Heiligen van de dag
- Dit evenement is voorbij.
Heiligen van de dag
28 december, 2021
20.000 martelaren van Nikomedië, die met Kerstmis in de kerk verbrand zijn in 302, omdat enkele, toevallig aanwezige, christenen zich van de markt verwijderd hadden om niet met offerbIoed‚ dat de keizer sprenkelde, in aanraking te komen. De kerk werd door de soldaten omsingeld, rondom werd brandhout opgestapeld, de deuren werden dichtgetimmerd op een enkele na, waardoor een afgodsaltaar werd opgesteld. Herauten kondigden toen aan dat wie aan de dood ontsnappen wilde, daar naar buiten moest komen om door een offer zijn verloochening van Christus kracht bij te zetten.
De diaken Agapios riep de menigte op trouw te blijven en dezelfde moed te tonen als de drie jongelingen, die ze zo vaak gezamenlijk hadden bezongen. Eenstemmig riepen allen dat ze aan Christus geloofden en voor Hem hun leven wilden geven.
Intussen werden de aanwezige catechumenen bij elkaar gebracht en door bisschop Anthimos gedoopt en met de heilige myron gezalfd voor de laatste strijd. Vervolgens ontvingen allen de heilige communie.
Toen de vlammen het gebouw begonnen aan te tasten, en er zich een verstikkende rook verspreidde, hieven allen het lied van de drie jongelingen aan: “Zegent, alle werken des Heren de Heer; looft en verheft Hem in eeuwigheid…”, totdat de laatste door verstikking gestorven was.
Het kerkgebouw brandde nog vijf dagen tot alles verteerd was. De resten bleven in de nacht stralen met een helder schijnsel, en de stank van verbrand vlees had plaats gemaakt voor een lieflijk zoete geur, waardoor velen tot nadenken werden gebracht. De kerk was afgeladen vol geweest wegens de komst van een heilige bisschop en voor het grote feest. Achteraf is men het aantal der gelovigen gaan schatten op 20.000.
De heilige priester Glykerios, generaal Zeno, diaken Theofilos; verder Dorotheos, Mardonios, Migdonios, hofbeamten van Maximiaan; de eunuch lndisos; Gorgonios en Petros; en Euthymios met de maagden Agape, Theofila en Domna, waren christenen uit Nikomedië, die bij de keizer geprotesteerd hadden tegen de massamoord. Zij werden onder vele folteringen ter dood gebracht. De heilige Domna was priesteres in de Twaalfgodentempel van Nikomedië. Zij kreeg de Brieven van Paulos en de Handelingen onder ogen en werd door de lezing ervan zo getroffen dat zij zich liet dopen. Zij begon een volkomen nieuw leven, schonk al haar bezittingen weg aan de armen, en bracht dag en nacht door met bidden en studie van de Heilige Schrift. Zij werd enkele malen gevangen genomen en weer vrijgelaten, tenslotte toch onthoofd en haar lichaam werd verbrand om geen resten over te laten voor de christenen.
De heilige Nikanor uit de Zeventig, een van de 7 Diakens. Hij werd op dezelfde dag gedood als de heilige Stefanos, samen met vele andere christenen.
De heilige lgnatios van Lomsk (Jaroslavl)‚ een monnik van het Kyrillosklooster aan het Witte Meer, die verschillende kloosters heeft gesticht in de streek van Wologda. Hij is gestorven op deze dag in 1591 of 1602.
De heilige Simon de Myronvloeiende, een Bulgaar, stichter van Simonos Petra. Hij leefde in de 13e eeuw als kluizenaar in een kleine grot van een ontoegankelijke steenrots op de Athos, 300 m boven de zeespiegel. In zijn dromen werd hij steeds weer aangespoord om een klooster ter ere van Christus’ Geboorte te bouwen op die plaats, hoe onmogelijk dit ook scheen. Tenslotte trok Simon weg om geld bijeen te krijgen.
Hij behoefde niet ver te gaan. Bij de haven ontmoette hij een Servische prins, naar de Athos gekomen om daar een klooster te stichten. Een mooiere oplossing was niet mogelijk, maar toen begonnen de moeilijkheden pas. Er werd een stel jonge arbeiders gehuurd, maar toen ze de situatie in ogenschouw kwamen nemen, verklaarden zij Simon voor gek om op zulk een gevaarlijke plaats iets te beginnen, en zij weigerden zulk een risico te nemen.
Terwijl zij zo delibereerden‚ kwam Simon met een karaf water in de hand, om in elk geval hun dorst te lessen. Hij deed een misstap op het glibberige pad en stortte in de peilloze afgrond. Dodelijk geschrokken klommen de arbeiders voorzichtig naar beneden om het lijk te bergen; maar onderweg kwam Simon hun tegemoet, met de karaf nog ongeschonden in de hand.
