Heiligen van de dag
- Dit evenement is voorbij.
Heiligen van de dag
25 januari, 2021 - 26 januari, 2021
Gedachtenis van onze heilige vader Gregorios de Theoloog, bisschop van Nazianze, aartsbisschop van Constantinopel. Hij draagt de in de orthodoxe kerk buitengewoon zeldzame titel van Theoloog: naast hem worden alleen Johannes de Evangelist en de mystieke Simeon zo genoemd. Hij werd geboren in 329 te Nazianze als zoon van Gregorios die eveneens bisschop van Nazianze is geweest, en diens vrouw Nonna. Om zijn grote intelligentie werd alle moeite gedaan om hem een goede opleiding te bezorgen naast de godsdienstige opvoeding die hij van huis uit meekreeg. Hij studeerde bij de bekendste mannen van de wetenschap van die tijd, in Neo-Caesarea, Alexandrië en Athene. Daar ontstond een levenslange vriendschap met een medestudent, die later Basilios de Grote zou heten.
In deze tijd was het nog niet algemeen gebruikelijk om kinderen te dopen; misschien verklaart dat ook de ruime opzet van zijn studie bij heidense wijsgeren. Als volwassene met een gerijpt oordeel ontving hij de doop en zag als consequentie daarvan dat hij zich uit het openbare leven moest terugtrekken. Wel voelde hij een maatschappelijke verantwoordelijkheid en daarom ging hij terug naar zijn ouderlijk huis, om zijn vader, die intussen bisschop geworden was, in zijn werk bij te staan. Deze wijdde hem na enige jaren, tegen zijn uitdrukkelijke wens, tot priester om hem nog meer aan dit werk te binden, maar bereikte daardoor juist het tegenovergestelde: Gregorios gaf gehoor aan het steeds herhaalde verlangen van zijn vriend Basilios die reeds voor het monastieke leven gekozen had, en voegde zich bij hem in de eenzaamheid, hoewel hij tevoren in zijn brieven wel de spot gedreven had met de enthousiaste beschrijvingen die Basilios over de ligging van zijn kluis gegeven had.
Hun streven naar een volkomen teruggetrokken leven werd echter gebroken door het besef van de nood waarin de Kerk verkeerde door het opkomen van de grote christologische ketterijen. Zij voelden zich in geweten niet langer verantwoord zich zo afzijdig te houden: er was een crisis en elke beschikbare kracht moest ingezet worden. Basilios aanvaardde de strijd als aartsbisschop van Neo-Caesarea, en toen de kerkprovincie door de met de Arianen sympathiserende keizer werd aangetast wijdde hij Gregorios tot bisschop van het gehucht Sassima, om er een betrouwbare medestander bij te hebben. Het had voor Gregorios geen zin zich daar te vestigen en hij bleef in Nazianze als hulp voor zijn vader. Toen de nood daar niet meer dringend was, trok hij weer naar een klooster, maar toen de orthodoxe gemeente van Constantinopel in haar nood een dringend beroep op hem deed, nam hij de leiding op zich in de hoofdstad van het rijk. AI spoedig trok hij algemeen de aandacht door zijn groot redenaarstalent en de waarachtigheid van zijn prediking. Ook vele ariaansgezinden kwamen naar hem luisteren en dat wekte de woede op van zijn tegenstanders, die vergeefs allerlei acties tegen hem ondernamen. Twee jaar later, in 381, werd in Constantinopel een grote synode bijeengeroepen om een einde te maken aan de nog steeds voortdurende ariaanse twisten en andere onzekerheden. Deze synode zou later bekend staan als het tweede oecumenische concilie, waar ook de geloofsbeIijdenis in de huidige vorm werd vastgelegd. Tijdens de zitting stierf de voorzitter en Gregorios werd in zijn plaats benoemd. Verschillende bisschoppen verzetten zich tegen deze benoeming, en toen verzocht Gregorios dringend om van zijn post als aartsbisschop van de hoofdstad ontheven te worden. Hij trok zich in Nazianze terug om de rest van zijn leven te wijden aan studie en contemplatie, terwijl hij de kerkelijke strijd slechts per correspondentie voortzette.
Zijn preken en geschriften toonden zulk een diep en wezenlijk doordringen van zijn geest in de mysteriën van het geloof over de Persoon van Christus, en over wat wij kunnen weten over het Wezen van de goddelijke Drie-eenheid, dat hem spontaan de titel Theoloog (Godskenner) werd gegeven. Gregorios is tien jaar ouder geworden dan Basilios; hij stierf op de leeftijd van zestig jaar, in 389.
