Heiligen van de dag
- Dit evenement is voorbij.
Heiligen van de dag
6 juli, 2021
De heilige Astios‚ bisschop van Dyrrachios‚ leefde op het einde van de eerste eeuw, ten tijde van keizer Trajanus (98-117). Hij werd als leider van de christenen aangeklaagd, en toen hij niet aan de afgoden wilde offeren, werd zijn lichaam verbrijzeld en gespietst. Zo gaf hij temidden van kwellingen zijn ziel terug aan zijn Schepper, Christus.
De heilige Goar van Aquitanië (Frankrijk), was een eenvoudige dorpsbewoner, die priester was gewijd. Hij wilde gaan leven in een streek waar hij geheel onbekend was en daarom trok hij langs de Rijn Duitsland in. Voorbij Oberwesel vestigde hij zich in een kluis bij de gevaarlijke stroomversnellingen van de Rijn. Daar hielp hij de schippers als loods en nam vaak zelf het stuur ter hand om het schip veilig door de diepe kloof te leiden. Anderen, die schipbreuk hadden geleden, verschafte hij onderdak en verzorging in zijn kluis, want de gastvrijheid stond bij hem in hoge eer. Hij predikte ook het geloof aan de nog heidense bewoners uit de omgeving. Zijn naam betekent in het oud-duits: “hij die op God vertrouwt”, en dit komt bijzonder levendig tot uiting in de legende die zegt dat hij zijn mantel ophing aan een zonnestraal. Hij is gestorven in 508.
De heilige Godelieve was de dochter van rijke edellieden in het bisdom van Terouane. Zij werd uitgehuwelijkt aan een vlaamse edelman, Bertou, een bruut en laaghartig man. Omdat zij zichtbaar schrok van zijn ruwe manieren, werd hij al spoedig door een heftige afkeer jegens haar bevangen en hij verwaarloosde haar zo volkomen dat ze nauwelijks genoeg te eten kreeg. Hij beledigde haar op allerlei wijzen en ging over tot mishandelingen om een einde aan haar leven te maken, zodat hij weer vrij zou zijn
Godelieve begon met alles lijdzaam te verdragen en door gebed haar man tot betere gedachten te brengen, maar zoals te verwachten was, werd deze daardoor nog meer geprikkeld. Toen de toestand tenslotte onhoudbaar werd, vluchtte zij naar haar vader. De zaak werd voor de kerkelijke rechtbank gebracht, die ten gunste van Godelieve besliste dat haar man haar weer bij zich moest nemen en haar beter behandelen. Hij beloofde dit, maar alle kwellingen begonnen weer van voren afaan.Tenslotte ging hij op reis om zich een alibi te verschaffen en liet haar wurgen door twee huurmoordenaars. Bij zijn terugkomst liet hij meedelen dat zij onverwachts gestorven was, maar de waarheid kwam spoedig aan het licht.
Het volk, dat zeer oo haar gesteld was, begon haar te eren als een martelares, en er werden allerlei gebedsverhoringen gemeld. En ook haar man en diens moeder kwamen tot inkeer.
De heilige Julianos was een jonge krijgsgevangene uit West-Europa, als slaaf verkocht in Syrië. Wanhopig droeg hij de zware last van zijn slavernij, totdat hij kennis maakte met het christendom en zich bij de gelovigen schaarde. Nu was hij niet meer opstandig maar verdroeg de kwellingen om daardoor deel te hebben aan de lijdende Christus.
Na de dood van zijn meester werd hij in vrijheid gesteld, en nu wilde hij slaaf van de goddelijke Meester zijn. Hij trad in een van de kloosters van Mesopotamië en bezocht vaak de heilige Efraïm, die hem ook op zijn beurt kwam opzoeken om te spreken over hun geestelijke ervaringen. Want de geleerde Efraïm was vol bewondering voor het diepe geestelijke inzicht van die zogenaamde onwetende barbaar.
Julianos was een sterke kerel met een gehard lichaam, en hij verrichtte gaarne zwaar handwerk. Als zijn beroep koos hij het maken van harde en zware zeilen voor schepen. Maar hij weende als een kind wanneer hij het Woord Gods las en besefte hoezeer hij tekort schoot tegenover de eisen die God aan ons stelt. Zijn bijbel was geheel bevlekt door zijn tranen en de woorden waren vaak zozeer weggewist dat ze niet meer gelezen konden worden.
