Heiligen van de dag
- Dit evenement is voorbij.
Heiligen van de dag
7 augustus, 2021
De heilige Hor (Oor) begon zijn monniksleven in de Sketis en behoorde weldra tot de meest geroemde oudvaders. Ook de bekende abba Sisoë was een van zijn leerlingen. Van hem werd gezegd: “Nooit heeft hij een onwaar woord gesproken, nooit heeft hij met heftigheid gesproken, nooit heeft hij iemand verwijten gemaakt, en nooit heeft hij iets gezegd zonder noodzaak”. Over zichzelf zei hij dat hij zich als lager staand beschouwde dan alle mensen waarmee hij in aanraking kwam. Deze geesteshouding beval hij ook aan anderen aan als de zekerste weg tot onderlinge liefde en het vermijden van zelfverheffing, die ons van alle verdienste berooft.
Toen het in de woestijn van Sketis te druk begon te worden, is Sisoë naar de berg van de heilige Antonios gegaan, terwijl Hor naar de woestijn van Nitria trok. Daar werd abba Paulos zijn leerling en cellenmonnik.
Hij waarschuwde er bijzonder tegen, onszelf op ook maar één punt beter te beschouwen dan een andere monnik, omdat we er nooit zeker van kunnen zijn hoe we er morgen voorstaan. Ook dat we buitengewoon op onze hoede moeten zijn tegenover wie ons prijzen, omdat we dan niet langer al onze hoop stellen op de Heer. Het is veel beter wanneer de mensen ons weinig achten en niet veel vertrouwen hebben in ons oordeel.
Wanneer hij moeilijkheden had met een der broeders, dan zocht hij nooit de oorzaak daarvan in de schuld van de ander, maar altijd in zijn eigen falen en zonden. Daar was hij ook heel nuchter in. Wanneer we vinden dat de ander ongelijk heeft, kunnen we ervan verzekerd zijn dat die ander precies hetzelfde over ons denkt
Zijn eerste zorg ging er altijd naar uit of hij een medebroeder niet gekwetst had, en hij had een hevige afschuw van kwaadspreken. Hij gaf de raad dat, wanneer iemand zich daar toch aan bezondigde, deze dan onmiddellijk naar de betreffende persoon toe zou gaan, die te voet zou vallen en om vergeving zou vragen, met de belofte zich nooit meer te zullen laten meeslepen door de boze geest .
God zond hem allerlei lichamelijk lijden. Een zware ziekte teisterde hem meer dan 18 jaar. Hij is gestorven in het grootschima, rond 390.
De heilige Dometios leefde in Perzië ten tijde van Konstantijn de Grote. Hij kwam in aanraking met een christen en werd enthousiast voor het geloof. Hij liet zich dopen en trok de grens over naar het dichtbij gelegen Nisibis. Daar vond hij een klooster, waar hij monnik werd gewijd. Later trok hij nog verder weg naar het klooster van de heilige Sergios en Bacchos in Theodosiopolis, aan de Eufraat. Hij was een vurige monnik, een voorbeeld voor de anderen, en daarom wilde de hegoumen hem priester laten wijden. Dat kwam echter in het geheel niet overeen met Dometios’ idee over zijn monniksleven, en hij ontvluchtte daarom het klooster, samen met zijn twee leerlingen. Zij trokken over de Eufraat en vonden in de buurt van Kyron een grot waarin zij zich vestigden.
Toen later keizer Juliaan de Afvallige op zijn krijgstocht tegen de Perzen door die streek trok, werd hem bericht dat in een grot drie monniken waren gezien. Hij liet toen de uitgang door grote rotsblokken versperren, zodat die grot hun martelwerktuig en hun graf is geworden, in 363.
De heilige Pimen de Veellijdende van het Holenklooster te Kiev. Hij was een zwak kind, van de geboorte af ziekelijk. Toen hij een jongen was, werd de ziekte zo hevig dat hij in levensgevaar verkeerde. Het nog niet zolang geleden gestichte Holenklooster begon reeds beroemd te worden: het zware leven dat de monniken zichzelf oplegden en hun geestelijke uitstraling waren een algemeen onderwerp van gesprek. De ouders van Pimen namen het zieke kind mee op pelgrimstocht naar de Laura, om met des te meer nadruk om de gebeden van de monniken te vragen. Maar toen de jongen het klooster zag, bad hij tot God hem niets anders te schenken dan de genade bij zulke heilige monniken te mogen wonen en God te dienen.