De heilige Puplios van Syrië was senator geweest van Zeugma aan de Eufraat, maar toen hij christen werd, maakte hij een einde aan al zijn wereldse verbintenissen, verdeelde zijn vermogen onder de armen, en trok zich terug in een grot in de bergen. Zijn voorbeeld was aanstekelijk en velen zochten hem op om naar hem te luisteren, of zij brachten zelfs een tent mee om ook de nacht bij hem te kunnen doorbrengen. Hij bouwde cellen voor hen die bij hem wilden blijven en lette streng op ieders levenswijze, terwijl hij vol zorg hun geestelijk leven begeleidde, tot aan zijn dood in 369.
De heilige Mares werd ‘de zanger’ genoemd, omdat hij lange jaren zo meeslepend gezongen had in de kathedrale kerk; en die naam bleef hij behouden toen hij zich later terugtrok in Romeron, een arm Syrisch dorpje, om nog zevenendertig jaar geheel voor het gebed te leven, onder waken en vasten. Zijn voedsel bestond in hoofdzaak uit brood en water met wat zout. Hij leefde zo afgezonderd dat hij, omdat hij zich nog maar weinig verplaatsen kon, jarenlang geen Heilige Liturgie meer had bijgewoond. Toen eens bisschop Theodoritos (die ook zijn leven beschreven heeft) bij hem kwam, verhoorde deze zijn vurige wens en vierde de Goddelijke Dienst, waarbij hij de handen van zijn diaken als Altaar gebruikte. De dankbare Mares zei hem dat hij hem de grootste geestelijke vreugde had bereid van heel zijn leven. Niet lang daarna stierf hij, negentig jaar oud, in 430.
De heilige Auxentios, de nieuwe martelaar, woonde in het Roemeense dorpje Janina. Als jongeman had hij zich door een stel losbandige Turkse kameraden het hoofd op hol laten brengen, en hij sloot zich bij hun lichtzinnige levenswijze aan. Toen eens in de groep ruzie ontstond, namen de anderen op geraffineerde wijze wraak. Het was wel geoorloofd om christen te zijn, maar niet om tot het christendom over te gaan. Daarom beweerden zij dat Auxentios ooit islamiet geworden was. Toen deze dat verontwaardigd ontkende en vasthield aan zijn geloof in Christus, werd hij als bekeerling beschouwd en daarom in Constantinopel onthoofd in 1720, dertig jaar oud.
De heilige Moyses, aartsbisschop van Novgorod, zijn geboortestad. Van jongsaf voelde hij zich tot het geestelijk leven aangetrokken en hij werd monnik in het Otrotsj-klooster. Van daaruit kwam hij in het Kolmov-klooster, waar hij priester werd gewijd. Vervolgens werd hij om zijn Ieidersgaven naar het Jurjev-klooster geroepen als archimandriet. In 1325 werd hij tot aartsbisschop van Novgorod gewijd, maar na vier jaar trok hij zich terug naar een klein dorpje in de eenzaamheid. Daar bleef hij twintig jaar in alle rust, maar gaf toen gehoor aan de sterke aandrang van zijn kudde om terug te keren naar zijn bisschopsstad, waar hij nu nog zeven jaar diende en veel tot stand bracht. Toen voelde hij zich door ouderdom zozeer verzwakt dat hij zich weer terugtrok‚ nu naar de door hem gebouwde kluis in Skoworod. Daar is hij drie jaar later gestorven in 1362. Ruim drie eeuwen later werd zijn lichaam ongeschonden teruggevonden.
De heilige Felicitas met haar zeven zonen Januarios, Felix, Filippos, Silvanos, Alexandros, Vitalios en Martialis. Toen in Rome het net der vervolging zich nauwer rond hen sloot, deelde de weduwe Felicitas heel hun vermogen aan de armen uit. De teleurgestelde vervolger, die op haar verbeurde goederen uit was, liet uit wraak haar kinderen voor haar ogen de zwaarste martelingen verduren, maar evenals de moeder van de Makkabeeën moedigde zij haar zonen aan om uit liefde tot Christus alles standvastig te verduren en zo de hemelse kroon te winnen.
Tenslotte werd ook zijzelf ter dood gebracht, in 164.
De heilige Demetrios de sacrista, diende in de grote kerk van Constantinopel in de achtste eeuw. Daar deed hij als het ware zijn stem horen over heel de wereld toen hij op het 7e oecumenische concilie een studie voorlas over wat de verschillende grote kerkvaders hadden gezegd betreffende de verering van de heilige iconen.
De heilige Auxentios was een zeeman in wie een sterk verlangen leefde om zijn leven voor Christus te offeren in de marteldood. Zijn geestelijke vader overtuigde hem ervan dat men niet moedwillig zulk een dood mag zoeken, maar dat hij dan monnik moest worden in een streng klooster, waar het hele leven tot een martelaarschap kan worden. Na zijn dood zou hij dan deelhebben aan het gezelschap der martelaren.
Auxentios volgde deze raad, maar God leidde het ertoe dat hij toch de marteldood mocht sterven, in 1720.
