Heiligen van de dag
- Dit evenement is voorbij.
Heiligen van de dag
1 november, 2021
De heilige Kosmas en zijn broer Damianos, onzelfzuchtige artsen (de geldelozen), voor mens en dier, te Feremania in Mesopotamië. Hun vader, van heidense adel, kwam kort na de geboorte van zijn zonen tot Christus. Hij stierf echter niet lang daarna, zodat hun opvoeding in handen lag van hun moeder Theodota. Zij kregen een solide christelijke opvoeding, en toen zij later filosofie gingen studeren, werden zij afgestoten door de beperktheid van de heidense wijsbegeerte. Zij gingen daarom over naar de geneeskunde, die zo geschikt is voor het beoefenen van de christelijke liefde. Omdat zij zich zo volkomen overgaven aan deze taak en de zorg voor de zieken, schonk God hun vaak wonderbare genezingen waar hun kennis tekort schoot.
Zonder enig onderscheid behandelden zij rijken en armen, stadsgenoten en vreemdelingen, zonder ooit enige vergoeding te vragen. Hun medelijdende liefde strekte zich uit over elk lijdend schepsel, en de mensen kwamen ook met hun zieke dieren bij hen om genezing te vinden. Hun roem steeg steeds hoger en van heinde en ver kwamen de zieken hen opzoeken.
Damianos, de jongste, stierf het eerste. Enige tijd later stierf ook Kosmas. Maar de zieken bleven toestromen naar hun graf, waarover al spoedig een kerk werd gebouwd, waar de zieken vaak dag en nacht bleven bidden tot zij genezing vonden naar lichaam en ziel.
De heilige Theodota wordt ook herdacht op 2 januari, en andere broederparen met eveneens de namen Kosmas en Damianos op 1 juli en 17 oktober.
De heilige Hermenegild, de zoon van de gothische koning Leovigild (ook gevierd op 13 april). Het is goed nog eens te zien wat hier eigenlijk gebeurde. Leovigild was overgegaan tot het Arianisme, waarschijnlijk vooral om politieke redenen. Op deze manier vormden de Germanen een gezamenlijk afweerfront tegen het Romeinse Rijk. Daarin ligt waarschijnlijk ook de verklaring waarom hij zijn zoon met geweld wilde dwingen met hem afvallig te worden. Hermenegild bleef zich echter principieel verzetten en werd onthoofd in 586.
Misschien vragen wij ons af waarom zulk een uiterst verzet nodig was. Is het niet overdreven? Het gaat om wat de arianen wilden. We zouden kunnen zeggen: zij wilden een rationeel christendom, iets wat in overeenstemming is met onze menselijke redeneringen, waartoe ook in onze tijd een zeer sterke geneigdheid bestaat. Voor ons verstand is het onmogelijk dat God werkelijk mens zou worden, dus Christus kán niet werkelijk God zijn. Hij is iets heel bijzonders, misschien hoog verheven boven de mensen, maar niet God zelf. Maar op die manier wordt het hart uit het Christus-geloof gesneden.
Zulke mislukte pogingen tot het formuleren van de christelijke waarheid dwongen de christenen zich te bezinnen, en onder woorden te brengen wat het geloof dan wél betekende. Om zulk een gedachtenstrijd tot klaarheid te brengen, werden de verschillende grote concilies bijeengeroepen, om tot een gezamenlijke uitspraak van het bewustzijn van de kerk te komen. Deze formuleringen worden ‚“dogma’s” genoemd, en zij vormen de grondslag van het geloof voor de volgende tijden.
De heilige Kyriana en Juliana, ter dood gebracht onder Diokletiaan (286-305). Kyriana was afkomstig uit Tarsos in Kilikië, en werd in het naburige Rossos gevangen genomen samen met Juliana. Toen zij standvastig bleven, werd Kyriana totaal kaal geschoren en naakt op een ezel rond de stad gevoerd, temidden van joelende kinderen die met stokken op haar lossloegen‚ daartoe aangemoedigd door clowns en dronken soldaten. Tenslotte werd zij samen met Juliana verbrand.
