd Aventinus tevoorschijn gehaald en tot bisschop geproclameerd. Hij werd naar de kathedraal gebracht en achtereenvolgens priester en bisschop gewijd. Toen Solemnis dit in zijn schuilhoek gewaar werd, dacht hij zich zonder gevaar weer in de stad te kunnen vertonen, maar opnieuw weergalmde de stad van het geroep: ‘SoIemnis axios, Solemnis axios!’ En de nog aanwezige bisschoppen uit de omgeving werden gedwongen hem als bisschop te wijden. Aventinus werd toen aangewezen als bisschop van Chateaudun, zijn geboortestad.
Toen hij daarheen op weg was, ontmoette hij een door melaatsheid zwaar verminkte man, in wie hij een andere broer van hem herkende, die door zijn ziekte buiten de maatschappij was geplaatst. Ondanks de algemene angst voor besmetting, die juist tegenover melaatsheid bijzonder diep ingeworteld was, viel Aventinus zijn broer wenend om de hals en hij kuste hem, diep bewogen door zijn ongeluk. Maar waar zijn tranen het gezicht van zijn broer nat maakten, kwam plotseling jong vlees tevoorschijn, dat uitgroeide tot hij geheel genezen was.
Over het bestuur van Aventinus is verder niet veel meer bekend dan dat hij zich dag en nacht inzette voor zijn kudde, en dat hij woonde in een kleine kluis aan de voet van de rotsen buiten de stad. Toen in 509 Solemnis stierf, nam hij ook de zaken van het bisdom Chartres waar, en in die hoedanigheid was hij een der ondertekenaars van het concilie van Orleans, in 511. Hij is waarschijnlijk niet lang daarna gestorven.
De heilige Fileas van Thmuïs was geboren in Alexandrië, de grootste stad van Egypte, in 305. Hij was een groot geleerde en werd bisschop van Thmuïs in Beneden-Egypte, Tijdens de vervolging werd hij gevangen overgebracht naar Alexandrië en in een brief aan zijn eigen gemeente beschreef hij de gruwelijke folteringen die de gelovigen daar moesten verduren. Er werden wrede pogingen in het werk gesteld om hen tot afval te brengen. Een van de magistraten, Filoromos, vond dit alle perken te buiten gaan en diende een protest in bij de prefect. Er werd een beroep op hen gedaan om zich te ontzien terwille van vrouw en kinderen, maar ook daardoor lieten zij zich niet overhalen; ze wilden sterven voor Christus en zeiden dat de enigen die ze als bloedverwanten erkenden de apostelen waren en de martelaren. Toen werden beiden ter dood gebracht. De broer van Fileas, die tot de notabelen behoorde, vroeg om gratie, maar Fileas antwoordde: ‘Dat moge God verhoeden: ik ben de keizer en u allen juist dankbaar dat ik reeds vandaag bezit mag nemen van het koninkrijk dat Jezus Christus met mij wil delen.’ Daarna werden beiden onthoofd, ongeveer in 306.
De heilige Rembertus, aartsbisschop van Bremen, is geboren in een dorpje bij Brugge. Hij werd monnik in de abdij van Torhout en later metgezel van de heilige Anschar (zie 3 februari), die hij vergezelde op zijn apostolische reizen. Tijdens diens laatste ziekte, in 865, wees hij Rembertus aan als zijn waardigste opvolger. Deze raad werd ook gevolgd en hij werd gekozen tot bisschop van Bremen en Hamburg. Ook werd hij belast met het algemeen toezicht op de kerken van Zweden, Denemarken en Neder-Duitsland, om het werk van Anschar te voltooien. Ook ging hij het Evangelie prediken onder de Slaven en Vandalen in Oost-Duitsland.
Bijzonder groot was zijn zorg voor de armen en ongelukkigen. De kostbare kelken die hem geschonken waren, verkocht hij om slaven te kunnen vrijkopen uit de handen der Noormannen. Naast dit alles wist hij steeds weer tijd te vinden voor zijn persoonlijk gebed. Hij is gestorven op 11 juni 888, maar hij wordt herdacht op de dag van zijn bisschopswijding.
