Heiligen van de dag
- Dit evenement is voorbij.
Heiligen van de dag
27 augustus, 2021
De heilige Hosios, bisschop van Cordova, zijn geboortestad, waar hij 60 jaar bisschop was. Hij was een van de meest vertrouwde raadslieden van keizer Konstantijn de Grote, die hij er ook toe gebracht heeft het Concilie van Nicea bijeen te roepen om de strijd over de goddelijke natuur van Christus te beslissen. Zijn naam staat dan ook bovenaan op de lijst der ondertekenaars van de besluiten van het Concilie.
Tijdens het bewind van keizer Konstantios, de Ariaan, werd Hosios in ballingschap gezonden naar Sirmion, evenals de heilige Athanasios. Maar later kon hij naar zijn zetel terugkeren tot aan zijn dood in 359.
De heilige Pimen (Poimen = herder) de Grote, misschien wel de beroemdste van de woestijnvaders. Wij kennen hem vooral uit de Vadersboeken, de Spreuken der Woestijnvaders‚ waarvan een zeer groot deel op zijn naam staat. Hij was Egyptenaar en nauwelijks 15 jaar oud toen hij het monastieke leven in de woestijn begon. Hij bezat reeds toen zulk een overredingskracht dat zijn 6 broers met hem meetrokken. De oudste heette Anub, de jongste Païssios. Hijzelf was waarschijnlijk op één na de oudste en dan moeten de anderen toch nog wel heel jong geweest zijn. Dat komt ook overeen met bepaalde kinderlijke gebeurtenissen uit die eerste tijd.
Pimen beoefende meteen harde ascese. Hij begon met op bepaalde dagen in het geheel niet te eten, en in de volgende jaren breidde hij dit rigoureuze vasten uit tot 4 of 5 dagen, soms zelfs tot een gehele week. Hij at ook nooit meer vlees en liet zich slechts met moeite overhalen bij anderen te eten. Ook wijn gebruikte hij nooit. Naarmate hij de geestelijke rijpheid bereikte, verminderde hij dit absolute vasten en nam als stelregel slechts éénmaal per dag sober te eten, en met honger van tafel op te staan. Dit was nuttiger dan het eten te lang uit te stellen. Daarbij beoefende hij het nachtwaken, het zeggen van lange gebeden, en de voortdurende handenarbeid. Maar dit alles moest met onderscheidingsvermogen gebeuren, zei hij, want het ging er niet om het lichaam, maar om de hartstochten te doden. Toen de Bedoeïenen weer eens op rooftocht waren, waarbij veel monniken werden vermoord, trokken de 7 broers verder de woestijn in en vonden een vervallen afgodstempel waar zij zich vestigden. Toen zij zich beraadden over de toekomst, vroeg Anub de anderen een week lang niet met elkaar te praten of elkander op te zoeken. Zelf begon hij iedere ochtend de dag met het smijten van stenen naar het grote afgodsbeeld‚ terwijl hij ‘s avonds een pokloon maakte en vergeving vroeg. De anderen brandden van nieuwsgierigheid wat dat betekenen moest en barstten na die week met hun vragen los. Anub vroeg: “Toen ik die stenen gooide, is het beeld toen kwaad geworden of heeft het iets terug gezegd? En toen ik vergiffenis vroeg, liet het beeld dan merken of het dat prettig vond, of weigerde het misschien te vergeven? Wanneer wij kunnen afspreken ook zo te handelen wanneer iemand een aanmerking maakt, en niet ijdel te worden als iemand ons vergiffenis vraagt, dan kunnen we samen blijven, zo niet, er zijn vier poorten: ieder kan zijn eigen richting kiezen om te vertrekken”. Toen wierpen allen zich ter aarde voor Anub en beloofden strikte gehoorzaamheid.
Zij bleven bij elkaar tot de dood hen scheidde. Een van de broers werd voor het huishouden aangesteld, en ieder at zonder protest wat er op tafel kwam, of het nu naar zijn smaak was of niet. Verder was hun huisregel: 4 uur slaap per nacht, 4 uur werk, 4 uur officie. Overdag werkten ze tot aan de middag, deden dan geestelijke lezing tot het 9e uur van de namiddag, zochten daarna naar groen gewas voor hun maaltijd die ‘s avonds genuttigd werd.
