Heiligen van de dag
- Dit evenement is voorbij.
Heiligen van de dag
22 juli, 2021
De heilige Josef, graaf van Tiberias en boezemvriend van de beroemde rabbi Hillel, het hoofd van de synagoge van Tiberias in het begin van de vierde eeuw. Hij wist dat Hillel veel sympathie voelde voor het christendom. Deze vroeg op zijn sterfbed naar een bepaalde arts van wie hij wist dat hij ook bisschop was. De arts had met Hillel een onderhoud onder vier ogen. Hij liet een bad voor hem klaarmaken in zijn slaapvertrek en stuurde alle anderen de kamer uit. Maar Josef had zo zijn vermoedens en keek door een spleet in de deur wat er binnen gebeurde. Daar zag hij hoe rabbi Hillel gedoopt werd in de naam van de Heilige Drie-eenheid. Maar Josef zei daar niets van tegen de anderen.
Toen Hillel kort daarna stierf, wees hij Josef en een andere Jood aan als beheerder van zijn goederen en voogd over zijn zoon Judas, vertelt de heilige Epifanios. Josef opende de geldkist van zijn oude vriend. Daar was maar heel weinig geld in, maar wel heel wat boeken met onder andere het Evangelie vol- gens Joannes, de Handelingen der Apostelen, en een hebreeuws Boek der Geslachten‚ van de heilige Mattheos. Josef las ze uit nieuwsgierigheid, maar werd er diep door aangegrepen. Toen hij ziek lag, speelde de figuur van Christus een grote rol in zijn koortsdromen. Maar naarmate hij genas, verflauwde de herinnering.
Hij had bovendien veel te stellen met zijn pupil. Deze was in het badhuis verliefd geworden op een christenmeisje, dat niets van hem wilde weten, en dat hij het leven lastig maakte. Toen hij niet verder kwam liet hij zich zelfs in met tovenarij en was op het kerkhof bezig een liefdesdrank te brouwen. Dit hoorde Josef en hij moest er op af om de jonge heethoofd tot bezinning te brengen en te behoeden tegen de straf die de Wet van Moses voorschrijft tegen tovenaars.
Maar dit voorval brak Josef wel los uit de dagelijkse sleuren hij begon weer na te denken over Christus en Zijn macht over de demonen. Buiten de stadsmuur zwierf toen een bezetene, naakt en luid jammerend. Daar wilde Josef een proef mee nemen. Hij liet hem oppakken en bij zich brengen, stuurde verder iedereen weg, nam toen water, besprenkelde de man ermee, maakte een kruisteken over hem en bezwoer de duivel uit te gaan, in de naam van Jezus Christus. De ongelukkige schreeuwde het uit en viel toen in zwijm op de grond. Josef bleef nauwlettend toezien en zag hoe na een uur zijn bewustzijn geleidelijk terugkeerde. Hij ging overeind zitten, wreef met de hand over zijn gezicht, keek naar zichzelf en bloosde diep toen hij zag dat hij naakt was. Deze blos overtuigde Josef dat de man werkelijk weer tot zichzelf gekomen was, hij gaf hem wat van ziln eigen kleren en de man was voortaan genezen.
Maar nog altijd durfde Josef niet besluiten om christen te worden. Zijn voogdijschap was ten einde, maar om zijn hoge positie werd hij nu als hoofd van de synagoge aangewezen. Zijn gewetensstrijd maakte hem somber en bars tegen de anderen. Hij sprak nooit tegen Christus en ook niet over de komst van de Messias, en dat wekte achterdocht. Hij werd bespioneerd en men ontdekte dat hij het Evangelie las. Het boek werd hem uit de handen gerukt en de woedende Joden sloegen hem haast dood, en hij kon maar net ontsnappen. De volgende dag werd hij op straat overvallen en in de rivier gegooid; de stroom sleepte hem mee, maar met veel moeite wist hij de oever te bereiken.
Nu hij omwille van Christus geleden had, kwam er een einde aan zijn aarzelingen. Hij liet zich dopen en keizer Konstantijn gaf hem een hoge post en de opdracht kerken te bouwen. En hij organiseerde inderdaad de bouw van kerken in Tiberias, Diocaesarea, Kapernaüm en andere steden van Palestina.