De heilige Audemarus (Omer) was twintig jaar monnik in het klooster van de heilige Columbanus in Luxeuil. ln 637 werd hij bisschop gewijd en hij missioneerde met een groep monniken in noordwest Frankrijk. Hij stichtte een klooster aan de Aa, waaruit later de stad St. Omer is ontstaan. De laatste 7 jaar van zijn leven was hij blind. Hij is gestorven in 670.
De heilige Vigor uit Artois was een leerling van de heilige Vaast. Hij trok naar Neustrië‚ in de omgeving van Bayeux, waar de bevolking nog merendeels heiden was. Met onvermoeibare ijver wijdde hij zich aan de prediking van het evangelie, en zijn prediking vond gehoor. Later werd hij dan ook eenstemmig gekozen tot bisschop van Bayeux.
Zijn inspanningen werden beloond: niet alleen lieten velen zich dopen, maar er werd ook verlangd naar een meer geestelijk leven. Zo kwamen er onder zijn bestuur drie kloosters tot stand. Vigor is gestorven kort voor 538.
De heilige Austremonius, eerste bisschop van Clermont en apostel van Auvergne, was een van de zeven heilige bisschoppen die in de 3e eeuw vanuit Rome naar Gallië waren gezonden om daar het evangelie te prediken. Hij is in vrede ontslapen en stond in hoge eer gedurende de Franse Middeleeuwen.
De heilige Jakobos, monnik-martelaar, met zijn leerlingen Jakobos en Dionysios. Jakobos, uit arme ouders in Kastoria, werd op jonge leeftijd wees, maar vond een goede broodwinning als schaapherder. Hij liet dit werk over aan zijn broer die geen werk had kunnen vinden, en ging zelf naar Constantinopel. Als slagersjongen raakte hij thuis aan het Turkse hof. Daardoor ontstonden discussies over godsdienstige onderwerpen, en hij ging meer nadenken over God en zijn leven. Hij kwam in aanraking met de heilige patriarch Nifon en nam het besluit zijn leven radicaal te veranderen. De weinige bezittingen die hij had vergaard gaf hij weg en hij vertrok op pelgrimsreis naar de Athos. Daar werd hij monnik in het klooster Dochiariou. Gedurende drie jaar oefende hij zich in strenge ascese, ogenblikkelijke gehoorzaamheid en diepe deemoed. Toen kreeg hij zegen om zich terug te trekken in de eenzaamheid, om zich zonder enige afleiding te wijden aan het ononderbroken gebed. Hij vond plaats in een tot ruïne vervallen kluis, op het gebied van het klooster Iwiron.
Hij leefde van een paar brokken brood per dag, voor zover hij niet vergat te eten wanneer hij zich volkomen overgegeven had aan het gebed. Hij moest strijden tegen de kwade gedachten die in hem opkwamen, en die de duivel hem soms lichamelijk voor ogen stelde. Met geweld moest hij dan telkens zichzelf terugroepen en zich vastklampen aan de heilige naam van Christus en de bijstand van de heilige Moeder Gods. Pas toen hij jaar in jaar uit zo had gestreden, begon zich een kleine vertroosting te doen gevoelen in zijn hart, zoals hij aan zijn leerling vertelde. Deze gewaarwording werd langzamerhand steeds sterker en groeide uit tot een warme gloed van vreugde en liefde tot God en tot de mensen. Die gloed werd daarna een onbeschrijflijk lieflijk innerlijk licht, de energie van Gods genade. Ook dit licht werd in de loop der tijd steeds sterker en oversteeg de zichtbare schepping. Het steeg boven de zon en de hemel, het verliet deze wereld met zijn afwisseling van dag en nacht. Het trok door het paradijs, eens geplant voor Adam en Eva, en kwam in de hemelse contreien, de plaatsen die leeg waren geworden door de val van de engelen. En nog steeds groeide het licht, het ging de luister van de stralende engelen te boven. Het was of zijn geest ogen gekregen had aan alle kanten, zoals de cherubijnen, en dat zijn ziel naderde tot de troon van God. En in het helderste licht mocht hij Christus Zelf aanschouwen, omgeven door de alles overstralende duisternis van Zijn Godheid.
