Heiligen van de dag
- Dit evenement is voorbij.
Heiligen van de dag
5 juni, 2021
De heilige bisschop-martelaar Dorotheos van Tyros in Fenicië. Hij was meer dan 50 jaar bisschop en reeds gefolterd onder Diokletiaan. Hij was tweetalig opgevoed in grieks en latijn, later studeerde hij ook hebreeuws‚ en hij nam deel aan het grote Concilie van Nicea. Hij was een der grootste geleerden van zijn tijd, en zijn geschriften beslaan een kleine bibliotheek. Zijn beschouwingen over het orthodox geloof zijn nog steeds bewon- derenswaardig door de heldere gedachtengang en de diepte van inzicht.
Onder Juliaan de Afvallige stierf hij te Odyssopolis op Sicilië (anderen zeggen in Thracië), in 362, ten gevolge van allerlei kwellingen en slechte behandeling, die hij door zijn ouderdom niet meer verdragen kon: hij was reeds 107 jaar oud. Hij wordt daarom als martelaar geëerd.
De heilige Theodoros Yaroslawitsj, de oudste broer van vorst Alexander Nevski. Op bevel van zijn vader was hij in het huwelijk getreden toen hij 14 jaar oud was, maar hij stierf op de dag van zijn huwelijk in 1233, in Novgorod. Vier eeuwen later werd zijn volkomen onbedorven lichaam uit het graf gehaald door plunderende Zweedse troepen.
De heilige martelaren Markianos, Nikander, Hyperechios, Apollonios, Leonides‚ Arios, Georgios, Selenias, Irenios en Pambo van Egypte. Zij werden tijdens de vervolging van Maximiaan zonder voedsel of drank opgesloten in een open, ommuurde ruimte, in de gloeiende hitte van de zon, met een aan de afgoden gewijde vijver binnen hun bereik. Zij dronken daar niet van, maar bleven psalmen zingen tot hun stemmen de dienst weigerden en zij van dorst gestorven waren, begin 4e eeuw.
De heilige Theodoros de Wonderdoener, askeet in de Jordaan-woestijn. Van hem wordt verhaald hoe hij eens per schip reisde naar Konstantinopel. Door een storm uit de koers geslagen, zwierf het schip lange tijd rond en het drinkwater raakte op. De toestand werd nijpend en allen dreigden van dorst om te komen. Toen hief Theodoros de armen op in gebed en maakte een groot kruisteken over de zee. Daarna beval hij water uit de zee te putten. Het bleek drinkbaar zoet water te zijn. Theodoros is in vrede gestorven in 583.
De heilige belijder Anubios (Anoub) van Egypte, 5e eeuw. Omwille van Christus had hij veel moeten verduren; tenslotte week hij uit naar de woestijn. Daar leefde hij in een verlaten heidense tempel tot aan zijn dood.
De heilige bisschop Konstantinos, metropoliet van Kiev en geheel Rusland. Hij was van griekse afkomst en werd in 1154 bisschop gewijd, te midden van een kerkstrijd over het recht van de bisschopskeuze. ln 1158 werd hij door de vorst verdreven en hij stierf in 1159 in Tsjernigov.
In zijn testament schreef hij dat hij niet waard was begraven te worden omdat hij had bijgedragen tot de onenigheid in de Kerk. Zijn lijk moest maar buiten geworpen worden voor de honden. Met angst en beven werd deze wilsbeschikking ten uitvoer gebracht, en het lichaam bleef drie dagen liggen. Al deze tijd heerste diepe duisternis over Kiev, geweldige onweren barstten los, acht mensen werden door de bliksem gedood. Maar boven het lichaam werd een vuurkolom gezien. Toen beval de prins van Kiev dat het lichaam in de kerk begraven moest worden, en terstond klaarde het op en werd het gewone verloop van de natuur hersteld.
De heilige grootvorst Igor Olegowitsj uit Tsjernigov, werd heerser van Kiev in 1146. De bewoners verklaarden echter de hun beter bekende Isjaslav van Perejaslav tot grootvorst. lgor werd toen monnik, maar het volgend jaar sleurden oproerlingen hem weg uit de kerk en vermoordden hem in 1147.
