Heiligen van de dag
- Dit evenement is voorbij.
Heiligen van de dag
11 augustus, 2021
De heilige Euplus (Euplius) was diaken in de stad Catania op Sicilië. Tijdens de vervolging van Diokletiaan werd hij gevangen genomen en voor de gouverneur gebracht. Terwijl hij moest wachten op de komst van de gouverneur, die nog in zijn werkkamer was, riep hij luid: “lk ben christen en ik zal met vreugde sterven voor de naam van Jezus Christus”; Hij werd voorgeleid met het Evangelieboek in de hand. De rechter vroeg waarom hij dat had meegebracht. Euplus antwoordde dat hij het droeg toen hij gearresteerd werd. Hem werd gevraagd er iets uit voor te lezen. Hij kwam bij de verzen: “Zalig zijn wie vervolgd worden om de gerechtigheid, want van hen is het koninkrijk der hemelen”. En het andere: “Wie achter Mij wil komen, verloochene zichzelf, neme zijn kruis op en volge Mij”.
De rechter vroeg wat dat te betekenen had. Euplus antwoordde: “Het is de Wet van mijn Heer, die mij is opgelegd”. “Door wie?” “Door Jezus Christus, de Zoon van de levende God”. Na deze openlijke belijdenis werd Euplus steeds heftiger gemarteld en telkens weer ondervraagd of hij bleef bij zijn eerdere verklaring. Met de ene hand die nog vrijgelaten was, tekende de martelaar een kruis op zijn voorhoofd en zei: “Ik verklaar opnieuw dat ik christen ben en de Heilige Schrift lees”. En als dan de marteling opnieuw begon, zei hij: “Ik dank U, Heer Jezus Christus, dat ik mag lijden omwille van U; ik smeek U: red mij!”, tot hij geen kracht meer had om te spreken. Maar zelfs toen bleven zijn lippen zich nog bewegen in stil gebed.
Tenslotte tekende de rechter het doodsvonnis. Het werd voorgelezen: “Euplus, een christen, veracht het edict van de keizers, lastert de goden en toont geen berouw. Hij wordt veroordeeld om te sterven door het zwaard”. Daarna werd hem het Evangelie als spot om de hals gehangen op weg naar de strafplaats, terwijl een omroeper voor hem uitging die uitriep: “Euplus, een christen, vijand van de goden en van de keizers!” Maar Euplus riep daar telkens tegenin: “Dank zij U, Christus, mijn God”. Verder bleef hij lezen in het Evangelie dat hij mocht dragen. Zo werd hij onthoofd in 804.
De heilige Susanna (Sosanna), de maagdelijke dochter van de Romeinse priester Gabinius, een bloedverwant van keizer Diokletiaan. Deze wilde haar uithuwen aan de toekomstige keizer Galerius, en keizerin Serena kreeg de opdracht Susanna over te halen. Susanna weigerde, tot vreugde van Serena, die in het geheim eveneens christen was. Diokletiaan dacht toen de zaak te forceren door zijn losbandige zoon Maximiaan het meisje te laten onteren. Dit werd gearrangeerd, maar toen Maximiaan in de kamer van de biddende Susanna binnendrong, zag hij boven haar een stralende verschijning die hem zulk een angst aanjoeg dat hij de vlucht nam. Nu werd zij aan de beul overgeleverd, want men kon niet straffeloos de keizer dwarsbomen. Daarom werd zij aan zware folteringen onderworpen en tenslotte onthoofd in haar ouderlijk huis, evenals haar vader en diens broer, de bisschop van Rome, Gaius, in het jaar 295.
Met hen werd ook ter dood gebracht de aanvoerder van de wacht Maximus. De andere familieleden van Susanna: Claudius met zijn vrouw Prepedigna en hun zonen Alexander en Cutias, die zich geheel ten dienste hadden gesteld van de christenen die in de gevangenis en in de mijnen verbleven, werden eerst naar Ostia verbannen, en toen ze zich ook daar ten dienste stelden van de gevangenen, werden zij opnieuw gearresteerd en levend verbrand. Hun gedachtenis wordt eveneens gevierd op 18 februari.