De heilige Modanus werd monnik in een van de beroemdste Schotse kloosters, de abdij van Dryburgh, in 622. Hij besteedde meer dan zes uur per dag aan het contemplatief gebed, en om dit vruchtbaar te maken legde hij zichzelf allerlei boetplegingen op. Tegelijk stond hij echter altijd gereed om met vreugde te gehoorzamen aan elke opdracht en elk verzoek dat hem gedaan werd. Omdat men ervan uitging dat iemand die zo goed kon gehoorzamen ook goed zou kunnen bevelen, werd hij tot abt gekozen van de gemeenschap. De broeders werden niet teleurgesteld: hoe groot de ijver van hun abt ook was voor het handhaven van de juiste gedragsregels, toch viel het gehoorzamen hun niet zwaar omdat alles met zoveel liefde en toewijding werd geregeld.
Hij achtte het ook zijn opdracht om missiewerk te doen onder de dorpelingen in de omgeving, maar als tegenwicht onderbrak hij dit apostolaat herhaaldelijk voor verschillende weken door zich in de bergen terug te trekken voor onafgebroken gebed en contemplatie. Tijdens zulk een retraite is hij ook in vrede ontslapen, tegen het einde van de zevende eeuw.
De heilige Rabanus Maurus, bisschop van Mainz, waar hij geboren was in 788. Hij was een van de beroemdste geleerden van die tijd. Hij was opgevoed in de abdij van Fulda en werd naar Tours gezonden waar hij studeerde onder de leiding van de beroemde Alcuin. In zijn abdij teruggekeerd werd hij novicenmeester, in 814 priester gewijd en in 822 tot abt gekozen. Na een bestuur van twintig jaar deed hij afstand van dit ambt omdat zijn monniken zich erover beklaagden dat hij zozeer in zijn studies opging dat hij de zaken van het klooster verwaarloosde.
Hij trok zich terug op de Pietersberg, maar na enkele jaren werd hij tot aartsbisschop van Mainz gekozen en dat ambt vervulde hij trouw tot aan zijn dood in 856.
Hij heeft onnoemelijk veel geschreven op profaan en religieus terrein, onder andere mystieke commentaren op de Heilige Schrift.
De heilige Jozef van Aleppo werd er door enige Turken bij een rechtszaak van beschuldigd dat hij beloofd had tot de islam over te gaan. Toen hij daar tegenin volhield christen te zijn en te blijven, werd hij mishandeld en onthoofd in 1686.
De heilige Theofilos de boetvaardige was aartsdiaken en schatbewaarder van de kerk van Adana in Cilicië in de jaren voor de inval der Perzen. Hij onderhield stipt al zijn godsdienstige verplichtingen en genoot groot aanzien door zijn vrijgevigheid voor de armen en zijn warm medelijden voor wie in nood verkeerden. Toen de bisschop stierf riep de bevolking hem spontaan uit tot diens opvolger, maar Theofilos weigerde hardnekkig dit ambt omdat hij daarin een gevaar zag voor zijn nederigheid. Er werd toen een vreemdeling tot bisschop gewijd.
De neiging tot hoogmoed die Theofilos in zichzelf had bespeurd, liet zich echter niet zo gemakkelijk onderdrukken, en hij werd er nu trots op dat hij zelfs aan de aandrang van de metropoliet had weerstaan om de wijding te aanvaarden. Op een of andere manier scheen dit in zijn optreden tot uiting te komen, want de gunstige mening die men over hem had begon te verminderen, en aan onzinnige lasterpraatjes die over hem werden verteld, werd gretig gehoor gegeven. De nieuwe bisschop deed geen onderzoek naar de werkelijke stand van zaken, maar ontsloeg Theofilos zonder meer uit al zijn functies. Deze raakte daardoor in een toestand van uiterste verslagenheid. Op elke mogelijke wijze zocht hij zich te rehabiliteren, maar zodra hij de ongegrondheid van de ene beschuldiging had bewezen dook er weer een andere aanklacht op.
Zijn eigenliefde werd steeds heviger gekwetst en groeide daardoor mateloos. Tenslotte nam zelfs zijn toevlucht tot een tovenaar en sloot een verbond met de duivel waarbij hij beloofde in zichzelf Christus te verloochenen als hij maar in eer zou worden hersteld. En inderdaad, reeds de volgende dag kwam de bisschop tot inzicht dat hij onrecht had begaan en afgegaan was op valse rapporten. Hij vroeg Theofilos om vergeving en herstelde hem in zijn ambt, terwijl het volk hem bejubelde als een heilige en martelaar.