De heilige Dorotheos van Gaza (Palestina)‚ afkomstig uit Antiochië, genoot zijn opvoeding in Gaza, een belangrijke plaats op de grens van Palestina en Egypte. Hij was een intelligent student, hoewel hij met grote tegenzin aan de studie begonnen was; maar toen hij zich daar eenmaal overheen had gezet, gaf hij er zich volkomen aan over en was dag en nacht in zijn boeken verdiept, zodat vrienden moesten zorgen dat hij iets at. Hij bezat een veeIzijdige belangstelling en een groot vermogen tot vriendschap.
Dorotheos vertelt in zijn onderrichtingen veel over zichzelf, maar niet hoe hij tot. het monnikdom gekomen is. Gaza was al bekend doordat de heilige Hilarion daar zijn monastieke leven was begonnen, en Dorotheos trad daar in het bekende klooster van abba Seridos‚ waar verschillende heel bijzondere persoonlijkheden verbleven, zoals de grote Barsanufios en de profeet Joannes, van wie hij de celmonnik werd.
Door zijn artsstudie en zijn praktische naastenliefde was Dorotheos de aangewezen man om de ziekenafdeling te beheren. Hij brengt zijn broer ertoe geld te geven om de zaak goed in te richten. Zelf is hij er dag en nacht mee bezig, want ook het ontvangen van bezoekers en het beheer van de kloostergoederen was zijn taak. De zware askese die in de kloosters gebruikelijk was, veroorzaakte veel ziekten, en de hospitaalafdeling nam zo sterk in omvang toe dat Dorotheos een echte organisatie op touw moest zetten, waarbij hij toezicht had op andere broeders die meehielpen. Het is ook mogelijk dat de goede naam die zijn hospitaal genoot, ook zieke monniken uit verder weg gelegen plaatsen erheen bracht.
Maar vooral was Dorotheos belangrijk als geestelijk leraar. Na de dood van zijn geestelijke vader verzamelden zich leerlingen om hem heen in een ander klooster. De onderrichtingen die hij daar gaf zijn op schrift gesteld. Hij toont een zeer parate kennis van de Heilige Schrift en van de spreuken der woestijnvaders, welke toen, in de zesde eeuw waarin hij leefde, juist ter beschikking waren gekomen.
Hij heeft een groot pedagogisch talent en ontleedt het geestelijk leven tot overzichtelijke onderdelen, die hij met pakkende voorbeelden illustreert. Dit maakt zijn onderrichtingen bijzonder levendig en indringend. Daarbij komt een diep psychologisch inzicht in de menselijke natuur, samen met een weloverwogen en evenwichtig oordeel, gepaard aan een grote eerbied voor de persoonlijkheid van de ander, aan wie hij een grote mate van eigen inzicht en handelwijze gunt. Die eigenschappen kunnen samengevat worden met één woord: wijsheid. En deze wijsheid heeft haar vaste grondslag in de van God uitgaande, en in onze op God gerichte liefde.
Naast verdieping van inzicht brengen zijn geschriften ontelbare, uiterst praktische raadgevingen. De voornaamste daarvan voor het navolgen van Christus zijn: de deemoed zoeken, dat wil zeggen de naaste minstens even belangrijk en competent achten als jezelf; de ander, en ook de dingen, met eerbied tegemoet treden en niet achteloos behandelen; de eigen wil bestrijden door in echte gehoorzaamheid te leven; eigen inzichten wantrouwen, vooral omdat we steeds weer anderen willen oordelen in plaats van onszelf. En Dorotheos toont aan dat wij, wanneer we deze geboden van Christus verwaarlozen, onszelf de hel aandoen; want dan laten we ons in bezit nemen door onze eigen hartstochten die, wanneer de afleiding van het lichaam er niet meer zal zijn, ons met verscheurende intensiteit zo volkomen in beslag zullen nemen dat er geen plaats meer is voor ook maar een enkele gedachte aan God. En alleen de gedachte aan God kan de ziel werkelijk troost verschaffen.