Op deze wijze verbleef de Heer zonder onderbreking in zijn hart. Door de genade werd hij werkelijk kind van God, en daardoor was hij in staat anderen tot God te leiden, die in steeds groter getale bij hem kwamen om zijn raad te vragen, of om alleen maar de zegen te ontvangen van in zijn nabijheid te zijn. Voor dit innerlijk licht kon niets verborgen blijven en vaak besprak hij met zijn bezoekers de geheimste kwellingen van hun geweten voordat zij erover hadden gesproken.
Op aanvraag van de monniken gaf de bisschop van Hierissos, die de jurisdictie had over de Heilige Berg, aan Jakobos de opdracht biecht te horen, ofschoon hij nog geen priester was. Hij had nauwelijks onderwijs genoten, maar toch wist hij de meest complexe vraagstukken te ontwarren. En hoezeer hij ook brandde van liefde, toch kon hij streng zijn en veeleisend, vooral tegenover priesters. Hij verbood sommigen zelfs de Heilige Liturgie te vieren. Dit gedrag verontrustte metropoliet Makarios van Thessalonika en deze kwam hem opzoeken om zich nader op de hoogte te stellen. Maar toen hij zag welk een waarlijk geestelijke helderziendheid in hem werkte, herkende hij in hem een ware man Gods en hij vroeg zijn zegen.
Vanaf dit ogenblik werd Jakobos ertoe gedreven rond te trekken langs de verschillende Athos-kloosters, waar de monniken zich verheugden over zijn stralend onderricht, en velen hun hoogmoed onder ogen werd gebracht en anderen aangemoedigd werden hun traagheid te overwinnen. En aan wie zich schaamden om hun innerlijke zonden te belijden, openbaarde hij wat zij zo angstig wilden verbergen.
Eens geraakte hij in extase tijdens de Goddelijke Liturgie en hij zag hoe een menigte van engelen zich verzamelde rond de heilige Gaven. Daarop was een goddelijk licht neergedaald op het ogenblik dat de priester ze met het velum afdekte op het einde van de voorbereiding. Bij de Grote Intocht breidde dit licht zich uit over heel het aanwezige volk. Onzegbaar stralend werd het bij de epiclese en het overdekte zelfs de priester, die eerst in het duister gebleven was wegens zijn zonden. Want om het geloof van het volk werd de genade niet weggetrokken bij de heilige Offerande.
Na deze rondtocht, waarbij ook vele wonderen waren geschied, trok Jakobos zich weer, met enkele leerlingen, in de meest afgelegen woestijn van de Athos terug. Daar verbleven zij elk afgezonderd. Jakobos nam in het geheel geen voedsel mee; de vijf weekdagen sprak hij met niemand, alleen op zaterdag en zondag kwamen zij bijeen om te communiceren bij het vieren van de heilige Mysteriën. Dan verhaalde hij wat God hem in het gebed had doen aanschouwen.
Zo werd hem ook geopenbaard dat hij de rust en de vrede van de Athos moest verlaten om naar Aitolië te gaan, waar hem vele beproevingen en het martelaarschap te wachten stonden. Hij ging dus op weg en na de toestemming van de bisschop te hebben verkregen, vestigde hij zich in een kloostertje van de heilige Johannes de Voorloper bij Patras, samen met enkele leerlingen. Verschillende wonderen die op zijn gebed tot stand kwamen, maakten in de verre omtrek zijn naam bekend, zodat er veel leerlingen kwamen om zich onder zijn leiding te stellen. Dit trok de aandacht van de Turkse bewindslieden. Zij beschuldigden Jakobos ervan rebellen bijeen te brengen om een opstand voor te bereiden, en er werd een troep soldaten heengezonden om zich van de opstandelingen meester te maken. Jakobos zag vooruit dat de soldaten in aantocht waren. Hij liet daarom vroeger de Heilige Liturgie vieren en pas na de heilige Communie stormden de soldaten naar binnen.