Maar na een tijd van gelukkige opwinding begon het geweten van Theofilos toch weer te spreken en het liet hem geen rust. Zijn gezicht viel in, zijn ogen brandden, diepliggend in hun kassen. Hij gaf zich over aan boetplegingen en vasten en bidden, nacht na nacht. En hij smeekte de heilige Moeder Gods om haar bijstand. Deze verscheen hem tenslotte na zijn veertigste nachtwake, en nadat zij hem streng gekapitteld had over zijn zonde, verscheen zij hem opnieuw en zei dat Christus hem vergeven had omwille van haar gebeden.
Toen ging Theofilos naar de kerk waar de bisschop de zondagsliturgie vierde en na de lezing van het Evangelie viel hij hem te voet en smeekte om toestemming om zijn zonde voor heel het volk te mogen belijden. Dit deed hij en hij toonde daarbij het duivels contract dat hij met zijn eigen bloed ondertekend had. Daarna viel hij de bisschop opnieuw te voet en smeekte hem om vergiffenis. Het verdrag werd verscheurd en ten aanschouwen van het volk verbrand. Theofilos ontving de heilige mysteriën en kwam met brandende koorts in zijn huis terug. Drie dagen later overleed hij, in 528.
De heilige Nikolaas de belijder, geboren op Kreta in 793, werd op tienjarige leeftijd naar Constantinopel gezonden om zijn oom Theofanes te bezoeken, die intussen ingetreden was in het beroemde Studionklooster. Na enige jaren werd hij daar ook zelf monnik. Hij nam dit leven zo ernstig op dat hij priester werd gewijd. Keizer Leo de Armeniër had heftige onenigheid met dit klooster over de iconenverering, en samen met de hegoemen Theodoros ging Nikolaas in ballingschap. Samen met zijn abt werd hij van de ene gevangenis naar de andere gesleept, en zij hadden daarbij veel te verduren. De gezondheid van abt Theodoros had zoveel geleden dat hij kort na zijn vrijlating stierf, in 826, terzijde gestaan door Nikolaas. Deze bleef nog lang als kluizenaar wonen bij het graf van zijn geestelijk vader en abt. Toen in 829 de vervolging weer uitbrak, hadden de Studieten opnieuw veel te verduren.
Pas in 842 heerste er weer vrede in de kerk en onder keizerin Theodora‚ in 847, kwam Nikolaas in Studion terug en werd tot hegoemen gekozen. Toen hij echter kritiek uitoefende op de zedeloze levenswijze van haar opvolger Michaël III, met diens gunsteling Bardas, werd hij in 865 door de woedende keizer gevangen gezet en pas twee jaar later weer vrijgelaten onder Basilios I, de Macedoniër, die hem ondanks zijn ouderdom en zwakte weer tot abt van Studion aanstelde. Tenslotte is hij in vrede ontslapen in de ouderdom van 75 jaar, in 868.
De heilige Aventinus van Troyes werd geboren te Bourges, uit arme ouders. In die tijd werd Troyes bestuurd door een vermaarde bisschop van grote heiligheid, Lupus. Aventinus ging hem bezoeken en hij werd opgenomen onder de geestelijken die daar werden opgeleid. Om zijn eerlijkheid en organisatorisch inzicht werd hij econoom van het bisdom, maar in hem ontwaakte een steeds sterker verlangen om God te dienen in volkomen eenzaamheid. Hij trok zich terug in een woestijnachtig gebied waar hij leefde van gerstebrood en wilde kruiden, in zeldzame maaltijden, soms slechts om de drie dagen. Onder zijn ruwe kleren droeg hij een boetehemd. Maar juist dit harde leven trok ook anderen aan die zijn leiding vroegen, en zo ontstond er toch een gemeenschap. Zo is hij gestorven in 537.
Ook nog op deze dag de heilige martelaren: Theoktistos, met het zwaard gedood; Jadoros, uit de derde eeuw; Eutychius van Rome, die een roemvolle marteldood onderging, te zamen met een menigte gelovigen uit die stad; Aquilinus, Geminus, Gelasius, Magnus en Donatus te Fossobrone.
Eveneens op deze dag de heilige Jasimos, monnik, bekend door zijn wonderen; Niketas, monnik te Byzantium in Pythië.
Door de gebeden van deze en al Uw heiligen, Heer Jezus Christus onze God, ontferm U over ons en red ons. Amen.
teksten samengesteld door archimandriet Adriaan – eeuwige gedachtenis !
illustraties door matj. Johanna – eeuwige gedachtenis !
overgenomen met toestemming van het klooster St. Jan de Voorloper in Den Haag.