Toen keizer Konstantius de arianen begunstigde, vestigde Josef zich in Skythopolis. Daar verleende hij gastvrijheid aan verschillende bisschoppen die om hun trouw aan Nicea verbannen waren; hijzelf was door zijn hoge positie betrekkelijk onaantastbaar. Hij is in die stad gestorven in 356.
De heilige Menelaus stamde uit het franse koningshuis in Anjou. Omdat hij reeds als kind een opvallend vrome jongen was, wilden zijn ouders hem zo vroeg‚ mogelijk laten trouwen, en er werd een huwelijk gearrangeerd. Menelaus ontvluchtte toen het huis en met een paar gelijkgezinde vrienden trad hij in het r klooster van Carméry in Auvergne.
Daar leefden zij zeven jaar als monnik en gingen toen naar Ménat, in de buurt van Clermont. Daar bouwden zij een vervallen klooster op, zodat hij als de tweede stichter daarvan wordt beschouwd. Hij bestuurde deze abdij vele jaren, in een grote roep van heiligheid. Daar is hij ook gestorven, in 720.
De heilige Kornelii Perejaslavl was de zoon van een koopman in Rjasan. In zijn jonge jaren trok hij weg uit de stad en leefde als askeet in het woud van Lukia, de russische woestijn. Later was hij nog 30 jaar rekluus in het Boris en Glebklooster te Perejaslavl, waar hij het grote schima ontving. Hij is gestorven in 1639.
De heilige Maria Magdalena, de apostelgelijke en myrondraagster, een van de vrouwen die Christus het dierbaarst was. En ook alle gelovigen hebben bijzonder van haar gehouden om haar spontane manier van optreden; omdat zij openlijk een zondares was zoals wij het in het verborgene zijn, maar die tegelijk hunkert naar de liefde van Christus en daar alles voor over heeft.
Aan haar liefde zien we welk een geweldige invloed Christus op de mensen. Zij kwam uit nieuwsgierigheid naar het feestmaal van de Fariseër waar Christus aan tafel aanlag. Zij kwam daar als welgestelde publieke vrouw, trots en onbeschaamd tussen de giftige blikken die ongetwijfeld van alle kanten op haar geworpen werden. Maar de aanblik van de Mens die Christus was, had zulk een invloed op haar, dat zij neerzonk en in tranen uitbarstte: tranen van berouw over haar verknoeide leven, tranen van innige eerbied tegenover die stralende zuiverheid die haar niet afwees, tranen van vreugde dat zoiets mogelijk was. Het was het begin van een diepe vriendschap, die geëindigd scheen te zijn toen zij, als een van de weinigen, aan de voet stond van het Kruis. Maar hoe leven wij meer met haar vreugde toen zij als eerste de verrezen Heer mocht aanschouwen, toen zij gereed stond om met de andere Myrondraagsters de laatste eer te bewijzen aan hun overleden Heer.
Met de opdracht de opstanding te verkondigen aan de apostelen, begon haar apostolische werkzaamheid. En die verkondiging zette zij voort in Judea en alle omliggende landen, en volgens een oude westerse overlevering tot in Gallië toe, waar zij begraven is in de Provence. Daar staat aan de kust de zeer oude, merkwaardige kerk, toegewijd aan de Drie Maria’s, een jaarlijks trefpunt van de zigeuners, die van heinde en verre haar feest komen vieren. Maar volgens de oosterse traditie ligt zij bij Efese begraven, waar zij geleefd zou hebben in het gezelschap van de apostel Joannes.
De heilige Wandril(|e) stamde uit de familie van Pepijn van Landen. Als jongeman trouwde hij met een jonkvrouw, Pharaïldis. Zij kregen een dochtertje, de latere heilige Landrada. Daarna besloten zij verder te leven als monnik en moniale: hij schoor zijn hoofd en legde haar de sluier op. Vervolgens trok hij naar de abdij van Montfaucon, in 629.
Maar koning Dagobert kon niet dulden dat een van zijn edelen het klooster inging zonder zijn toestemming en hij beval Wandril dus voor hem te verschijnen. De jongeman ging op weg. Vlak bij het paleis sloot hij zich aan bij een groep hovelingen die terugkwamen van een wandeling. Dicht bij de ingang was de weg versperd door een omgevallen kar van een arme drommel: het versleten wiel was van de as gelopen. De hovelingen gingen scheldend voorbij, omdat hij hun in de weg lag, maar Wandril hielp de man de kar overeind te zetten en het wiel weer op de as te bevestigen. Hij schramde zich nogal en kwam onder de modder te zitten.