Dorotheos’ leerlingen hebben wel trouw zijn onderrichtingen op schrift gesteld, maar ons verder niets over hem meegedeeld. We weten dus niet wanneer hij gestorven is, maar uit alles blijkt dat zijn leven verbonden is met de 6e eeuw. Als grensdatum wordt aangenomen het jaar 625.
De heilige kloosterstichter Petros, van slavische afkomst, leefde van jongsaf als lijfeigene van het klooster Korisja bij Prisren in Servië, rond het midden van de 14e eeuw. Hij had een buitengewoon zachtmoedig karakter en leefde lange tijd met zijn zuster Helena een strikt asketisch leven. Later vestigde hij zich alleen in de wildernis, maar toen daar leerlingen kwamen die onder hem wilden leven, bouwde koning Doesjan (13374351) een klooster, waarvan Petros de eerste hegoumen werd. Dit klooster is later door de Turken verwoest.
De heilige Bassianos en Jona, stichters van de skite Pertomsk op het Solovetski-eiland, gestorven in 1599. Vandaag wordt herdacht de vinding van hun relieken.
De heilige Allyrus (Illidius), 4e bisschop van Clermont in Auvergne. Hij genoot bekendheid doordat hij de dochter van keizer Maximus van de boze geest had verlost Hij is gestorven in 385.
De heilige Bonifacius, aartsbisschop van Mainz, apostel van Duitsland, martelaar in Friesland. Hij was geboren tegen 675 in Devonshire; zijn doopnaam was Winfrid. Reeds op vijfjarige leeftijd luisterde het vroegrijpe jongetje het liefst naar verhalen over God, en toen er eens enkele monniken bij hen logeerden, stond zijn besluit vast: hij zou ook monnik worden. Dit was geen voorbijgaande jongensfantasie; naarmate Winfrid opgroeide, groeide ook zijn zekerheid, en op den duur moest zijn vader, die geheel andere plannen had, zich daarbij neerleggen.
Met zijn dertiende jaar ging Winfrid dus naar de kloosterschool, waar hij zich vol ijver aan de studie wijdde, maar tegelijk zoveel mogelijk de levensregel van de monniken volgde. Hij blonk zozeer uit dat hij al spoedig aangesteld werd als hulpleraar voor de jongere leerlingen, waardoor ook zijn eigen persoonlijkheid zich nog evenwichtiger ontwikkelde.
Zodra het mogelijk was deed hij de monniksgelofte en toen hij dertig was, werd Winfrid priester gewijd. Hij bezat in hoge mate de gave der welsprekendheid en werd dus vooral voor het predikambt gebruikt. Tegelijk toonde hij een groot doorzicht en al spoedig was hij de raadsman van het diocesaan bestuur van Canterbury.
Zo kwam hij ook in aanraking met de kwestie van de missie op het vasteland. Na een tijdperk van voortdurende invallen was ltalië aan het einde van zijn krachten, en ten prooi aan corruptie en bederf. Gallië was wel min of meer christen geworden, maar de barbaarse heidense zeden hadden weer de overhand gekregen in de bloedige familietwisten om de macht. Karel Martel had wel een grote overwinning behaald op de Saracenen, maar om zijn edelen rijk te belonen plunderde hij de bezittingen van kerk en kloosters en zelfs de altaarschatten om hun hebzucht te bevredigen. De hervorming van Columbanus was uitgewerkt en alom kwam de afgodendienst weer op. In Beieren won het arianisme veld.
In Winfrid werd het besef steeds sterker dat hij geroepen was om missionaris te worden. In 716 kreeg hij zegen om het Evangelie te gaan prediken onder de ongelovige Friezen, maar de oorlog die toen weer uitgebroken was met de Franken, verhinderde hem tot hen door te dringen. Hij kwam niet verder dan Utrecht en keerde toen maar weer naar zijn klooster terug.
Daar werd hij tot opvolger gekozen van de inmiddels gestorven abt. Pas na twee jaar, in718, slaagde hij erin zich vrij te maken en hij ging toen naar Rome om een missie-opdracht te verkrijgen. Paus Gregorius ll kwam zeer onder de indruk van Winfrids persoonlijkheid en verleende hem uitgebreide volmachten voor de prediking onder de heidense stammen van Duitsland. Ook schonk hij hem relieken voor de op te richten kerken, en aanbevelingsbrieven voor de christelijke monarchen in die gebieden.