Zijn gebed werd verhoord: Pimen werd monnik en met vreugde verdroeg hij de veelvuldige kwalen die zijn lichaam teisterden. Door dat geduld verwierf hij zelfs de gave om andere zieken te genezen. Tot een monnik die door zijn gebed genezen was, en die nu vertrouwelijk met hem omging, zei hij eens: “Weet ge niet dat de zieke die zijn lijden moedig draagt, hetzelfde loon ontvangt als degene die hem geduldig verzorgt?” En hij haalde het woord van Jezus Christus aan: “Wie geduld heeft tot het einde, zal verlost worden”.
Nadat hij weer eens lange tijd door de ziekte verlamd was geweest, herwon hij plotseling zijn krachten. Hij maakte een rondtocht door alle kerken en bidplaatsen van het klooster, sleepte moeizaam zijn doodskist, waarin hij gewoon was te slapen, naar de spelonk waar de heilige Antonios, de grote stichter rustte, nam afscheid van de broeders en ontsliep vredig in de Heer, in het jaar 1110.
De heilige Theodosios van Argos was geboren in 862 in een periode van bloei van de Orthodoxe kerk. Reeds op jonge leeftijd had hij het besluit genomen zich geheel en al aan de dienst van Christus te wijden en hij begon aan zijn levenswerk in een wilde streek van de Peloponnesos, in de buurt van de stad Argos. Gedreven door een visioen bouwde hij, met hulp van de gelovigen, een mooie kapel tot eer van de heilige Joannes de Voorloper, en verder leidde hij het, strenge leven van een kluizenaar.
Jaren later werd hij door de mensen ontdekt; toen ging er een genezende kracht van hem uit, en spoedig kwamen er velen tot hem. Er ontstond een klooster dat pelgrims aantrok uit alle streken van de christenheid. Het bleef ook bevrijd van de dreiging der vervolgingen. Persoonlijke beschuldigingen aan het adres van Theodosios van tovenarij en ketterij, werden door hemelse bijstand weerlegd, zodat hij in vrede ontslapen is in het jaar 921, bijna 60 jaar oud.
De heilige Claudia was de dochter van de Britse vorst Caradog, die zeven jaar succesvol weerstand had geboden aan het oppermachtige Romeinse invasieleger. Tenslotte viel hij echter in handen van de vijand en werd gevangen naar Rome gebracht. Keizer Claudius was onder de indruk van zijn waardige houding en kon het zich veroorloven hem in vrijheid te stellen, waarbij hij echter wel ver- schillende familieleden, waaronder Caradogs dochter, in Rome achterhield als gijzelaar. Uit dankbaarheid voor de vrijlating van haar vader noemde zij zich voortaan Claudia.
Zij kwam in aanraking met christenen en nam zelf het geloof aan. In de brief van de Apostel Paulos aan Timotheos wordt zij genoemd, samen met Pudens, de Romeinse senator, haar echtgenoot (2 Tim. 4: 21). Hun huis was het middelpunt van de Romeinse christengemeente, en daar werd ook de heilige Apostel Petros ontvangen. Deze relatie was waarschijnlijk ook de aanleiding voor het zenden van Aristoboulos, samen met andere predikers, naar Engeland in het jaar 63.
Ook de kinderen van Claudia en Pudens: Novatus, Timotheus, Praxedes en Pudentia worden tot de heiligen gerekend. Claudia zelf is na een lang en vruchtbaar leven in vrede ontslapen in de villa van haar echtgenoot te Sabinum in Ubria, rond het jaar 110. Haar zonen brachten het lichaam naar Rome, waar zij werd bijgezet in het graf van Pudens.
De heilige Donatus, bisschop van Arezzo in Toscane, werd onder Juliaan de Afvallige gearresteerd en op allerlei wijzen gefolterd, totdat hij tenslotte met het zwaard werd omgebracht in 361. Met hem leed ook de heilige monnik Hilarinus, die zolang met stokken werd geslagen tot hij stierf.
De heilige Licarius (Lizier), bisschop van Couserans. Hij was afkomstig uit Spanje en was de Pyreneeën overgetrokken om zich onder de leiding te stellen van Faustus, de heilige bisschop van Tarbes. Later werd hij priester en bisschop gewijd, en hij zetelde 44 jaar in Couserans. Hij wijdde zich met hart en ziel aan het besturen van zijn diocees, en zijn liefde voor zijn gelovigen bleek vooral uit zijn grote liefdadigheid. Hij is gestorven in 548.
De heilige Marinos de officier en zijn vriend de senator Asterios. Toen Marinos om zijn verdiensten tot honderdman bevorderd werd, weigerde hij de eed van trouw af te leggen op het altaar van de afgod. Daarom werd hij onthoofd. Asterios nam zijn lichaam weg om het te begraven, en werd toen eveneens ter dood gebracht, in 260.