Hij beschouwde zichzelf als een misdadiger en hij dacht met angst aan het Oordeel dat hem te wachten stond, zodat hij nooit enige verstrooiing zocht. Wanneer hij door anderen slecht behandeld werd, zag hij daarin alleen maar een gelegenheid om zich te oefenen in geduld, zachtmoedigheid en naastenliefde. Tijdens de diensten stond hij onbeweeglijk in volkomen aandacht. Zijn stem was eigenaardig klankloos, alsof die niet uit een lichaam kwam. Na 25 jaar kloosterleven is hij gestorven, in 370.
De heilige Tranquillinus behoorde tot de bekeerlingen van de heilige Sebastianus. Hij werd gedoopt door priester Polykarpos en tot priester gewijd door de heilige Caius, bisschop van Rome. Op de octaafdag van de gedachtenis van de heilige Petros en Paulos ging hij bidden bij hun graf. Daar werd hij gevonden door de romeinse wacht en ter plaatse gestenigd tot hij stierf, in 286.
De heilige Sisoë was na de heilige Antonios een van de grote lichten uit de egyptische woestijn van Sketis. Reeds jong was hij naar de woestijn getrokken en had daar verschillende jaren geleefd onder de leiding van abba Oor. Later trok hij de Nijl over en vond een plaats op de berg waarde grote Antonios onlangs gestorven was. Hij dacht voortdurend na over de deugden van dit lichtende voorbeeld en soms leek het hem of hij hem zelf zag en hoorde. Dit sterkte hem in de zware askese die hij zichzelf oplegde met voortdurend zwijgen en onophoudelijk vurig gebed.
Deze zichtbare heiligheid verwierf hem een groot vertrouwen onder de kluizenaars van de omgeving, en zelfs van ver af kwamen zij raad vragen over hun innerlijke vervolmaking. En ter wille van de liefde moest hij zijn verlangen naar afzondering en naar stilzwijgen overwinnen om hun van dienst te zijn. Hij vastte vaak twee dagen achtereen en meestal vergat hij de etenstijd en moest zijn leerling hem eraan herinneren, waarbij hij hem soms verbaasd vroeg of ze dan niet al gegeten hadden.
Ziin gebed was zo vurig dat hij vaak in extase geraakte, en soms scheen het hem of zijn hart wilde barsten van de volheid van zijn verlangen naar God, zodat hij hijgde, zonder zich ervan bewust te zijn.
ln die eeuw van zoveel bruut geweld maakte hij vooral indruk door zijn zachtmoedigheid. Daar is het woord dat hij sprak toen men hem vroeg of een broeder die gevallen was toch zeker wel een jaar boete moest doen. Sisoë zeide: “Dat is een hard woord”, “Een half jaar dan?” “Het is veel”. “Dan toch ten minste veertig dagen?” En weer antwoordde Sisoë: “Het is veel”. “Wilt u dan zeggen dat hij direct na het vallen weer bij het liefdemaal mag worden aangenomen?” En toen zei hij: “Enkele dagen moet hij boete doen, maar ik vertrouw erop dat, als hij zo van ganser harte berouw heeft en boete doet, God hem al na drie dagen weer aanvaardt”.
Ook een andere uitspraak van hem is heel tekenend. Eens brachten drie oudvaders hem een bezoek. De eerste zei: “Vader, hoe kan ik ontkomen aan de stroom van het onuitblusbare vuur?” Sisoë gaf geen antwoord. Toen zei de tweede: “Vader, hoe kan ik ontsnappen aan het geknars der tanden en de nooit-stervende worm?” Weer bleef Sisoë zwijgen. Toen zei de derde: “Vader, wat moet ik doen, want ik wordt volkomen terneergedrukt door de gedachte aan de uiterste duisternis?” Na enige tijd hief Sisoë zijn hoofd op en zei: “lk denk nooit over die dingen, ik denk eraan hoe goed mijn God is en dan weet ik dat Hij medelijden met me zal hebben.”
De anderen voelden zich niet begrepen en dropen af. Toen hij hun teleurstelling zag‚ riep hij hen achterna: “Ach, mijn broeders, het zou heel wat beter met me gesteld zijn als ik net zoals jullie had gedacht.” Zo waren zij in elk geval getroost nu ze zijn deemoed zagen.