Zijn eerste werk deed hij in Beieren en Thüringen, waar hij grote aantallen bekeerlingen doopte. Ook de reeds aanwezige christenen, die door de voortdurende omgang met afgodendienaars het levend geloof hadden verloren, wist hij door de macht van zijn woord weer te bezielen om volgens het Evangelie te leven. Winfrid was een indrukwekkende persoonlijkheid, er ging grote kracht van hem uit, en de resultaten van zijn bekeringswerk waren blijvend.
Intussen was Radboud, de aan de christenen zo vijandige koning der Friezen, gestorven en het land was onder de macht gekomen van Karel Martel. De weg lag nu open en Winfrid haastte zich naar zijn eigenlijke werkterrein. Hij sprak de taal van het volk en gedurende drie jaar werkte hij daar samen met de heilige Willibrord en zij wonnen een menigte zielen voor Christus. Maar toen hij hoorde dat Willibord erover dacht hem tot zijn opvolger te maken, vertrok hij uit dit gezamenlijke gebied omdat hij opzag tegen de last van het bisschopsambt.
Winfrid trok nu naar de Hesse-provincie van Saksen (Thüringen), waar hij kerken bouwde op de ruïnes van de heidense tempels, die door de bekeerde heidenen verwoest waren. Nadat hij hierover verslag had gezonden naar Rome, ontbood de paus hem om daar te komen. Winfrid werd nu toch bisschop gewijd, op het feest van de heilige Andreas in 723, en droeg voortaan officieel de naam Bonifacius (weldoener), al was deze reeds eerder in gebruik gekomen. Hij had geen persoonlijk bisdom maar kreeg het bestuur over het gehele gebied.
Teruggekeerd in de Hessen-gauw zette hij zijn succesrijk bekeringswerk voort en hij ontbood daarvoor ook telkens weer hulp uit Engeland, zoals reeds Willibrord gedaan had. Op een dag maakte Bonifacius bekend dat hij de geweldige Wodanseik wilde vellen, die het middelpunt vormde van de heidense eredienst. Van alle kanten waren de heidenen samengestroomd om dit schouwspel te zien, in de verwachting dat de bliksem hem zou neervellen. Maar hij had nog slechts met enkele bijlslagen ingehouwen op de machtige stam, toen een gedruis in de toppen der bomen weerklonk. Een plotselinge rukwind wierp de boom omver, die in vier grote stukken uiteenbarstte. Er ontstond een open ruimte en een zonnebundel straalde neer op de bisschop. De diep getroffen Germanen bogen voor de macht van de God der christenen, en Bonifacius bouwde een kerkje van het omlaag gekomen hout.
ln 732 zond paus Gregorius ll hem het pallium en benoemde hem tot aartsbisschop en primaat voor geheel Duitsland, met de volmacht om bisschoppen aan te stellen en diocesen op te richten waar hij dat nodig achtte.
ln 741, bij de dood van Karel Martel, kwam er langzamerhand een einde aan het huis der Merovingers. De eigenlijke bestuursmacht was reeds sinds lang in handen van de hofmeiers geraakt van wie Karel Martel de beroemdste was – en de nieuwe paus Zacharias gaf de Fransen de raad om het bestuur in handen te geven van wie de feitelijke macht bezat. Tevens benoemde hij Bonifacius tot pauselijk legaat. ln 751 werd de belangrijke stad Mainz de zetel van zijn diocees. Tegelijk werd hij aan het hoofd gesteld van de van Trier afhankelijke bisdommen, waaronder ook die van Utrecht en Tongeren. In dit zelfde jaar zalfde Bonifacius Pepijn de Korte tot de nieuwe koning der Franken.