De heilige Victrix, bisschop van Rouen. Volgens de heilige Paulinus werd hij geboren in een of andere uithoek van het Romeinse keizerrijk, in de tijd van Konstantijn de Grote. Hij was soldaat in het leger en bekeerde zich waarschijnlijk tot Christus in de tijd van Juliaan de Afvallige, die het heidendom weer wilde invoeren. Op een dag toen de parade werd afgenomen, trad Victrix naar voren, legde zijn uniform en wapens aan de voeten van de tribuun en verklaarde dat hij voortaan innerlijk alleen maar de wapenrusting wilde dragen van de christelijke vrede en gerechtigheid. De tribuun liet hem bloedig geselen, en vervolgens naakt in de gevangenis werpen, op een vloer met scherven bestrooid.
Toen hij standvastig bleef, werd hij veroordeeld om onthoofd te worden. De beul, die hem bespotte, werd plotseling blind. Op het gebed van Victrix vielen vervolgens de boeien, die diep in zijn vlees waren gedrongen, van zijn handen. De wachters durfden hem niet opnieuw te boeien, nu hij zo zichtbaar door God was bevrijd. Ook de prins, die hem eerst veroordeeld had, kwam door dit alles tot andere gedachten en verkreeg voor hem de vrijheid. Dit alles staat in de brief die Paulinus van Nola aan Victrix zelf geschreven heeft, in 399.
Victrix werd een medewerker van de heilige Paulinus, die reeds lange tijd, zonder veel zichtbaar resultaat, het geloof had gepredikt in de noordelijke provincies van Frankrijk. Maar nu begon dit werk plotseling vrucht te dragen: het volk kwam in grote scharen tot Christus, overal ontstonden kerken, het ene klooster na het andere werd gesticht, de onbewoonde eilanden en de ondoordringbare wouden raakten bevolkt met heiligen, zo schrijft Paulinus. Op diens voorstel werd Victrix tot bisschop gewijd van Rouen in 385. Ook de heilige Martinus van Tours spreekt over zijn grote heiligheid.
Victrix werd ook naar Engeland gezonden en slaagde erin de twisten bij te leggen onder de bisschoppen aldaar, zoals de heilige Germanus 40 jaar later erheen zou gaan in verband met het pelagianisme. De heilige Ambrosius zond hem relieken voor zijn kathedraal, tegen het einde van de 4e eeuw. Na deze veelzijdige werkzaamheden is hij gestorven in het jaar 415.
De heilige Donatus, bisschop van Besancon, werd gedoopt en opgevoed door de heilige Columbanus, abt van Luxeuil. Daar werd hij ook monnik, maar om zijn heilig leven werd hij tot bisschop gekozen van Besancon, in 624. Daar stichtte hij het klooster van de heilige Paulus, waar hij samen leefde met zijn monniken. Hij werd daar na zijn dood in 660 ook begraven.
Ook nog op deze dag de heilige martelaren: Potamia (Potamiena), maagd- martelares, omgebracht met het zwaard; Petrus en Julianus met nog 18 anderen ter dood gebracht in Rome; Faustus, de soldaat, te Milaan ter dood gebracht onder Aurelius Commodus; Carpophorus, Cassius, Exanthus, Licinius, Secundus en Severinus, onthoofd te Como.
Eveneens op deze dag de heilige Sozon van Nikomedië, belijder. Hij was tot de vuurdood veroordeeld maar kwam ongedeerd van de brandstapel. Toen werd hij met rust gelaten en is in vrede gestorven; Dometios, monnik van het Filotheou- klooster op de Heilige Berg; de monnik Hyperechios; Nikanor, monnik op de Kallistratos-berg; Theodosios de Nieuwe, van de Peloponnesos; Narkissos, patriarch van Jeruzalem; Pimen de Vaster, van het Holenklooster in Kiev, 13e eeuw; Merkurios, bisschop van Smolensk, afkomstig van het Holenklooster van Kiev‚ 1239; en Donatianus, bisschop van Chalons-sur-Marne, 4e eeuw.
Door de gebeden van deze en al Uw heiligen, Heer Jezus Christus onze God, ontferm U over ons en red ons. Amen.
teksten samengesteld door archimandriet Adriaan – eeuwige gedachtenis !
illustraties door matj. Johanna – eeuwige gedachtenis !
overgenomen met toestemming van het klooster St. Jan de Voorloper in Den Haag.