De kleine Païssios, de jongste van de broers, was een levendig jongetje dat nogal wat last bezorgde. Eens was hij met een van de anderen aan het ruzie maken, en het kwam zelfs tot een vechtpartij. Pimen deed alsof hij niets merkte. Anub vroeg hem waarom hij ze niet uit elkaar haalde. “Ach”, zei Pimen, “ze hou- den vanzelf wel op, het zijn immers broers”. En het is blijkbaar ook goedgekomen want op het einde van zijn leven verklaarde Pimen, die ervoor bekend stond onder geen enkele omstandigheid ooit gelogen te hebben, dat ze allen in grote eendracht met elkaar hadden geleefd. Bij een andere gelegenheid blijkt dat Pimen op kinderen gesteld was. De broers hadden weer eens moeten vluchten en kwamen toen in een met monniken bevolkt gebied waar ook een aantal kleine jongens opgenomen waren. De broers ergerden zich aan het veelvuldige kinderlawaai en stelden voor om weg te trekken. Maar Pimen vroeg hun: “Wil je hier weggaan om die engelenstemmetjes?”
Barmhartigheid tegenover de fouten van anderen is de telkens weer in het oog springende grondeigenschap van Pimens optreden. Zo kwam eens een broeder naar abba Pimen en zei: “lk zaai op mijn akker en daarmee beoefen ik liefdadigheid”. De oudvader zei hem: “Daar doet ge goed aan”. En de broeder ging verheugd heen en beoefende nog meer liefdadigheid. Toen Pimen daarover aangevallen werd, omdat hij zulke onmonastieke bezigheden goedkeurde, antwoordde hij: “lk heb gesproken vanuit zijn standpunt, en daardoor heb ik hem ijver gegeven om vooruit te gaan in de liefdadigheid. Als ik het hem had afgeraden zou hij bedroefd zijn heengegaan en toch hetzelfde werk gedaan hebben, want hij kent nu eenmaal niets anders”.
Zijn mensenkennis blijkt uit de volgende spreuken: “Iemand kan schijnen te zwijgen, hoewel zijn hart anderen veroordeelt. Zo iemand is in feite onophoudelijk aan het spreken”. Tot een broeder die klaagde over zijn vele dwalende gedachten zei hij: “Spreid uw habijt uit en houd de wind vast” en op het woord van de ander dat zoiets toch onmogelijk is, sprak de oudvader: “Evenmin kunt ge de gedachten beletten te komen. Maar het ligt wel in uw macht eraan te weerstaan”. En tegen een monnik die vroeg: “Waarom bevechten de duivels mij zo?” antwoordde hij: “Zijn het werkelijk duivels die u bevechten? Die vechten niet met ons zolang wij bezig zijn met onze eigen verlangentjes: dat zijn onze eigen duivels die ons kwellen totdat we ze hun zin geven. De echte duivels vechten tegen mensen van heel ander formaat”.
Hij veroordeelde ook de gewoonte om de ene roeping boven de andere te stellen: “Als van drie broeders de eerste de volkomen hesychia beoefent, de tweede ziek is maar vol dankbaarheid, en de derde hen dient met een oprecht gemoed, dan hebben zij alle drie gelijke waarde voor God”. Ook zei hij: “Velen van ons zijn heldhaftig in de gestrengheid, maar in het fijn aanvoelen van gedachten door middel van het gebed, is er slechts een heel enkele”.
Steeds kwam hij weer terug op de onderlinge verhoudingen: ook de helden in de woestijn was niets menselijks vreemd. “Christus zegt: Er bestaat geen grotere liefde dan deze, dat iemand zijn ziel geeft voor zijn naaste. Dat wil zeggen als iemand een slecht woord opvangt, iets waardoor hij zich geraakt voelt, en dan iets stekeligs wil opmerken, maar hij doet zich geweld aan en zegt het niet; of iemand wordt getergd en verdraagt het zonder iets terug te doen, dan geeft zo iemand zijn ziel voor zijn naaste”. En op de vraag: “Wat is zonder reden zich kwaad maken op zijn broeder?” zei hij: “Telkens als uw broeder u tergt en u maakt zich kwaad op hem, maakt u zich kwaad zonder reden. Zelfs al rukt hij uw rechteroog uit en hakt hij uw rechterhand af, en u wordt kwaad, dan maakt u zich kwaad zonder reden. Maar als hij u van God wil verwijderen, word dan maar kwaad!” Ook zei hij: “Zoek niet uw wil door te drijven. Het is veel harder nodig dat ge u voor uw broeder vernedert”.
