Heiligen van de dag
- Dit evenement is voorbij.
Heiligen van de dag
2 juli, 2021
De heilige Fotios, metropoliet van Kiev, was een Griek uit Morea, die in 1408 aan het hoofd werd geplaatst van de Kerk van Rusland. Dit ambt heeft hij meer dan twintig jaar met grote toewijding vervuld, waarbij hij vooral te strijden had tegen de ketterij der Strigolniki, en steeds weer betrokken werd in de onderlinge twisten der verschillende russische vorsten. Hij is gestorven in 1431.
De heilige Juvenalis, patriarch van Jeruzalem, verdedigde de Orthodoxie op de concilies van Efese en Chalcedon, tegen de verschillende ketterijen welke in die tijd het openbare leven beheersten. Hij heeft daarvoor allerlei vervolging en ballingschap moeten doorstaan tot aan zijn dood in 458.
Toen hem te Chalcedon gevraagd werd of hij wist waar het lichaam rustte van de heilige Moeder Gods, zei hij dat daar geen schriftelijke mededeling van bewaard was gebleven, maar dat er een oude overlevering bestond dat er, nadat zij door de apostelen begraven was, er tot de derde dag een hemels gezang was gehoord. Een van de leerlingen, die te laat gekomen was voorde begrafenis, opende toen het graf om het heilig lichaam te vereren, maar hij vond het graf ledig: alleen de lijkwade lag er nog in.
Synaxis van de heilige Moeder Gods, verbonden aan de gedachtenis van het vinden van het kleed van de heilige Maria door de broers Galbios en Kandidos in Nazareth, in het huis van een joodse vrouw. Het werd overgebracht naar de Blachernakerk in Konstantinopel in 474, waar het een dierbare schat werd voor het volk. Vooral gaat het bij deze synaxis om de warme aanhankelijkheid aan haar die de moeder mocht zijn van onze Heer, en die daardoor het middel was waardoor God ons zulk een oneindig kostbare gave heeft geschonken.
Ook wordt gevierd haar ontmoeting met haar nicht Elisabeth, die zij bezocht na de aankondiging door de engel: ‘Zie, ook Elisabeth, uw verwante, heeft nog zelfs in haar ouderdom een zoon ontvangen …’ En Maria maakte zich gereed en spoedde zich naar het huis van Zacharias en Elisabeth.
Herdacht worden ook verschillende bekende ikonen van de heilige Moeder Gods: Achtirka (gevonden in 1739); Pozjaisk (geschenk uit Rome, 1662); en Feodotjev (verschenen in 1487).
Heden is ook de sterfdag van aartsbisschop Joan (Maximowitsj) van San Francisco. Hij leefde in de moderne wereld, maar was geheel bezield door de geest van de oude woestijnvaders.
Na een korte loopbaan aan de rechtbank, temidden van de russische revolutie, werd hij in 1925 monnik gewijd en het volgend jaar priester. Reeds in 1934, op de leeftijd van 38 jaar, werd hij tot bisschop gewijd voor Sjanghai, waar hij zich inzette voor het missiewerk onder de Chinezen, totdat dit onmogelijk gemaakt werd door het communistische bewind. Ook droeg hij bijzonder zorg voor de gevluchte Russen die in Sjanghai gestrand waren en dikwijls volkomen aan lager wal waren geraakt.
Hij moest China verlaten en met de kinderen van zijn weeshuis en een deel van zijn gelovigen werd hij overgebracht naar een eiland in de Stille Oceaan, dat schaars bewoond was omdat het in de gewone baan lag van de heftige wervelstormen welke die aardstreek onveilig maken. Maar zolang Wladyko Joan daar verbleef, deed zich geen enkele storm voor, tot kort na zijn vertrek, toen een orkaan weer bijna alle gebouwen van het eiland verwoestte.
Door zijn volhardend optreden op het ministerie van buitenlandse zaken in Amerika wist hij voor de aan hem toevertrouwden een inreisvisum te verkrijgen, zodat zij, meestal in San Francisco, een nieuw leven konden beginnen.
Hijzelf werd toen tot aartsbisschop benoemd voor West-Europa, met zijn zetel in de russische kadettenschool te Versailles. In Brussel bouwde hij de Gedachteniskerk voor de slachtoffers van de revolutie, een van de grootste orthodoxe kerken in West-Europa in de moderne tijd. Hij steunde de russische monialen-gemeenschap uit Lesna, onder hegoemena Theodora, die in Fourqueux een onderkomen had gevonden. Vanuit Versailles bezocht hij de verschillende parochies in Frankrijk, België en Nederland, waar hij de zieken in hun huis opzocht en ze de heilige Communie bracht en met zijn gebarsten stem het Moleben zong van de heilige Moeder Gods van Korsun, wier ikoon hij in een leren houder om zijn hals meedroeg.
Hij leidde een leven van strenge askese en gebed. Dagelijks zong hij het gehele officie, waar hij zich ook bevond, en zo mogelijk vierde hij ook dagelijks de Goddelijke Liturgie. Daarna at hij de prosfora’s van de gedachtenissen en dronk het hete water waarmee hij de Kelk gereinigd had. De rest van de dag at hij niets tot middernacht, dan gebruikte hij zijn enige maaltijd. Hij had geen bed, maar sliep enkele uren, zittend in een stoel.