Jakobos liet hun een maaltijd voorzetten en ging zonder bezwaar te maken met hen mee, samen met de diaken Jakobos en de monnik Dionysios. In Trikala werd hij ondervraagd, maar er werd niets onwettigs gevonden. De gouverneur hield hen desondanks vast, in de hoop een losprijs te krijgen van het volk. Toen er niet genoeg kwam naar zijn zin, stuurde hij de drie door naar de sultan in Adrianopolis. Daar werden zij om hun zelfverzekerdheid gegeseld. Na enkele dagen in de gevangenis werden zij weer voor de sultan gevoerd. Deze had intussen gehoord over het charisma van Jakobos, en hij vroeg hem de toekomst te voorspellen. Toen Jakobos hem voorzegde dat hij binnenkort zou sterven, ontstak de sultan in razernij. 17 dagen lang liet hij de drie monniken op allerlei manieren folteren. Tenslotte werden zij opgehangen, ofschoon Jakobos reeds gestorven was, in het jaar 1520. Hun lichamen werden overgebracht naar het klooster van de heilige Anastasia, bij Thessalonika.
De heilige David van Euboia (het grote eiland langs midden-Griekenland). Daar werd hij geboren in het begin van de 16e eeuw, als zoon van een vrome priester. Van jongsaf werd hij getrokken door het gebed en de beschouwing. Toen hij 15 jaar geworden was, ging hij weg van huis, op zoek naar een geestelijke leider. Hij vond zijn plaats bij de beroemde priestermonnik Akakios, die van dorp tot dorp trok om het evangelie te prediken. Hij nam David mee naar zijn klooster, waar deze monnik werd.
Enige tijd later ging David met Akakios mee op pelgrimstocht. In Ossa, bij de Olympos, werd David diaken gewijd. Daarna bezochten zij de kloosters op de Athos, waar David achterbleef in de Grote Laura. Maar weldra werd hij daar weggeroepen door Akakios, die intussen bisschop van Artes geworden was, om hem te helpen. Hij werd priester gewijd en werd ingeschakeld bij het parochiewerk. David verminderde echter niets van zijn strenge vasten en langdurige nachtelijke gebeden.
Daarop werd hij tot hegoumen van een klooster aangesteld, maar toen hij moeilijkheden kreeg met zijn monniken, die hem te streng vonden, trok hij zich in de eenzaamheid terug in de buurt van de Parnassosberg, waar hij weldra door velen werd bezocht. Hij werd ervan beschuldigd een weggelopen slaaf te hebben opgenomen en werd daarom gevangen genomen en gefolterd, maar de gelovigen kochten hem vrij. Tenslotte vond hij rust op het eiland Euripos. Daar bouwde hij een kerk, en er ontstond een klooster met gelijkgezinden.
David toonde een onbeperkte gastvrijheid en zonder enige terughoudendheid schonk hij alles wat het klooster in handen kreeg, weer weg aan allen die iets kwamen vragen: waardig of onwaardig, christen of moslim. Daar leefde hij nog vele jaren, maar was soms afwezig om vrede te stichten wanneer bisschoppen onderling onenigheid hadden.
Toen zijn leven ten einde liep, verzamelde hij nog eenmaal al zijn leerlingen om zich heen voor een laatste onderricht. Toen zag hij Christus verschijnen en hij stierf in vrede. Er geschiedden vele wonderen op zijn graf.
De heilige Marcellus, bisschop van Parijs, waar hij ook geboren is uit de gewone burgerstand. Reeds jong was hij een algemeen geliefd persoon vanwege zijn vriendelijke aard, maar vooral door de sfeer van ongeschonden zuiverheid die hem omgaf. Hij werd dan ook al vroeg diaken gewijd, en toen de bisschop stierf ging de algemene roep naar Marcellus uit, die deze opdracht met angst en beven aanvaardde.
Met onvermoeibare ijver wijdde hij zich aan zijn werk, maar daar zijn verder geen bijzondere feiten van bekend, behalve dat hij algemene verering genoot. Hij is gestorven kort na het jaar 400, op de 1e november, maar in Parijs wordt zijn gedachtenis gevierd op 3 november. Hij werd begraven in een dorp dat nu deel uitmaakt van de stad Parijs als Faubourg Saint-Marcel. Daar bevindt zich ook de aan hem gewijde kerk.
