Heiligen van dag
- Dit evenement is voorbij.
Heiligen van dag
28 oktober
De heilige martelaar Terentios met zijn vrouw Neonilla en hun 7 kinderen: Sarbilos, Fotos, Theodoulos, Hiërax, Nitas, Bila en Eunice. Na allerlei martelingen met het zwaard gedood in de 3e eeuw.
De heilige Stefanos van het Sabbas-klooster, werd geboren in Damaskos in 725. Toen zijn vader, Theodoros Mansour, de broer van Johannes Damascenos, uit de stad verbannen werd, kwam deze laatste naar de stad om zijn neefje mee te nemen naar het Sabbas-klooster. Stefanos bleef de leerling van Johannes tot aan diens dood, 15 jaar later. Hij zette toen het werk van zijn oom voort: wijdde zich op de eerste plaats aan het gebed maar schreef ook canons, hymnen voor de heilige diensten, en heiligenlevens. Hij is in vrede gestorven in het jaar 807.
De heilige Arsenios, aartsbisschop van Petsj in het zuiden van Servië, nadat hij het grootste deel van zijn leven een voorbeeldig monnik was geweest in het Zjitsja-klooster onder de heilige Sava. Deze zag de kwaliteiten van de jonge monnik en benoemde hem al spoedig tot hegoumen van het klooster.
Toen de Hongaren steeds meer in Servië binnenvielen, zond Sava Arsenios als zijn vertrouweling naar het zuiden van het land om een veiliger plaats te zoeken voor het episcopaat. Arsenios koos Petsj en bouwde er een kerk met een klooster, waar de heilige Sava zich installeerde.
Toen Sava voor de tweede maal naar Jeruzalem vertrok, stelde hij Arsenios aan tot aartsbisschop in zijn plaats. Nadat deze 30 jaar als een wijze herder zijn kerk had bestuurd, is hij in 1266 in vrede ontslapen.
De heilige grootmartelares Paraskeva (vrijdag) stamde uit een rijke familie in Ikonië. Zij verloor al spoedig haar ouders en toen zij een jonge vrouw geworden was, deed zij de gelofte van maagdelijkheid en predikte Christus tot haar heidense stadsgenoten. Tijdens de vervolging onder Diokletiaan werd zij gevangen gezet en aan folteringen onderworpen. Die eigenaardige naam was haar gegeven door haar ouders, die elke vrijdag op bijzondere wijze het lijden van onze Heer herdachten door vasten, gebed en aalmoezen aan de armen, terwijl zij bovendien op vrijdag geboren was, nadat haar ouders lang kinderloos waren gebleven.
De heilige hiëromartelaar Kyriakos, patriarch van Jeruzalem. Hij was de jood die aan keizerin Helena de plaats had getoond waar het levenschenkend kruis verborgen was. Door de wonderen die hij bij het vinden zag gebeuren, kwam hij tot het geloof in Christus en hij werd zulk een vurig volgeling dat hij later tot patriarch werd gewijd. Onder Juliaan de Afvallige werd hij in 362 afgrijselijk gemarteld en verbrand.
Tijdens de marteling drong zijn moeder Anna door de kring van de beulen heen om haar zoon voor het laatst te omhelzen. Zij werd vastgegrepen en met brandende toortsen bewerkt tot zij ook gestorven was.
De heilige Firmilianos, bisschop van Caesarea. Hij was afkomstig uit Kappadocië en studeerde filosofie bij Origenes in Caesarea, waar deze intussen priester was gewijd. Zelf werd hij daar bisschop in 232. Hij bracht de latere Gregorios Thaumaturgos ertoe eveneens leerling te worden bij de beroemde leraar. Toen Origenes onoverkomelijke moeilijkheden kreeg in zijn eigen stad Alexandrië, nodigde Firmilianos hem uit zich in Caesarea te vestigen. Dit besluit werd toegejuicht door de bisschoppen van Jeruzalem en Palestina, die Origenes vooral eerden als de grote exegeet van de Heilige Schrift.