Onder de uit Engeland gekozen medewerkers bevinden zich bekende heiligen, zoals Wigbert, Burchard, Loelloes, Willibald van Eichstadt; en ook monialen: zijn nicht Lioba‚ Thecla, Walburga, Bertigitta en Contruda. Zij stonden meestal aan het hoofd van de verschillende door Bonifacius gestichte kloosters, van welke Fulda de bekendste was. Door deze vrouwen, – schoon als engelen, en geleerd als de Heilige Schrift – kwam de beschaving in een edele vorm tot de Germanen, wier interesse tot dan toe slechts het krijgsbedrijf gegolden had. Dezen voegden zich met geestdrift onder dit lieflijk bestuur en er ontstond een echte cultuur. Deze vrouwen, die zo teruggetrokken en zonder opzien hun werk verrichtten, stonden aan de wieg van die nieuwe beschaving. >
Bonifacius onderhield ook een uitgebreide correspondentie waardoor zijn invloed zich uitstrekte tot ver buiten zijn missiegebied. Ook in Engeland deed hij zich op deze wijze gelden door gloedvolle brieven met aansporing tot bekering. Zijn brieven tonen hem als een grote geest en als een bijzonder beminnelijk mens. ln zijn preken vertelde hij over de geboorte van de Verlosser, in de tijd toen de keizer van Rome, Augustus, vrede had gebracht over heel de wereld. En hij riep de nieuw bekeerden op om trouw te zijn aan hun doopbelofte, dat zij de werken van de duivel hadden afgezworen. En wat zijn de werken van de duivel? Trots, afgoderij, nijd, moord, laster, liegen, vloeken, overspel, ontrouw: in één woord, alles wat de mens bederft; diefstal, valse getuigenis, vraatzucht, smerige taal, ruzie, het consulteren van waarzeggers, het te hulp roepen van tovenarij, het geloven in heksen en weerwolven, het dragen van amuletten: alles wat ons afkeert van God.
Mijn zeer beminden, ge hebt toch gezworen om te geloven in de almachtige God, in Zijn Zoon Jezus Christus, en in de Heilige Geest: in de Ene God de Drie-eenheid. En daarom moeten we Zijn Geboden onderhouden: God beminnen met geheel uw hart en geheel uw ziel en met al uw krachten; en uw naaste als uzelf. Wees daarom geduldig, barmhartig, vriendelijk en rein. Leer uw kinderen en dienaren om God te vrezen. Verzoen hen tussen wie vijandschap heerst. Laat rechters geen geschenken aannemen, want die verblinden het oog van het recht. Houd de Dag des Heren, ga naar de kerk om te bidden, niet om met elkaar te praten. Geef aan de noodlijdenden waar ge maar kunt. Nodig armen uit op uw feesten. Beoefen de gastvrijheid. Bezoek de zieken, help weduwen en wezen. Behandel anderen zoals ge zelf behandeld wenst te worden. Vrees niemand buiten God, maar vrees Hem altijd. Geloof in de Wederkomst van Christus, in de Opstanding van het vlees, en in het Laatste Oordeel.
In 754 was Bonifacius 70 jaar, en hij voelde dat zijn einde naderde. Hij zorgde dat er een opvolger voor hem werd benoemd; daardoor was hij vrij om naar zijn oorspronkelijk missiegebied te gaan: het afgelegen kustland van de Friezen. Ook daar maakte hij veel bekeerlingen en met Pinksteren van het volgend jaar zou hij het Sacrament van de Myronzalving toedienen. Er was geen kerk die zulk een menigte kon bevatten, en daarom koos hij een gunstig gelegen veld bij Dokkum.
Terwijl hij daar met zijn gezellen in afwachting aan het bidden was, werden zij overvallen door een gewapende troep. Bonifacius verbood om tegenstand te bieden, “laat ons geen kwaad met kwaad vergelden”, opdat het een echt martelaarschap zou zijn. Het werd een slachtpartij waarbij Bonifacius de dood vond met 52 anderen, op 5 juni 755. De overvallers doorzochten toen het tentenkamp naar meegebrachte schatten, doch vonden niets dan boeken en relieken, die zij her en der wegwierpen en die naderhand ten dele teruggevonden werden.
Het lichaam van Bonifacius werd over Utrecht en Mainz naar Fulda gebracht, waar het een waardige rustplaats vond.
