Heiligen van de dag
- Dit evenement is voorbij.
Heiligen van de dag
21 november, 2021
Tempelgang van de Alheilige Moeder Gods. De aanleiding tot dit feest vormt het apocrieve verhaal over het kleine meisje Mirjam, dat op 3-jarige leeftijd als gevolg van de gelofte van haar ouders naar de Tempel werd gebracht om daar dienstbaar te zijn. Tot aller verwondering liep zij zelfstandig de 15 treden op van de trap die naar het heiligdom leidde. De hogepriester Zacharias bracht het kind in het Heilige der Heiligen, waar de hogepriester slechts éénmaal per jaar mocht binnentreden, op Grote Verzoendag. Zij diende tot haar 11e jaar in de Tempel als tempelmaagd, het werk afwisselend met het bestuderen van de Heilige Schrift. De oudste homilie over dit feest vinden we bij de heilige Gregorios van Nikomedië, in de 9e eeuw.
De kerk viert dit feest, omdat hier op markante wijze de goddelijke waarheid van de Vleeswording in beeld wordt gebracht, die de heiligheid bewerkt van haar die hiertoe het instrument mocht zijn.
De heilige Jaropolk (Petros), zoon van grootvorst Isjaslav van Kiev, werd na diens dood prins van Wladimir in Wolhynië, in 1078. Hij werd tweemaal van zijn troon gestoten door de zonen van zijn neef, die dit erfdeel opeisten. De orthodoxe Jaropolk vermeed het echter om wraak te nemen en bloed te vergieten. Toen hij in 1086 naar zijn hoofdstad terugkeerde, werd hij op arglistige wijze vermoord, en hij werd opgenomen in het gezelschap der schuldeloze, vrijwillige slachtoffers, waarvan de rij geopend was door het heilige broederpaar Boris en Gleb. Hij werd begraven in het Demetrios-klooster in Kiev, in de kerk van de heilige Petros, die door hem was gebouwd.
De heilige Columbanus, geboren te Leinster in Ierland, tegen het jaar 540. Hij kreeg een wetenschappelijke opvoeding en had het plan om zich aan het ascetische leven te wijden. De omgang met de knappe en aardige meisjes uit zijn omgeving was echter een voortdurende verzoeking voor hem. Hij ging raad vragen bij een oude vrouw die als recluse leefde en zij waarschuwde hem dat hij, wanneer hij zijn roeping wilde volgen, zijn omgeving moest ontvluchten en naar een streek gaan met minder verleidingen. “Red jezelf, jongeman, en vlucht!” Hij gehoorzaamde en ging weg uit zijn huis. En toen zijn hartstochtelijke moeder zich over de drempel legde om hem tegen te houden, stapte hij, met bloedend hart, maar zonder gewetensbezwaar, over haar lichaam heen.
Hij stelde zich onder de leiding van verschillende abten, schreef een commentaar op de psalmen, maar hoorde in zijn hart steeds Gods woord tot Abraham: “Trek weg uit uw land en uit het huis van uw vader, en ga naar het land dat lk u tonen zal”. Lange tijd was hij in het klooster van Bangor, de beroemdste abdij van Ierland, met bijna 300 monniken. Ook hier wilde de abt, de heilige Comgal, hem ervan weerhouden, maar tevergeefs. De 30-jarige Columbanus vertrok met 12 andere monniken, stak de zee over, doorkruiste Groot-Brittannië en ging opnieuw scheep, nu naar Gallië.
De mensen waren wel christen, maar het geloofsleven stond op een laag peil door de vele oorlogen en de onachtzaamheid van de bisschoppen. Columbanus begon daarom rond te trekken en te prediken, en met zijn kleine groep was hij een levend voorbeeld van christelijke liefde. Wanneer iemand van hen in een fout verviel, dan kreeg hij van alle anderen de volle laag en zij sloegen hem weer naar het pad der deugd terug, maar zonder dat daarbij een boos woord gesproken werd. Niemand bezat iets voor zichzelf, zij hadden alles gemeenschappelijk.
Nadat zij zo enkele jaren waren rondgetrokken, kregen zij van de koning van Bourgondië de oude Romeinse vesting Annegray (Haute Saône), omdat deze de monniken, die hij hoogschatte, voor zijn land wilde behouden. Daar leefden zij in grote armoede, met als voedsel de bast van verschillende bomen, bessen en wilde planten, en wat de boeren uit de omgeving hun schonken. Columbanus trok zich vaak alleen terug, diep in het ongerepte bos, waar hij paradijselijk omging met de wilde dieren en vogels kwamen om zich te laten strelen of een toevlucht zochten in de plooien van zijn kleding.