De heilige Basilios en Theodoros van het Holenklooster in Kiev. Theodoros had zijn grote rijkdommen geheel aan de armen uitgedeeld en begon daar spijt van te krijgen toen hij het armelijke leven in het klooster maar moeilijk verdroeg. Basilios wist hem echter te troosten, zodat hij weer vreugde had over dit offer dat hij gebracht had uit liefde voor de Heer. Sindsdien voelden zij zich door een sterke vriendschap met elkaar verbonden, en zij betrokken een gemeenschappelijke cel.
De hebzuchtige vorst Mstislav dacht dat Theodoros wel het voornaamste deel van zijn bezit achtergehouden zou hebben. Hij viel hun cel binnen en begon de beide monniken te mishandelen om het geheim van de bergplaats uit hen te krijgen. Hij wilde niet geloven dat zij naar waarheid ontkenden nog iets te bezitten en bleef hen daarom mishandelen tot zij gestorven waren. Dit gebeurde in 1098.
De heilige Nifon, patriarch van Konstantinopel. De jongen Nikolaas was geboren in de Peloponnesos in een adellijke familie. Hij had klaarblijkelijk een godsdienstige aanleg, want hij werd naar een geestelijke school gestuurd, waar hij spoedig een uitblinker was. Hij was vooral gefascineerd door de levens van de woestijnvaders, en las die elk vrij ogenblik.
Eens kwam er een priestermonnik, een zekere vader Josef, op bezoek en sprak over het monniksleven. Nikolaas sloot zich bij hem aan en wist de blijkbaar nog jonge monnik over te halen hem stiekem mee te nemen. Ze trokken samen naar Epidauros, waar volgens de verhalen een heilige monnik woonde, Antonios, die zich erop toelegde de grote monnikvader Antonios zo nauwkeurig mogelijk na te volgen. Josef ontving zijn zegen, maar Nikolaas drong zo sterk bij Antonios aan, dat deze hem als leerling accepteerde, ondanks zijn jeugdige leeftijd. Hij kreeg het monnikskleed, de naam Nifon, en een eigen cel en voerde elke opdracht van Antonios zo letterlijk mogelijk uit. Hij wijdde zich met alle krachtsinspanning aan de ascese van zwijgzaamheid, vasten, nachtwaken, boete-oefeningen en voortdurend gebed. Wanneer er een ongeregelde gedachte in hem opkwam, of een herinnering aan zijn ouders of vroegere rijkdom, haastte hij zich naar zijn geestelijke vader, knielde voor hem neer en beleed het met diep berouw. En wanneer hij dan een vermaning en een zegen had gekregen, ging hij terug naar zijn cel.
Daar werkte hij ook: hij kopieerde teksten in schoonschrift als broodwinning. Hij sprak nooit een nutteloos woord en de geestelijke lezing verrichtte hij met uiterste aandacht en hij stelde zich daarvoor innerlijk geheel en al open. Op deze wijze maakte hij grote voortgang op de geestelijke weg.
Lang duurde deze verhouding echter niet: na enige tijd ontsliep Antonios in de Heer. Nifon was ontroostbaar en hij bracht de tijd in volkomen stilte door. Toen vertelde iemand hem dat er in Narda een monnik was aangekomen van de Heilige Berg. Aanstonds trok Nifon erheen om hem op te zoeken en alles te weten te komen van het leven dat daar geleid werd. Deze Zacharias nam hem met vreugde op en leerde hem alles wat hij wist. En toen er in het land grote onrust ontstond naar aanleiding van het Concilie van Florence, waarbij de Kerk onder het gezag van de Paus werd gesteld, nam Zacharias Nifon mee om te waarschuwen tegen de ketterse opvattingen der Latijnen. De ergste onrust verdween echter toen een door de nieuwe keizer Konstantijn bijeengeroepen Synode de overeenkomst van Florence ongeldig verklaarde.