Zijn zakken waren vol brieven waarin om zijn gebeden gevraagd werd. Hij kende al de schrijvers en gedacht hun namen bij de langdurige proskomidie en opnieuw voor de Grote Intocht. Vaak wist hij de noden reeds voordat de brief was opengemaakt, ook al kwamen ze van verschillende kanten van de wereld.
De laatste jaren van zijn leven stond hij aan het hoofd van het bisdom Californië. Ook in San Francisco wist hij de bouw van de kathedraal, die door conflicten stagneerde, tot een goed einde te brengen. Tijdens een inspectiereis door zijn bisdom is hij in 1966 in Seattle gestorven, tijdens zijn dankzegging na de Heilige Liturgie. Hij was zeventig jaar oud en had de Kerk tweeëndertig jaar als bisschop gediend. Zijn gedachtenis wordt ook gevierd op de 11e juli.
De heilige Monegunda leefde in Chartres met haar man en haar twee dochtertjes. Toen deze allebei op jeugdige leeftijd stierven kreeg zij een afkeer van het gewone leven. Zij was ontroostbaar en weende dag en nacht over haar gestorven kinderen. Man noch vrienden konden haar troosten. Maar ten laatste kwam zij tot zichzelf en zei: Wanneer ik zo troosteloos blijf, dan beledig ik misschien mijn Heer Jezus Christus. Daarom wil ik met Job zeggen: De Heer heeft gegeven, de Heer heeft genomen; de Naam des Heren zij geprezen. Met moeizaam verkregen toestemming van haar man trok zij zich terug in een tegen de kerk aangebouwde kluis met kleine tuin, waar haar door een dienstmeisje elke morgen wat eten werd gebracht. Daarvan nam zij alleen het gerstemeel dat zij met water en wat as, bij wijze van zout, tot een deeg kneedde, en daarvan al zij telkens wanneer te grote honger haar daartoe dwong. Het gewone voedsel verdeelde zij onder de armen. Later bleek dat het dienstmeisje haar taak nogal licht opnam en vaak dagenlang verzuimde haar voedsel te brengen.
Misschien droeg dit bij tot haar besluit om naar Tours te gaan, bij het graf van de grote heilige Martinus. Ook hier geschiedden op haar gebed verschillende wonderbare genezingen. Maar haar man vond dat zij daar teveel lastig gevallen werd door allerlei bezoekers en hij bracht haar naar Chartres terug.
Na zijn dood trok Monegunda toch weer naar Tours en leefde daar als rekluse, terwijl een kleine vrouwengemeenschap zich onder haar leiding stelde. Zo leefde zij tot aan haar laatste dagen toen zij zichtbaar zwakker werd. Haar zusters waren diep bedroefd, maar zij troostte hen door te wijzen op de bijstand van de heilige Martinus en haar eigen gebeden. Zij stierf in 570 en werd in haar eigen kluis begraven. Deze werd tot een bedevaartsoord, waar nog vele wonderen geschiedden.
De heilige Processus en Martinianus waren twee officieren van de wacht die tijdens de vervolging van Nero waren aangewezen voor de bewaking van de Mamertijnse gevangenis waar de apostelen Petros en Paulos waren opgesloten. Veel gelovigen die aan allerlei kwalen leden, kwamen hen bezoeken en werden vaak op wonderbare wijze genezen door hun gebed. De soldaten waren daar zo van onder de indruk dat zij ook christen wilden zijn, en een hele groep liet zich dopen.
Omdat de apostelen reeds negen maanden gevangen waren zonder dat er verder iets tegen hen werd ondernomen, lieten de opzichters hen vrij en zij trokken langs de Via Appia de stad uit. Daar had Petros een gezicht en hij zag hoe Jezus Christus, de Heer, hem tegemoet kwam. Hij riep uit: Waar gaat Gij heen, Heer? (Quo vadis, Domine?) en kreeg toen ten antwoord: Naar Rome, om op- nieuw gekruisigd te worden. Daarop keerde Petros naar Rome terug en werd opnieuw gevangen genomen. Nu kwam de geschiedenis van hun vrijlating aan het licht, en Processus en Martinianus moesten zich verantwoorden. Zij werden gefolterd om hen Christus te doen afzweren, en toen zij standvastig bleven, werden zij onthoofd, in de tweede helft van de eerste eeuw.
Ook nog op deze dag de heilige martelaren: Aristo, Crescentianus, Eutychla- nus, Urbanus, Vitalis, Justus, Felicissimus, Felix, Marcia en Symphorosa, in Campanië; en Juvenalis, eerste martelaar van Amerika en Alaska.
Eveneens op deze dag de heilige Oudoceus, bisschop van Landaff in Engeland, einde zesde eeuw; en Jerochus, monnik van Faremoutiers, 7e eeuw.
Door de gebeden van deze en al Uw heiligen, Heer Jezus Christus onze God, ontferm U over ons en red ons. Amen.
teksten samengesteld door archimandriet Adriaan – eeuwige gedachtenis !
illustraties door matj. Johanna – eeuwige gedachtenis !
overgenomen met toestemming van het klooster St. Jan de Voorloper in Den Haag.