Nu waren zij overtuigd dat zij zeker konden zijn van goddelijke hulp bij de bouw, en ze gingen aan het werk. Bij de dagelijkse contacten kwamen zij steeds meer onder de bekoring van Simons persoonlijkheid, en tenslotte verklaarde het merendeel der arbeiders dat zij wilden blijven en ook monnik worden. Toen de bouw klaar was, was er reeds‚ een communauteit.
Na vele jaren is Simon in 1257 gestorven te midden van de hem zo toegewijde leerlingen. Uit zijn graf vloeide een onafgebroken stroom van heerlijk geurende balsem, als teken van Simons werkdadige aanwezigheid. In de volgende eeuwen van veelvuldige verwoesting door rampen en overvallen, is zelfs de herinnering aan de plaats van het graf volkomen verloren gegaan. Wel is het klooster in latere tijden op nog veel grootsere wijze opnieuw gebouwd.
De heilige Theodoros, abt van Tabenna, de opvolger van de heilige Pachomios. Hij werd de geheiligde genoemd de uitzonderlijke reinheid van zijn levenswandel vanaf zijn vroege jeugd. Toen hij 12 jaar oud was, bezat hij reeds zulk een graad van rijpheid dat hij op het feest van Theofanie een besluit nam dat een beslissende wending zou geven aan zijn leven. Hij deed de gelofte zich zonder enige reserve te wijden aan de dienst van God, waarbij hij de genade afsmeekte om steeds trouw te mogen blijven aan zijn roeping.
Vanaf dit ogenblik wilde hij bewust alleen nog maar denken aan dingen die op God betrekking hadden, het grootste deel van zijn tijd besteden aan het gebed, en streng vasten. Hij werd niet tegengewerkt door zijn moeder, die zelf een biddende ziel was, en zo bleef hij nog twee jaar bij haar wonen. Wel volgde hij nog dagelijks lessen bij een geleerde in de buurt.
Op zijn 14e jaar stond zijn moeder hem toe naar het klooster te gaan: eerst in de buurt, maar toen hij daar vol bewondering hoorde spreken over Pachomios, trok Theodoros naar Tabenna. Daar werd hij spoedig een geliefde leerling, om zijn intelligentie en zijn volkomen toewijding. Zijn moeder, die hem daar kwam bezoeken, mocht hem niet ontmoeten, maar hoorde genoeg om haar het besluit te laten nemen in een naburig vrouwenklooster in te treden. Daar mocht zij nog eens haar zoon zien te midden der andere monniken.
Pachomios nam de 25-jarige Theodoros mee op zijn visitatiereizen, om hem zo te vormen voor zijn toekomstige taak. Op zijn 30e liet hij hem priester wijden, en niet lang daarna droeg Pachomios aan Theodoros het bestuur van Tabenna over, terwijl hij zich zelf terugtrok in het naburige klooster van Pabau. Elke middag ging Theodoros daarheen om aanwezig te zijn bij de conferentie die Pachomios aan de monniken gaf, om die dan weer over te brengen aan zijn eigen monniken. Zelf voegde hij daar zijn eigen conferenties aan toe.
Theodoros had vaak hevige kiespijn, maar Pachomios verzekerde hem dat een geduldig gedragen onvrijwillig lijden minstens zo heilzaam was als zelfgekozen onthouding of lange gebeden.
Toen Pachomios ernstig ziek werd, drongen de monniken er bij Theodoros op aan dat deze, na de dood van Pachomios, het bestuur van de hele orde op zich zou nemen. Theodoros verzette zich lang, maar tenslotte gaf hij toe. Maar toen Pachomios dit hoorde, was hij verontwaardigd over wat hij als gebrek aan gehoorzaamheid zag, en hij ontnam Theodoros het bestuur van Tabenna. Deze erkende zijn voorbarigheid en ijdelheid en plaatste zichzelf als laatste in het klooster, nog achter de novicen. Tegelijk vermeerderde hij zijn gebeden en ascese, zodat Pachomios zei dat deze vernedering hem meer deed groeien dan hij als overste gedaan had.
Na de dood van Pachomios kwam Theodoros, met enige vertraging, toch op de post die hem oorspronkelijk door zijn geestelijke vader was toebedacht. Orsesios, die eerst was aangewezen maar afgetreden omdat de taak hem te zwaar viel, werd zijn trouwe assistent. Er heerste tussen hen een volmaakte verstandhouding want bij geen van beiden was plaats voor trots of jaloezie.
Theodoros gaf persoonlijk leiding aan zijn monniken, troostte hen wanneer zij mismoedig waren, bemoedigde hen om voortgang te maken, berispte hen met zachtheid bij hun fouten, en won volledig hun hart, zodat zij zich geheel aan hem toevertrouwden en al hun gedachten blootlegden. En wanneer er moeilijkheden ontstonden, dan strafte hij zichzelf met vasten en lange gebeden tot hij hen teruggewonnen had.