Dit ging zo verschillende jaren verder, maar langzamerhand werd het aantal monniken te groot voor die plaats. Van de Frankische koning verkreeg hij nu een ander Romeins fort, Luxeuil, waarvan de ruïnes nog de vroegere luxe lieten zien: prachtig versierde Romeinse badinrichtingen. En de omwille van de ascese waterschuwe monniken, huisvestten zich in de oude baden. Luxeuil lag aan de voet van de Vogezen, op de grens tussen Austrasië en Bourgondië. Het was gunstig gelegen en trok veel monniken aan. Spoedig waren er honderden in de drie kloosters die Columbanus daar bouwde en onder zijn bestuur had. De edelen uit de omliggende landen brachten hun zonen naar hem toe en traden ook dikwijls zelf als monniken in. Het systematische programma van gebed en werk, onder de energieke leiding van Columbanus, bleek zeer aantrekkelijk te zijn. Het aantal monniken werd zo groot dat er een eeuwigdurend officie georganiseerd kon worden, waarbij de monniken elkander afwisselden om dag en nacht, onafgebroken, Gods lof te zingen, zoals in de Akimietenkloosters in Griekenland. Het moest een beeld zijn van de onophoudelijke hemelse lofzangen der engelen voor de Heer der Heerlijkheid, een stukje hemel op aarde.
Columbanus liet zijn monniken hard werken, en in zijn regel stond dat een monnik pas naar bed moest wanneer hij bijna staande in slaap viel, en moest opstaan terwijl hij zich nog niet geheel uitgerust voelde. Door al dit werk brachten zij de totaal verwilderde grond weer in cultuur. Er werd veel nadruk gelegd op lichamelijke ascese: strenge vasten, geselingen en staan in ijskoud water, om de wilde gloed van de hartstochten te temmen.
Twintig jaren gingen zo voorbij. De vurige Columbanus werkte niet alleen, maar bestookte ook de omringende bisschoppen met brieven om hen te herinneren aan hun verplichtingen. Langzamerhand ontstond hierdoor een zekere ontstemming tegen de vereerde monnik en die geïrriteerdheid vond voedsel in Columbanus’ vasthoudendheid ten opzichte van Ierse gebruiken betreffende tonsuur en paasdatum. Zulke afwijkingen lieten zich in de heftige toon van die dagen gemakkelijk opblazen tot ketterijen, echter zonder rechtstreeks succes tegenover de zichtbare heiligheid van zijn leven. Toen hij echter ook de hem eerst goedgezinde koning Thierry (Dirk) zijn losbandig leven verweet, werd Columbanus met zijn getrouwen uit het land verbannen.
Hij werd op een schip naar Ierland gezet, maar dit werd door een storm naar de kust teruggeblazen. Columbanus trok toen de tegenovergestelde kant op, dwars door Frankrijk, waarbij hij zijn weg markeerde door een groot aantal kloosterstichtingen. In Duitsland werd hij hartelijk ontvangen, maar hij trok verder naar Italië, omdat de Bourgondiërs hun macht steeds verder wisten uit te breiden, tot in Zwitserland toe.
In 612 kwam hij in Milaan. Daar kreeg hij het land van Bobbio in Noord-ltalië. Hoewel hij reeds hoogbejaard was, stortte hij zich vol vuur opnieuw op de bouwarbeid en hij sleepte zelf de boomstammen van de berghellingen naar de bouwplaats. Na een regeringswisseling werd hij naar Frankrijk teruggeroepen, maar Columbanus voelde zich te oud om weer te verhuizen. Op de andere rivieroever van de Trebbia, tegenover zijn klooster, vond hij een spelonk die hij ombouwde tot een kapel, toegewijd aan de alheilige Moeder Gods. Daar bracht hij de rest van zijn dagen door in gebed, terwijl hij de abdij alleen op zondagen en feestdagen bezocht. En daar is hij, 72 jaar oud, gestorven op deze dag in het jaar 615. ln Bobbio heeft Columbanus, strijdbaar tot het einde van zijn leven, ook nog een rol gespeeld in de strijd tegen het arianisme.
De heilige Gelasius I, paus van Rome, 492-496. Hij verbande alle Manicheeën uit Rome en verbrandde hun boeken, en richtte zijn excommunicaties naar alle kanten tegen ieder die maar in de verte met ketters in verbinding had gestaan. Toen de patriarch van Constantinopel op matiging aandrong, verweet hij hem dat dit geen afdaling was zoals Christus gedaan had, maar dat het een afdaling was in de hel om gemeenschap met de satan te hebben.
Hij was echter uiterst edelmoedig tegenover de armen, en uiterst streng tegenover gevallen van simonie. Hij was een geleerde en schreef ook hymnen, in navolging van de heilige Ambrosius. En hij heeft invloed gehad op de liturgische verzameling die zijn naam draagt: Sacramentale Gelasianum. Op een synode te Rome veroordeelde hij allerlei apocrieve boeken, die door sommigen als canoniek werden beschouwd, zoals de geschiedenis van Paulos en Thekla, de Reis van Petros en de apocriefe Evangeliën.
Ook nog op deze dag de heilige martelaren Celsus en Clemens te Rome; Albertus, bisschop van Luik, gedood in Reims; Demetrius en Honorius te Ostia; Eutychius, Honorius en Stephanus in Spanje; en Heliodoros in Pamfilië, onder Aurelianus; twee van zijn beulen werden door hem bekeerd en zijn in zee verdronken.
Eveneens op deze dag de heilige Rufus, genoemd in de Romeinenbrief; en Maurus, bisschop van Verona.
Door de gebeden van deze en al Uw heiligen, Heer Jezus Christus onze God, ontferm U over ons en red ons. Amen.
teksten samengesteld door archimandriet Adriaan – eeuwige gedachtenis !
illustraties door matj. Johanna – eeuwige gedachtenis !
overgenomen met toestemming van het klooster St. Jan de Voorloper in Den Haag.