De heilige Juventinos en Maximos die in Antiochië hun lijden ondergingen in de tijd van Johannes Chrysostomos. Zij waren officieren bij de lijfwacht van Julianos de Afvallige, en terwijl zij eens met de anderen aan tafel waren, spraken zij met elkander over de geweldadigheden die de christenen moesten verduren, en dat zij zich nooit daartoe wilden lenen. Dit werd natuurlijk overgebracht aan de keizer. Deze liet hen komen en trachtte hen over te halen, om terug te keren tot het oude heidendom van hun voorvaderen. Toen zij weigerden Christus te ver- loochenen, werden hun bezittingen verbeurd verklaard, en zij zelf werden gegeseld en enkele dagen later in de gevangenis van Antiochië onthoofd, in het jaar 363.
Een half jaar later, toen de keizer gevallen was in de oorlog tegen de Perzen, werd op hun graf een monument opgericht waarbij de heilige Johannes een beroemd geworden rede hield, waarin hij hen eerde als steunzuilen van de kerk, als beschermende vestingtorens en als onwankelbare rotsen tegen het woedende geweld van de vijandige golven. Laat ons hen vaak bezoeken, hun schrijn aan- raken en hun relieken kussen, overtuigd dat zij ons zegen brengen. Soldaten die hun kwetsuren aan de koning tonen kunnen immers vrijmoediger dan de anderen tot hem spreken. En wanneer deze heiligen aan God nederig het lijden tonen dat zij omwille van Jezus Christus hebben ondergaan, zullen ook zij van de Koning der hemelen alles verkrijgen waar zij om vragen.
De heilige Poppo, geboren in Vlaanderen, 978, had dienstgenomen in het leger, maar voelde zich door dit wereldse leven niet bevredigd. Hij diende dus zijn ontslag in en ging op pelgrimstocht naar Jeruzalem. Hij bracht vandaar relieken mee die hij schonk aan de kerk van zijn geboorteplaats, Deinze aan de Leis, en trok vervolgens naar de abdij bij Rheims, waar hij monnik werd. Daar bleek al spoedig zijn grote begaafdheid op velerlei gebied, en hij werd dan ook van de ene abdij naar de andere gezonden om het monastieke leven in zijn oorspronkelijke vurigheid te herstellen. Midden in dit werk is hij gestorven, zeventig jaar oud, in 1048.
De heilige Castinus was in Rome lid van de keizerlijke senaat. Hij was heiden, maar toen hij stervend was aan een ongeneeslijke ziekte, werd hij op wonderbare wijze genezen door de bisschop van Rome. Hij bekeerde zich tot het christendom, trok zich terug uit het openbare leven, en werd tot bisschop gewijd van Byzantium, een kleine stad op de plaats waar later Constantinopel is gesticht. Zeven jaar leidde hij de christengemeente in een moeilijke tijd maar hij is in vrede gestorven in de derde eeuw.
De heilige Bretannion, bisschop van Tomi in Skytië, leefde in de tijd van de heilige Basilios en Gregorios. Ook hij onderscheidde zich door een heilig leven en met veel moed nam hij deel aan hun strijd tegen het overheersende arianisme onder het bestuur van de ketterse keizer Valens.
De heilige Prixus, bisschop van Auvergne, en Amarinus, abt van Doroangus. Prixus kon over belangrijke geldmiddelen beschikken, en naast kloosters en kerken bouwde hij hospitalen en gastenhuizen ten bate van de armen. Veel deed hij ook voor de opvoeding, en nadat hij in zijn jonge jaren had uitgeblonken als zanger, besteedde hij ook veel aandacht aan het gehalte van de kerkzang.
Zijn organisatiewerk bracht hem ook aan het hof van koning Childeric Il. Op weg daarheen genas hij door zijn gebed Amarinus, die stervend was in zijn kluis. Na zijn ogenblikkelijke genezing vergezelde Amarinus hem op zijn reis. Zij dienden een aanklacht in tegen Hector, een patriciër van Marseille, die zich aan veel misdaden schuldig had gemaakt en de bevolking tiranniseerde. Na onderzoek werd deze op last van koning Childeric ter dood gebracht. De bende van Hector wachtte de beide reizigers op toen zij naar Auvergne terugkeerden, overvielen en vermoorden hen, in 674.
Ook nog op deze dag de heilige martelaren: MedoeIa‚ die met haar gezellinnen de dood op de brandstapel moest ondergaan; alsmede Donatus, Sabinus en Agapes, martelaren van wie alleen de naam behouden is gebleven.
Door de gebeden van deze en al Uw heiligen, Heer Jezus Christus onze God, ontferm U over ons en red ons. Amen.
teksten samengesteld door archimandriet Adriaan – eeuwige gedachtenis !
illustraties door matj. Johanna – eeuwige gedachtenis !
overgenomen met toestemming van het klooster St. Jan de Voorloper in Den Haag.