Zo verscheen hij, onder bulderend gelach van de hovelingen‚ voor de koning. Een oude ballade vertelt wat er gebeurde, en laat Wandril in zichzelf spreken: “Zou ik bang zijn voor dit hoongelach? Wat betekent het meer dan het getjilp van een mus? Kan iemand die God vreest werkelijk angst hebben voor iemand anders, ook al zal de koning kwaad zijn en het voorhoofd fronsen?” En met opgericht hoofd en statige tred trad hij voor Dagobert. Die zag hem uit de hoogte aan en vroeg wat hij kwam doen in zulk een maskerade. “Mijn broeder lag wanhopig aan uw poort. Kon ik hem zonder te helpen voorbij gaan op zulk een vreugdevolle dag? God Zelf eert de armen, Hij is Zelf een arme geworden. De Arme van Nazareth heeft ons uit het bederf gered”. Toen verscheen er een glimlach op het gelaat van de koning zoals er nooit ervoor of erna is gezien en deed het gelach verstommen van hen die in het rond stonden. En hij sprak: “Kijk hem aan en zie wat de wereld schenkt aan wie haar helden zijn, maar voor mij zijn die modderkluiten de koninklijke juwelen die God uit den hoge zendt aan Zijn trouwe dienaar. En u, van wie ik het meest gehouden heb en die ik daarom zoveel jaren heb vastgehouden, sta ik nu af aan een grotere Koning, de koningszoon van de Vader, Christus, uw ware Meester.”
Wandril trok toen naar de abdij van Montfaucon, waar hij ingekleed werd in 529. Later ging hij verschillende italiaanse kloosters bezoeken om zoveel mogelijk de oorspronkelijke vorm van het kloosterleven volgens de heilige Benedictus terug te vinden. Daarna leefde hij nog tien jaar in de abdij van Romans en in 648 ging hij zelf bouwen en stichtte in het land van Caux de beroemde abdij van Fontenelle, die later zijn naam zou dragen.
Van die abdij bestaan nog de kunstrijke kloostergangen en een deel van de abdij die als fabriek in gebruik is. De grote kerk uit de dertiende eeuw is in 1828 met buskruit opgeblazen.
Zo groot was de aantrekkingskracht van zijn persoon dat hij binnen korte tijd aan het hoofd stond van meer dan driehonderd monniken. Zijn levenswijze was uiterst streng; hij besteedde maar heel weinig tijd aan nachtrust en stelde al zijn organisatietalent in dienst van de opwekking van het kloosterleven. Nog verschillende kloosters werden door hem gebouwd. Daarnaast vond hij tijd om te prediken in heel de landstreek, waar het christendom nog maar nauwelijks was doorgedrongen. Hij is gestorven in 666. Zijn lichaam is later overgebracht naar Gent.
De abdij van Fontenelle is door de eeuwen heen een brandpunt gebleven van geestelijk leven, en heeft nog 24 andere heiligen voortgebracht.
Ook nog op deze dag de heilige martelaren: Markella, een maagd die geleden heeft op het eiland Chios; Pompianos werd in zee verdronken; Plato, na zware martelingen onthoofd in Ankyra (Gallatië), begin 4e eeuw; en Theofilos, op Cyprus gedood door de Arabieren.
Eveneens op deze dag de heilige Syntyche, uit de bekeerlingen van de heilige Paulos in Filippi; Salvinus, monnik te Marseille in de 5e eeuw; Pancharius‚ bisschop van Besancon, 4e eeuw; en Kyrillos‚ bisschop van Antiochië, vermaard om zijn geleerdheid en heiligheid.
Door de gebeden van deze en al Uw heiligen, Heer Jezus Christus onze God, ontferm U over ons en red ons. Amen.
teksten samengesteld door archimandriet Adriaan – eeuwige gedachtenis !
illustraties door matj. Johanna – eeuwige gedachtenis !
overgenomen met toestemming van het klooster St. Jan de Voorloper in Den Haag.