Een andere oudvader kwam telkens weer bij hem biechten dat hij opnieuw gevallen was. En steeds weer beval Sisoë hem op te staan en zich niet te laten ontmoedigen om verder te gaan. Tenslotte vroeg de ander: “Vader‚ komt er dan nooit een einde aan? Hoe dikwijls moet u me nog zeggen om op te staan als ik gevallen ben?” “Altijd door, totdat de dood u overvalt terwijl u blijft liggen, of terwijl u vecht om weer op te staan” En hij voegde eraan toe: “Houd moed! Zie, sinds dertig jaar vraag ik God niet meer om vergiffenis voor enige zonde en ik bid alleen maar: Heer Jezus, bescherm mij tegen mijn tong! En tot nu toe ben ik daardoor toch elke dag in zonde gevallen.”
Iemand vroeg of hij een gids die hem had laten verdwalen, mocht uitveteren. “lk geloof niet dat het hem veel goed zou doen”, antwoordde Sisoë. “lk ken het geval van twaalf broeders die door de vergissing van de gids heel de nacht door de woestijn hadden gelopen, terwijl de gids pas toen het licht werd zag dat hij de weg niet meer wist. Vol schaamte verontschuldigde hij zich, maar sommigen van de broeders zeiden dat ze de vorige dag al gezien hadden dat ze verkeerd waren gelopen, maar dat ze niets hadden willen zeggen om hem niet te kwetsen. Zou dit hem niet veel meer goed doen dan de verwijten die ze hem konden maken?”
Een andere broeder kwam witheet van woede bij hem, roepend dat hij de man wel krijgen zou die hem dat onrecht had aangedaan. Sisoë probeerde hem tot bedaren te brengen door te zeggen dat we de wraak moeten overlaten aan God, maar de ander hield vol dat hem dat onmogelijk was. Toen knielde Sisoë neer, en uit gewoonte knielde de broeder naast hem, terwijl Sisoë bad: “God, we hebben U niet meer nodig om voor ons te zorgen, want we zullen ons zelf wel wreken”. Toen begreep de broeder het; hij viel Sisoë te voet en zei: “lk zal mijn recht niet meer opeisen tegen mijn broeder. Abba, vergeef mij!”
Een van zijn uitspraken was dat een monnik niet het werk moest kiezen dat hij het prettigst vond. Meestal vlocht hij manden die hij in het dorp ging verkopen. Eens wilde de koopman hem niet de overeengekomen prijs betalen. Sisoë voelde dat hij daarover kwaad begon te worden, en terstond legde hij zijn hele lading manden neer en ging er vandoor zonder ook maar iets te hebben ontvangen.
Veel betekenisvolle gezegden zijn van hem afkomstig. Een broeder zei hem eens: Ik beschouw mezelf als altijd staande voor God. Daarop antwoordde Sisoë: “Dat is niet voldoende, mijn kind, het zou veel nuttiger zijn wanneerje jezelf zag beneden alle schepselen”.
Tot een ander zei hij: “Word klein, zoek niet naar wat prettig is, maak je geen zorg over aardse dingen, dan zul je vrede vinden voor je hart”. Altijd stond hij klaar om zichzelf te beschuldigen, in anderen zag hij alleen maar het goede, doch hij nam elke gelegenheid te baat om zichzelf te veroordelen.
Door zo voortdurend zijn drift te overwinnen kwam hij tot een onschokbare gelijkmoedigheid. Daardoor verwonderde hij zich ook niet over de fouten van anderen, hij maakte daar geen verontwaardigde aanmerkingen over, maar probeerde hen te helpen met vaderlijke genegenheid.
Toen hij door ouderdom gebroken was, liet hij zich overhalen om bij de anderen te gaan wonen, zodat er hulp was in geval van nood. Maar hij was daarover voortdurend bedroefd en tenslotte keerde hij terug naar zijn kluis. De broeders kwamen bijeen bij zijn sterfbed en zagen hoe hij stralend van vreugde de heiligen en Christus Zelf begroette, die hem kwamen halen, in het jaar 429, toen hij 72 jaar gewoond had op de berg van de heilige Antonios.
De heilige Saxburga was de dochter van de koning van Oost-Engeland en zij genoot een vrome christelijke opvoeding. Zij trad in het huwelijk met de koning van Kent, die een gelijke geaardheid bezat, zodat zij in grote eensgezindheid hun rijk bestuurden, en bedacht waren op het welzijn van de bewoners. Zij bevorderden de prediking van het christendom en hadden een warm hart voor de behoeftigen, zodat zij algemeen bemind werden.