Maar toen gebeurde er een ander ongeluk. In 1453 werd Konstantinopel ingenomen door de Turken, die hun oorlogsschepen over land, buiten de beschermde vaarroute om, naar de Bosporus hadden gesleept, en toen de stad bij verrassing konden aanvallen. De beide monniken trokken nog verder weg en kwamen in Ochrid in het huidige Macedonië. Hun heilig leven trok al spoedig de aandacht, en toen de aartsbisschop gestorven was, kwamen de geestelijkheid en het volk bij Zacharias en lieten hem geen rust totdat hij ermee instemde de vacante zetel te bezetten.
Kort daarna vroeg Nifon hem de zegen om naar de Athos te mogen vertrekken om daar meer rust te vinden. Zacharias, die zich zeer aan hem had gehecht, smeekte hem bij hem te blijven en hem te steunen. Ze besloten samen de nacht in gebed door te brengen. Door een innerlijk gezicht kwam Zacharias tot het besluit dat het niet goed zou zijn zijn vriend verder te dwarsbomen, en hij schonk hem de zegen om te vertrekken, waarbij hij de hoop uitsprak hem nog eens in dit leven terug te mogen zien.
Als op vleugels haastte Nifon zich nu naar de Athos. Zijn roem was reeds voor hem uitgegaan en hij werd overal met de grootste aanhankelijkheid ontvangen om te luisteren naar zijn geestelijk onderricht. Hij verbleef in verschillende kloosters en skiten, maar voelde zich het meest thuis in Dionysiou, gewijd aan de heilige Joannes de Voorloper. Daar ontving hij het grote schima, en na sterke aandrang van de broeders, ook de heilige wijdingen zodat hij als priester kon dienen. Van die tijd af werd Vader Nifon een van de grote lichten van de Athos.
Dat had zo zijn gevolgen. Een paar stadsbestuurders uit Thessalonika waren op retraite in Dionysiou. Zij zagen Vader Nifon celebreren en hoorden zijn meeslepende preek. Zij spraken erover toen zij weer in de stad waren, en toen daar de aartsbisschop gestorven was, kwamen twee bisschoppen naar het klooster en probeerden de raad over te halen er bij Vader Nifon op aan te dringen dat ambt te aanvaarden. De monniken weigerden er echter hun medewerking te verlenen dat iemand die voor hen zo waardevol was, zou vertrekken. Het werd bekend en heel het klooster kwam bijeen om Vader Nifon voor hen te behouden. Maar toen voelde de hegoumen zich gedreven door de Heilige Geest en hij zei: “Ge moet gaan, heilige Vader, want het is Gods wil dat het u toevertrouwde talent zal dienen om velen te redden. Blijf steeds denken aan dit gewijde klooster, en aan onze liefde; en sta ons bij met uw gebeden en andere hulp. Wij zullen u steeds in herinnering houden als onze medemonnik en zoon van ons gewijde klooster. Maar God heeft deze nacht mij, onwaardige, vermaand geen hinderpaal te zijn op uw weg”. Daarna kuste hij hem herhaalde malen, en zo deden alle broeders. Vader Nifon zei: “De wil des Heren geschiede, maar ik, onwaardige, kom in groot gevaar: bidt voor mij”. En hij werd triomfantelijk door de bisschoppen meegenomen naar Thessalonika.
Na drie jaar werd hij geroepen om lid te worden van de heilige Synode te Konstantinopel, voor het bestuur van de Kerk in deze zware tijd. Daar ontmoette hij ook zijn vroegere geestelijke vader, bisschop Zacharias, tot beider onuitsprekelijke vreugde. Deze vreugde had Zacharias nog mogen smaken: enkele dagen later ontsliep hij en Nifon kon hem begraven.
Toen korte tijd later ook de patriarch stierf, in 1486, kozen de bisschoppen eenstemmig Nifon als diens opvolger, hoezeer hij ook tegenstreefde. De sultan had reeds zijn toestemming gegeven. Dat was nodig omdat de patriarch ook bestuurlijke verantwoordelijkheid droeg.