Er bestaat nog een brief van de heilige Firmilianos aan de heilige Kyprianos; daarin beschrijft hij de moeilijkheden die zijn diocees te verduren had. Tussen 235 en 238 werd Klein-Azië geteisterd door hevige aardbevingen, zodat sommige steden totaal verwoest werden. De heidenen zagen in deze ongelukken een bewijs van de toorn van de goden, die opgewekt was doordat hun verering sterk achteruitging door de toename van het christendom. Daardoor ontstond er een zware kerkvervolging.
Daarbij kwam nog grote onrust tussen de verschillende kerken over het vraagstuk van de geldigheid van de ketterdoop, waarbij Rome en Alexandrië een tegenovergesteld standpunt innamen. Pas na de marteldood van de zich tegen alles verzettende paus Stephanus, kon een redelijk compromis worden bereikt door de kerken elk volgens eigen gebruik te laten uitmaken of bekeerlingen wel of niet moesten worden overgedoopt.
Daarna was er opnieuw grote onrust door het optreden van Paulos van Samosate, bisschop van Antiochië, die leerde dat Christus niet God was en zelfs verbood om hymnen tot Zijn eer te zingen. Maar hij versluierde zijn leerstellingen door het gebruik van ingewikkelde platonische termen. Tussen 253 en 268 kwam driemaal een concilie bijeen, onder voorzitterschap van Firmilianos, om deze zaak te regelen. De bisschoppen hadden een afkeer gekregen van alle kerkelijke twisten en beproefden telkens weer de kwestie met de grootste lankmoedigheid en welwillendheid te regelen, zodat Paulos op zijn zetel gehandhaafd kon worden. Maar deze kwam nooit zijn beloften na, en tenslotte moest hij van de kerk afgesneden worden. Op weg naar dit concilie, in 269, stierf de reeds hoogbejaarde Firmilianos.
De heilige priester Malchion (Melchion) was een bijzonder scherpzinnig geleerde. Op het tegen Paulos van Samosate gerichte concilie van Antiochië werd hij door de bisschoppen aangewezen om de discussie te voeren in hun naam. Hij wist al de versluierende begrippen die Paulos gebruikte om te verhullen dat hij Christus niet als God wilde erkennen, doorzichtig te maken en schiep daardoor de mogelijkheid om tot de kern van de kwestie door te dringen en tot een definitieve oplossing te komen. Het concilie-besluit werd dan ook zowel door de bisschoppen als door de priester Malchion ondertekend. Het is niet bekend wanneer hij gestorven is, maar het moet in elk geval tegen het einde zijn geweest van de 3e eeuw.
De heilige kluizenares Febronia, dochter van keizer Heraklios (610-641). Zij ontdeed zich van alles wat zij bezat en leefde geheel eenzaam in de woestijn, waar zij God diende uit geheel haar hart. Zij is gestorven in 622.
De heilige hiëromartelaar Neofytos, bisschop van Urbisk. Tot aan zijn bekering was hij een Perzische generaal, maar toen hij de opdracht kreeg om Grusië te verwoesten‚ deserteerde hij en in het holenklooster van Schiomgwil ontving hij de doop en de monnikswijding. Om zijn heilig leven werd hij tot bisschop gekozen en later door de heidenen gedood, 7e eeuw.
De heilige nieuwe martelaren Angelis, zijn broer Manuel, en hun neven Georgios en Nikolaas van Kreta. Het waren boerenjongens, in het geheim christen onder de Turkse overheersing. Maar gedurende de onafhankelijkheidsoorlog (1821-1824) streden zij aan de zijde van de partisanen. Toen het eiland onder de voet gelopen was door de Egyptische troepen die door de Turken waren aangeworven, kwam Kreta weer onder Turks bestuur. De belastingontvanger trok rond door de dorpen om de zware boete te innen welke aan de christenen was opgelegd. De vier jongelui kwamen hun belasting betalen, en verklaarden christen te zijn, ofschoon ze algemeen voor moslim werden aangezien. Ze werden onthoofd terwijl ze tot het laatste ogenblik bleven bidden: “Heer, ontferm U; Heer, ontferm U….” Hun lichamen die tot bespotting drie dagen moesten blijven liggen, verspreidden een duidelijk licht, en zij werden tenslotte door de christenen begraven. Op hun graf gebeurden vele wonderen.