Een broeder vroeg: “Ik heb een plaats gevonden waar ik helemaal verlost ben van mijn broeders: zal ik daar gaan wonen?” En de oudvader antwoordde: “Waar ge geen hinder bezorgt aan uw broeder, ga daar wonen”.
Abba Pimen is gestorven tegen het jaar 450, toen hij ongeveer 110 jaar oud was, als waardig opvolger van de heilige Antonios.
De heilige Kuksja, een monnik van het Holenklooster te Kiev, had de zorg op zich genomen voor de stam der Wjatisji, aan de oever van de Oka-rivier. Hij werd door de heidenen gedood in 1113. Op dezelfde dag stierf in het Holenklooster zijn medebroeder Pimen de Vaster, die nadat hij zichzelf door grote gestrengheid tot een volkomen werktuig in Gods hand had gemaakt, de gave der genezingen had ontvangen.
De heilige Caesarius, bisschop van Arles, geboren in Chalons-sur-Saone in 470. Hij werd monnik in het beroemde klooster van Lerins op het eiland bij Marseille. In 503 werd hij tot bisschop gekozen van Arles. Hij bestuurde zijn bisdom met grote energie en hij was een succesvol prediker. Hij sprak in eenvoudige taal, zonder uitweidingen. Een aantal van zijn preken zijn bewaard gebleven, een bewijs voor de grote waarde die eraan werd gehecht. Hij leidde verschillende concilies, in het bijzonder dat van Orange in 529, waar het semi-pelagianisme veroordeeld werd en de rol van de genade in het geestelijk leven ten volle werd erkend.
Hij stichtte in Arles het eerste vrouwenklooster in Frankrijk, onder het bestuur van zijn zuster Caesaria. Hij had in de regel bepaald dat elke moniale moest leren lezen en schrijven en dat de zusters het uitsluitend recht hadden hun abdis te kiezen. Aan deze stichting schonk hij heel het vermogen dat hij bezat als afstammeling van een der grote gallo-Romeinse families. De heilige Caesarius is gestorven in 543.
Ook nog op deze dag de heilige martelaren: Anthusa, verdronken in een diepe put; Fanurios, een jonge soldaat, die onder velerlei martelingen ter dood is gebracht; Bonifatius en Thekla, met hun zonen Arontius, Fortunatus, Honoratus en Sabinianus, te Potenza onthoofd onder Maximiaan; Rufus‚ bisschop van Capua, evenals Rufus en Carpophorus, onder Maximiaan daar ter dood gebracht; Marcellinus de tribuun met zijn vrouw Mannea en hun zonen Joannes, Petrus en Serapion te Tomi in Pontus; en de maagd Euthalia, door haar broer gedood te Lentini op Sicilië.
Eveneens op deze dag de heilige Pimen van Palestina, kluizenaar in de woestijn Ruba, ten tijde van keizer Maurikios, 602; Liberius, paus van Rome van 852 tot 366, nadat hij eerst vanwege de Arianen in ballingschap was geweest; Sabbas, monnik van Benefali; keizer Arkadios, 395-408; Theoklitos, monnik op de Olympos; Syagrius, bisschop van Autun, 600; Ebbo, bisschop van Sens, 8e eeuw; Narnus, eerste bisschop van Bergamo, gedoopt en gewijd door de heilige Barnabas; Joannes, bisschop van Pavia; Licerius, bisschop van Lerida in Spanje; en de weduwe Margarita te San Severino.
Door de gebeden van deze en al Uw heiligen, Heer Jezus Christus onze God, ontferm U over ons en red ons. Amen.
teksten samengesteld door archimandriet Adriaan – eeuwige gedachtenis !
illustraties door matj. Johanna – eeuwige gedachtenis !
overgenomen met toestemming van het klooster St. Jan de Voorloper in Den Haag.