Zij verlangde om God te dienen in teruggetrokkenheid en langdurig gebed, maar omdat de gelegenheid daartoe haar ontbrak, wilde zij toch voor anderen die mogelijkheid scheppen, en zij bouwde een zusterklooster op het eiland Shepey, voor de kust van Kent. In korte tijd was daar een grote communauteit bijeen. Na de dood van haar echtgenoot trad ze in het klooster van haar zuster, dat ze zelf later nog 15 jaar als abdis bestuurde, totdat ze in hoge ouderdom stierf tegen het einde van de zevende eeuw.
De heilige Quintus uit Frygië was gevangen genomen tijdens de vervolging van Aurelianus. Toen hij op de pijnbank gemarteld werd, kwam er plotseling zulk een zware aardbeving, dat men hem vol schrik met rust liet. Maar na een maand was deze indruk verflauwd, en hij werd opnieuw gemarteld, hoewel niet meer met zulk een bruut geweld. Zijn knieën werden gebroken, maar in Christus’ kracht kwam hij dit te boven en hij verkondigde nog gedurende tien jaar de leer van Christus tot in de verre omtrek. Toen is hij in vrede gestorven, tegen 283.
De heilige Lucia en Rexos, met hun gezellen Anatolios, Antoninos, Apamos‚ Apollonios, Aronos‚ Diodoros, Dion, Isidoros, Kapikos, Kytonios, Lukianos, Oronos, Papianos, Papikos, Satyros, Serinos en Viktor. Lucia stamde uit de Campania en kwam ten gevolge van de oorlog in handen van de barbaren-koning Awzej of Hexos, die haar wilde dwingen aan de afgoden te offeren. Toen hij echter zag met welk een moed zij zich daartegen verzette en Christus trouw bleef, kwam hij diep onder de indruk. Hij kwam steeds vaker met haar in gesprek en gaf zich tenslotte aan de waarheid gewonnen.
Na twintig jaar bij hem te hebben geleefd, haalde Lucia Hexos over met haar naar haar geboortestreek te gaan, om daar Christus te prediken. Hij verliet inderdaad zijn gezin en zijn rijk en in het jaar 301 kwamen zij in Rome. Toen zij daar de gevangen belijders bezochten, werden zij zelf ook als christenen gevangen genomen en met alle anderen onthoofd.
De heilige Marinos en Martha, met hun kinderen Audifax en Awwakoem, de priester Asterios en hun medemartelaren Kirinos en Valentinos, de priester. Het gezin was uit Perzië in Rome gekomen en daar bezochten zij de anderen die in de gevangenis geworpen waren. Uit hun gedrag bleek dat zij ook christen waren, daarom werden zij gearresteerd en allen werden in 269 ter dood ge- bracht.
De heilige Palladius, apostel van de Schotten (die toentertijd nog in Ierland woonden), was een diaken van Rome, die door paus Celestinus naar Engeland was gezonden om te strijden tegen de pelagiaanse ketterijen die daar verbreid waren door een zekere Agricola, in 431. Onder veel moeiten, kwellingen en vervolgingen bracht hij een talrijke menigte tot Christus. Hij is gestorven rond 450, nog voor de komst van de heilige Patrick.
Ook nog op deze dag de heilige martelaren: Isauron, diaken; Basilios, Felix, Hermion, Innokentios, Peregrinos, Hufinos en Rufos te Appolonë in Makedonia; Onesimos en Archippos, apostelen uit de Zeventig; Alexander, gestorven tijdens de marteling; Appolonion, ter dood gebracht op een brandend schip; Epimachos, met het zwaard gedood; Gervasios, martelaar te Autun in de 4e eeuw; de priester Bertarius en de diaken Athalenus in de 7e eeuw; Romulus‚ bisschop van Fiesole, gezonden door de apostel Petros; Dominica in Campanië, onder Diokletiaan.
Eveneens op deze dag de heilige Juliana, prinses van Dubrowitz, 16 jaar oud in 1540; Filemon, apostel uit de Zeventig; Sisoës van het Holenklooster in Kiev, 13e eeuw; de monnik Justus, 6e eeuw.
Door de gebeden van deze en al Uw heiligen, Heer Jezus Christus onze God, ontferm U over ons en red ons. Amen.
teksten samengesteld door archimandriet Adriaan – eeuwige gedachtenis !
illustraties door matj. Johanna – eeuwige gedachtenis !
overgenomen met toestemming van het klooster St. Jan de Voorloper in Den Haag.