Hij begon daar het in verwarring gebrachte volk te troosten en opnieuw te onderrichten in de ware leer zodat zij vast in hun schoenen zouden staan tegenover de propagandisten van de Latijnse vernieuwingen. Ook sprak hij over de nieuwe moslim-heersers, dat deze beproeving verdragen moest worden, maar dat het zaak was vast te houden aan het geloof. Verder trad hij op tegen de harteloze rijken, dat zij zich om de armen moesten bekommeren. Zijn eigen warm medelijden deed hem er ‘s nachts alleen op uitgaan om de zieken en zwakken te bezoeken en hun te brengen wat hij kon bemachtigen. Zijn lieflijke woorden trokken allen aan om Gods wil te volbrengen, en vele ongelovigen kwamen door hem tot Christus. Steeds meer mensen kwamen naar hem luisteren en zijn faam begon door te dringen tot de Grote Kerk in Konstantinopel.
Ook hier droeg zijn prediking veelvoudig vrucht en menig moslim liet zich in het geheim door hem dopen. Deze bekeerlingen moesten voor hun nieuw verworven geloof een zware prijs betalen: zij moesten alles in de steek laten en het land uitvluchten wilden ze in leven blijven.
Dit alles prikkelde sommigen tot nijd. Er ontstond een groep priesters die zich tegen de patriarch keerde, en bij de sultan gedaan kreeg dat Nifon van de troon gestoten werd in 1489. Hij bad voor de onruststokers en dat het volk er niet te zeer onder te lijden zou hebben. Zelf trok hij zich heel tevreden terug in het klooster bij Sozopolis, waar opnieuw zijn heilig leven verbaasd werd rondverteld.
Twee jaar later werd hij naar Konstantinopel teruggeroepen om opnieuw patriarch te zijn. Ook deze keer duurde het niet lang. De sultan vond zichzelf om een of andere reden niet eerbiedig genoeg behandeld door Nifon, en verbande hem naar Adrianopolis, waar hij onder zware bewaking werd gesteld. De prins van Walachije (Roemenië) wist echter tot hem door te dringen en kreeg ook verlof om hem mee te nemen naar zijn land.
Daar begon voor de heilige Nifon een nieuwe levensperiode, als apostel in een half bekeerd land. Hij begon daar het kerkelijk leven te reorganiseren, en slaagde er ook in een aantal misstanden in het landsbestuur te verbeteren. Maar niet alleen op de intellectuelen en bestuurders had hij invloed: het gewone volk wist hij vrij te maken uit de gewoonte van dronkenschap, waaraan maar al te velen verslaafd waren.
In 1502 werd Nifon opnieuw tot patriarch gekozen, maar toen de delegatie uit Konstantinopel hem dat kwam aankondigen, weigerde Nifon met grote beslistheid en zei dat hij er niets meer over wilde horen.
De gezindheid van de vorst, die hem vroeger zo zeer was toegedaan, verslechterde ten gevolge van een bigamie-kwestie in de familie. Nifon werd uit het land verdreven. Na een afwezigheid van 40 jaar kwam hij nu, als een onbekende oude man, terug in het Dionysiouklooster. Hij werd aanvaard als novice, en moest muilezelhoeder worden. ‘s Nachts moest hij de wacht houden om toe te zien of er geen Turkse piraten op zee in aantocht waren. Dit deed hij, terwijl hij tegelijk stond te bidden. Een der andere broeders zag hem daarbij in vlammend licht gehuld, en hij haastte zich naar het klooster om de anderen erover te verhalen. (Op de plaats van deze verschijning is later een kapelletje gebouwd.)
Tegelijk had de abt een droom waarin de heilige Joannes de Voorloper hem verscheen en hem verwijten maakte dat hij de heilige patriarch, die zoveel zielen had gered, nu de beesten liet hoeden. Nadat hij wakker geworden was, sloeg hij het simandron, riep alle broeders bij elkaar en vertelde hun wie zij in het klooster hadden. Nu stroomden ze in processie met kaarsen en lichten en wierook naar de plaats waar Nifon was. Deze begreep dat hij ontdekt was en sloeg op de vlucht, maar zijn oude benen konden de jonge monniken niet meer voorblijven, zodat hij spoedig werd ingehaald. Nu wierp hij zich ter aarde en weende van teleurstelling dat hij zijn laatste dagen niet in vergetelheid kon doorbrengen.