Deze verhouding werd natuurlijk bijzonder versterkt door de gave van wonderen en profetie die God hem verleende. Een beroemde voorspelling wordt verhaald door de heilige Athanasios. Toen deze tijdens een van zijn ballingschappen Theodoros ontmoette, zei deze hem dat Juliaan de Afvallige op dat ogenblik gestorven was, en dat zijn opvolger de kerkvrede zou herstellen. Het duurde niet lang of Athanasios kreeg bericht dat hij naar Alexandrië kon terugkeren.
Op een zondag in het voorjaar van 367 werd Theodoros uit de kerk geroepen naar een broeder die stervende was. Hij stond de broeder bij in zijn laatste uur en zei toen tegen de anderen dat er weldra nog een dode zou zijn, van wie zij het in het geheel niet verwachtten. Hij sprak over zichzelf, want kort na Pasen werd hij ziek en stierf op de 27e april. Zijn gedachtenis wordt gevierd op de 16e mei; de westerse kerken vieren hem op deze dag.
De heilige abt Convoyon stichtte, samen met vijf priesters, de abdij van Rhedon (Bretagne) in 832. Later moesten zij vluchten wegens het steeds groeiende gevaar van invallende Noormannen, en zij vestigden zich in het kasteel te Plelan, dat voor dit doel beschikbaar was gesteld. Daar is Convoyon gestorven in 868.
De heilige Antonius van Lerins. Als jongeman stelde hij zich in 482 onder leiding van een heilige priester in een kleine gemeenschap. Maar toen men hem priester wilde maken, vluchtte hij in de eenzaamheid. Naarmate hij bekend werd en er bezoekers op hem afkwamen, trok Antonius steeds verder de bergen in, zonder blijvend succes wat betreft de eenzaamheid. Tenslotte werd hij recluus in het klooster van Lerins, waar hij tegen nieuwsgierigen werd afgeschermd. Maar het duurde niet heel lang, want hij werd ziek en stierf in 525.
De heilige Fabiola, uit de oude Romeinse familie der Fabiï, was op jeugdige leeftijd uitgehuwelijkt aan een man van weliswaar hoge stand maar van een zeer laagstaand zedelijk peil. Fabiola vroeg scheiding aan en leefde vervolgens samen met een man van haar eigen keuze. Hiervoor werd zij kerkelijk veroordeeld en buiten de kerk gesloten.
Na de dood van deze tweede echtgenoot deed Fabiola openbare boete voor de basiliek van Lateranen, en werd daarna weer in de kerk opgenomen. Van nu af wijdde zij zich geheel aan de weldadigheid. Haar grote rijkdommen besteedde zij aan het bijstaan van arme zieken, terwijl zij voor hen ook een speciaal huis inrichtte, dat geldt als het eerste ziekenhuis van Europa.
Ook op andere gebieden waar nood heerste, kwam zij te hulp, en zij bedacht ook de geestelijkheid en kloosters. Zij was een van de Romeinse medewerksters van de heilige Hiëronymos, en op zijn raad ondernam zij ook in 394 een pelgrimstocht naar het Heilige Land, waar zij een tijd woonde in het door de heilige Paula gestichte klooster in Bethlehem. Daar nam zij deel aan de intensieve studie van de Heilige Schrift, het grote werk van Hiëronymos.
Op zijn voorstel keerde zij echter het volgend jaar naar Rome terug om de nood te lenigen welke door de inval der Hunnen veroorzaakt was. Er bestaan nog brieven welke hij in deze jaren aan haar geschreven heeft. Enkele jaren later is Fabiola gestorven, in 399 of 400. Haar begrafenis bracht vrijwel de gehele Romeinse bevolking op de been, die het heengaan van hun weldoenster moesten betreuren. Ook na haar dood bracht haar blijvende liefde en bijstand nog vele wonderen te weeg.
Ook nog op deze dag de heilige martelaren Secundus, gedood met het zwaard; te Ankyra de priester Eutychios met de diaken Domitianos; te Neocaesarea tijdens de vervolging van Decius Troadios, bijgestaan door de heilige Gregorios de Wonderdoener; en te Arabissos (Klein-Armenië) Cesarios, onder Galerius Maximianus.
Eveneens op deze dag de heilige Babylas uit Tarsos (Kilikië), 5e eeuw; en te Rome de priester Domnio.
Door de gebeden van deze en al Uw heiligen, Heer Jezus Christus onze God, ontferm U over ons en red ons. Amen.
teksten samengesteld door archimandriet Adriaan – eeuwige gedachtenis !
illustraties door matj. Johanna – eeuwige gedachtenis !
overgenomen met toestemming van het klooster St. Jan de Voorloper in Den Haag.