De heilige Benignus was een leerling van de heilige Polykarpos, die hem priester wijdde en naar Gallië zond, samen met de heilige Andochos en de heilige Thyrsos (24 september). Hij predikte met veel succes in Langres en Dijon, maar daar werd hij gegrepen en voor het gerecht gedaagd, na allerlei folteringen werden zijn voeten met gesmolten lood in een steenblok vastgegoten en zo werd hij in een kooi met wilde honden gezet. Na nog meer gewelddaden werd hij doodgestoken en op die plaats begraven. Daar werd eerst een kerk, en later de beroemde abdij Saint Benigne de Dijon gebouwd, van de Congregatie van Sint Maur.
De heilige Amable uit Riom, dat nu een van de voornaamste steden is van Auvergne, werd daar priester gewijd. Hij werd belast met de zorg voor zijn vaderstad, en eveneens voor de stad Auvergne. Hij is gestorven tegen het einde van de 5e eeuw, en bij zijn graf gebeurden vele wonderen.
De heilige Caesarius was een jonge diaken, juist aangekomen uit Afrika in Terracina (Italië). Daar was hij er getuige van hoe iemand aan Apollo werd geofferd doordat het slachtoffer zich van de rots in zee wierp. Verontwaardigd begon Caesarius luidkeels te protesteren tegen zulk een bijgeloof. Hij werd gegrepen en voor de gouverneur gebracht. Deze veroordeelde hem om, samen met de reeds gevangen priester Lucianus, in een zak genaaid en in zee verdronken te worden, in het jaar 300, tijdens de vervolging van Diokletiaan.
De heilige Maria was slavin in het huis van de heidense senator Tertullus in Rome. Zij was de enige christen in dat huis en had daarom veel te verduren van de andere slaven, omdat zij niet meedeed met de offerfeesten. Maar Tertullus was op haar gesteld om haar trouw en haar opgewekte gehoorzaamheid. Toen Diokletiaan de vervolgings-edicten opnieuw uitvaardigde, trachtte hij daarom Maria te beschermen door haar te doen straffen en opsluiten. Dit werd echter toch bekend en zij moest voor de magistraat verschijnen, die tevergeefs moeite deed haar over te halen. Het aanwezige volk schreeuwde dat zij levend moest worden verbrand, maar toen zij daarna met de uiterste wreedheid werd gepijnigd, begon men toch om genade te roepen. Maria werd toen aan een soldaat in handen gegeven om gedood te worden, maar ook deze was getroffen en hielp haar te ontsnappen. Zij kon zich verbergen tot de vervolging voorbij was en is toen een vroege dood gestorven, in 303. Zij wordt daarom toch onder martelaren gerekend.
Ook nog op deze dag de heilige martelaren Kyprianos en Julianos, stierven door het zwaard; Adrianos, Agrippos‚ Dacios, Caesarios, Sabbas, Sabinianos en het kind Thomas werden te Damaskos gedood, nadat zij vele martelingen hadden ondergaan, in de 7e eeuw; de bisschop Johannes en de priester Jakobos werden na ontzettende folteringen in Perzië onthoofd in 345, onder Sapor ll (309-379); Theoleptos; en Severus, ter dood gebracht in Gascogne.
Eveneens op deze dag de heilige Begha (Beez), abdis in Northumbrië, rond 660; Licinius‚ bisschop van Angers, 606; Severinus, monnik in Tivoli; Mathurinus, monnik te Larchant; Ludrus met zijn vader Leocadius, 4e eeuw; Spinulus, monnik in de 7e eeuw; en Genesius, bisschop van Lyon, 678.
Door de gebeden van deze en al Uw heiligen, Heer Jezus Christus onze God, ontferm U over ons en red ons. Amen.
teksten samengesteld door archimandriet Adriaan – eeuwige gedachtenis !
illustraties door matj. Johanna – eeuwige gedachtenis !
overgenomen met toestemming van het klooster St. Jan de Voorloper in Den Haag.