Nog 13 jaar streed hij nu binnen het klooster en legde zichzelf opnieuw zware ascese op. Hij bleef dienstbaar aan alle monniken, deed zware bouwwerkzaamheden, graafwerk in de tuinen, klom het rotspad op en neer wanneer vrachten moesten worden binnengebracht die per boot aangevoerd waren; maar hij bezocht ook de zieken, troostte monniken die treurig waren, en gaf onderricht aan wie erom vroegen. Wanneer ergens zwaar werk werd verricht, dan mengde hij zich in dat werk, zodat de anderen zich niet zouden beklagen en daardoor het loon voor hun moeiten zouden verliezen.
Toen de heilige ongeveer 90 jaar oud was, wist hij dat zijn einde gekomen was. Hij liet de broeders bij elkaar komen en wekte hen voor het laatst op om de regels van het monastieke leven strikt te onderhouden, en zich op ieder gebied door volle inspanning en strijd waardig te maken voor het koninkrijk der hemelen. Toen vroeg hij aan ieder vergeving, ontving de heilige Mysteriën en gaf daarna zijn ziel over in Gods handen, op deze dag in het jaar 1515.
De heilige Chromatius en Tiburtius. Chromatius was assistent-prefect van Rome en in dat ambt veroordeelde hij vele christenen ter dood. Een van degenen die voor hem geleid werden was de heilige Tranquillinus. Deze vertelde hem dat hij verlamd was geweest door jicht, maar dat hij, nadat hij de heilige doop had ontvangen, daarvan was genezen.
Toen Chromatius enige tijd later zelf ten prooi viel aan die ziekte, en door hevige pijnen werd gekweld, liet hij de priester Polycarpus zoeken, die Tranquillinus had gedoopt, en hij vroeg hem om de doop omdat hij in de macht van Christus geloofde. Polycarpus gaf hem drie dagen lang onderricht, dat door Chromatius zo intensief werd aanhoord en overdacht dat hij zelfs niets wilde eten of drinken. Nadat hij samen met zijn zoon Tiburtius het sacrament had ontvangen, genas hij inderdaad van zijn kwaal, en hij legde zijn ambt neer.
Vanaf dat ogenblik werd zijn huis een toevluchtsoord voor christenen die gevaar liepen gearresteerd te worden. Tiburtius werd subdiaken gewijd maar na enige tijd door een afvallige christen verraden en gevangen genomen. Hij werd gefolterd, en toen hij standvastig bleef, onthoofd. Chromatius trok zich terug in zijn villa in de provincie en verschafte alle hulp die hem mogelijk was. Daar is hij ook gestorven, in 286.
Ook nog op deze dag de heilige martelaren: Gaianos, Gaios, Makarios, Markos, Neofytos en Zeno, levend verbrand; en Rufinus, bisschop der Marsen, met nog anderen onder Maximinus.
Eveneens op deze dag de heilige Passarion in Palestina; Theodosios, monnik van het Holenklooster te Kiev, 1438. Hij was vorst Theodoros van Ostrog en zijn gedachtenis wordt ook gevierd op 28 augustus; Athracta, een Ierse moniale, 5e/6e eeuw (haar gedachtenis wordt ook gevierd op 9 februari); Gerion (Gaugericus), bisschop van Kamerijk, 625; Rusticula, abdis te Arles, 632; Agilbertha, abdis te Joarre, 7e eeuw; en de maagd Digna te Todi in Umbrië.
Door de gebeden van deze en al Uw heiligen, Heer Jezus Christus onze God, ontferm U over ons en red ons. Amen.
teksten samengesteld door archimandriet Adriaan – eeuwige gedachtenis !
illustraties door matj. Johanna – eeuwige gedachtenis !
overgenomen met toestemming van het klooster St. Jan de Voorloper in Den Haag.