De heilige Stefanos de Sabbaïet, dwz. monnik van het Sabbas-klooster. Hij was geboren in het begin van de 8e eeuw, in de streek van Askalon (Palestina). Toen hij nog een kind was, stierven zijn ouders en hij werd opgevoed door zijn oom Zacharias‚ monnik van het Sabbas-kIooster. De jongen voelde zich in die strenge kloosterwereld geheel thuis door zijn levendige liefde tot Christus, en hij leefde gedurende 15 jaar als monnik samen met zijn oom. Toen deze vertrok om hegoumen te worden in de kloosters van Kastellion en de Grot, vervulde Stefanos allerlei functies in de Laura. Hij werkte twee jaar in de bakkerij, stond vervolgens drie jaar aan het hoofd van het gastenverblijf, werd toen diaken gewijd en was kanonarch (voorzanger) in de heilige diensten. Vervolgens leefde hij 5 jaar ingesloten in een cel, die hij alleen maar op zaterdag en zondag verliet om deel te nemen aan de gemeenschappelijke dienst. De rest van de tijd wijdde hij geheel aan mystiek gebed en goddelijke lezing. Daarna betrok hij een kluis op enige afstand van de laura om nog ongestoorder met het gebed bezig te zijn. Na 15 jaar volkomen eenzaamheid, stond hij enkele leerlingen toe bij hem hun intrek te nemen. Er kwamen ook bezoekers die hulp zochten en deze vonden vaak op wonderbare wijze genezing. Stefanos is in vrede gestorven op de 31e maart 794, een datum die hij tevoren had voorspeld.
De heilige Job (Hiob), hegoumen van het Potsjaevklooster. Hij was oorspronkelijk monnik van het Verlosser-klooster in Galicië waar hij was ingetreden met zijn 9e jaar, en werd toen aangezocht om overste te worden van het klooster te Dubensk om een tegenwicht te vormen voor het uniëringswerk van de Jezuïeten en de Poolse invloed.
Job was diep overtuigd van het belang van de verspreiding van orthodoxe boeken; als taak van zijn gemeenschap (die daardoor ook sterk groeide) werkte hij aan de studie en vertaling, het kopiëren en verspreiden van de boeken van de kerkvaders. Hij nam ook deel aan de eerste gedrukte uitgave van de Bijbel.
Nadat hij Dubensk 20 jaar had bestuurd, werd het verlangen om een eenvoudig monnik te zijn hem te machtig. Hij vertrok in stilte en vroeg als een onbekende monnik om opname in de beroemde laura van Potsjaev. Maar de kracht van zijn persoonlijkheid kon niet verborgen blijven en hij werd al spoedig tot eerste hegoumen gekozen van het Potsjaevklooster dat eerst onlangs een gemeenschapsklooster geworden was na drie eeuwen een kluizenaarslaura geweest te zijn.
In die tijd was de toestand van de Orthodoxe Kerk sterk achteruit gegaan. De Polen hadden kerken in herbergen veranderd of geheel verwoest, en velen waren door de vervolging afvallig geworden. Ook het Potsjaevklooster kwam onder zware druk te staan. De nieuwe eigenaar van het kloosterland was luthers en deed alles om de monniken het leven zuur te maken. Tenslotte verbood hij hun, gebruik te maken van de bestaande waterputten. De heilige Job liet toen een put graven in de harde zandsteenrots waarop het klooster stond, en er werd inderdaad overvloedig water gevonden dat in de behoeften van het klooster voorziet tot op de huidige dag.