De heilige Meinwerk‚ bisschop van Paderborn, 1009-1036. Zijn volkomen betrouwbaarheid, zijn intelligentie en bezonken oordeel maakten hem tot raadgever van verschillende keizers. Zijn bisdom, dat het armste was in het duitse rijk, nam onder Zijn bestuur sterk toe in belangrijkheid en welvaart, ofschoon hij zelf eenvoudig bleef leven. Aan de door hem gestichte domschool, eigenlijk een universiteit, wist hij competente geleerden te verbinden.
Ook het kloosterleven werd door zijn aandringen volgens de oorspronkelijke regels hersteld. Maar zijn grootste zorg gold het gewone volk dat zo gemakkelijk in verdrukking kon raken door egoïstische machthebbers. Tegen zulken trad hij krachtdadig op: zijn adellijke afstamming was daarbij een voordeel. Onder diepe rouw van zijn gelovigen is hij gestorven op 5 juni 1036.
De heilige Dorotheos de Thebaan leefde in een hol langs de weg van Alexandrië naar de woestijn van Nitria, in uiterste onthouding. Overdag verzamelde hij stenen in de brandende zon, om materiaal te hebben voor de cellenbouw voor de broeders die zich bij hem voegden. De nacht besteedde hij aan palmvlechtwerk om het brood te kunnen kopen waarvan hij leefde. Er bleef nauwelijks tijd over om te slapen. Deze levenswijze zette hij voort tot in hoge ouderdom; hij beschouwde zijn lichaam als een vijand, die met ijzeren discipline in toom gehouden moest worden. Hij is gestorven tegen het einde van de 4e eeuw.
De heilige Eufrosynia, prinses van Polotsk. Zij had zich van kindsaf op de studie toegelegd en genoot de faam als geleerde. Haar lichamelijke schoonheid trok vele aanbidders, maar zij had reeds vroeg het vaste voornemen gevat om alleen aan Christus toe te behoren, en het lukte haar, ondanks veel tegenwerking, in het klooster van haar tante toegelaten te worden. Later werd zij rekluse in een cel bij de kathedraal.
Daar voerde zij niet alleen een leven van gebed en studie, maar zij organiseerde ook zorg voor de annen. Zelf kopieerde zij boeken en zij huurde ook schrijvers om boeken te vermenigvuldigen, om niet alleen lichamelijk, maar ook geestelijk voedsel uit te delen aan de armen, die in deze twaalfde eeuw voor een groot deel wel konden lezen.
Rond 1125 werd aan Eufrosynia de leiding toevertrouwd van het klooster in Seltso. Het aantal der zusters groeide en er kwam ook een kloosterschool tot stand, waar naast de schoolvakken ook godsdienstles gegeven werd. Zij werkte eveneens aan de vrede in het steeds meer verscheurde land, en weigerde familieleden te ontvangen die in een of andere twist verwikkeld, waren. Ook besteedde zij veel energie aan het stichten van verschillende kloosters.
Tegen het einde van haar leven stond zij zich de vervulling van een lang gekoesterde wens toe en ging op pelgrimstocht naar het Heilige Land. In 1173 werd zij ziek en zij werd opgenomen in een klooster in Jeruzalem. Daar is zij enkele weken later gestorven op de 24e mei.
Ook nog op deze dag de heilige martelaren Christoforos en Conon te Rome; de nieuwe martelaar Markos uit Smyrna, door de Turken onthoofd op Chios in 1801; Sancius, page aan het koninklijk hof, gedood tijdens de vervolging der Arabieren; en Florentius, Julianus, Kyriakos Marcellinus en Faustinus, onder Decius ter dood gebracht in Perugia.
Eveneens op deze dag de heilige Genesius, monnik bij Clermont‚ 710; Austrebertus, bisschop van Vienne, 8e eeuw; en Basilios, bisschop van Rjazan.
Door de gebeden van deze en al Uw heiligen, Heer Jezus Christus onze God, ontferm U over ons en red ons. Amen.
teksten samengesteld door archimandriet Adriaan – eeuwige gedachtenis !
illustraties door matj. Johanna – eeuwige gedachtenis !
overgenomen met toestemming van het klooster St. Jan de Voorloper in Den Haag.