Potsjaev was reeds in het bezit van een drukkerij en dit werk werd onder de heilige Job sterk uitgebreid, vooral toen zij de enigen werden die nog een drukvergunning hadden voor Slavische en geestelijke boeken in heel de streek. Ook van zijn eigen hand kwam een hele stroom uitgaven tot stand: preken voor feesten, evangelie-commentaren, polemische geschriften, ook tegen de in die tijd opkomende socianistische sekte.
Naast dit alles moest hij zijn deel dragen van de kerkelijke zaken bij belangrijke kwesties. Van zijn hand was de verklaring van trouw aan het orthodox geloof, die gebruikt werd bij het bisschops-concilie van 1628, gepropageerd door de later zo beroemde metropoliet Petros Mogila, toen nog hegoumen van Potsjaev.
Tegelijk nam Job deel aan het praktische werk in het klooster, op het land en bij de aanleg van dammen. De nachten bracht hij door in een moeilijk toegankelijk stenen hol met ruwe bodem en wanden, te klein om enigszins gemakkelijk te zitten of te liggen. Daar trok hij zich terug voor zijn persoonlijk gebed. Soms bracht hij daarin meerdere dagen door‚ zonder enig voedsel. Dan gebeurde het wel dat een sterk licht naar buiten straalde, tot eerbiedige vrees van de broeders.
In de omgang was de heilige Job vervuld van broederlijke genegenheid, maar hij sprak buitengewoon weinig. Wel hoorde men steeds het Jezusgebed van zijn lippen vloeien. Velen stelden zich onder zijn geestelijke leiding, maar men kwam ook bij hem om raad in gewone aangelegenheden.
Intussen was hij 100 jaar oud geworden. De 28e oktober van het jaar 1651 vierde hij de Goddelijke Liturgie. Daarna nam hij afscheid van de bedroefde broeders, en zonder enige ziekte ontsliep hij nu vredig in de Heer, op het uur dat hij reeds een week tevoren had voorzegd.
De heilige Demetrios (Dimitri), metropoliet van Rostov. Hij werd in 1651 geboren in de buurt van Kiev als zoon van een militair en kreeg de naam Daniël. Toen hij elf jaar oud was kwam hij op het kerkelijk college van Kiev. Met 17 jaar trad Daniël in het klooster van de heilige Kyrillos en ontving bij de monnikswijding de naam Dimitri. Hij voltooide zijn studies en begon reeds zijn literaire loopbaan. ln 1675 werd hij priester gewijd en als prediker aangesteld bij de bisschop. Tegen zijn zin werd hij achtereenvolgens met de leiding belast van verschillende kloosters terwijl hij steeds vroeg in de eenzaamheid te mogen leven. Maar de bisschop wilde zich de hulp van zulke kostbare talenten niet ontzeggen.
Ten gevolge van de vijandelijke invallen van Tartaren, Letten en Polen waren veel manuscripten van geestelijke schrijvers en levens van heiligen verloren gegaan. De archimandriet van de beroemde laura, het Holen- klooster van Kiev, wendde zich daarom tot de om zijn geleerdheid en toewijding reeds beroemde Dimitri om het geweldige werk op zich te nemen van een uitgave van de heiligenlevens. Deze schrok terug voor deze opgave maar uit liefde voor de kerk gaf hij gehoor aan de dringende verzoeken van zijn overste, en hij installeerde zich in het Kievse klooster.
Gedurende 25 jaar wijdde Demetrios zich met heel zijn werkkracht aan deze heilige bezigheid en besteedde daaraan alle tijd die hij niet doorbracht in de kerk of met het gebed van het hart. Hij leefde mee met zijn heiligen, doorvoelde hun ervaringen, leed met hun smarten en bestudeerde de betreffende documenten tot in de kleinste bijzonderheden. Als loon voor deze echte liefde voor de heiligen verleende God hem vaak visioenen. Heiligen met wier leven hij bezig was, verschenen hem in de slaap en lieten hem feiten zien die hij nog niet in zijn beschrijving had opgenomen.
ln 1701 werd Dimitri bisschop gewijd voor Tobolsk en Siberië. Maar omwille van zijn zwakke gezondheid en omdat hij een meer gecultiveerde omgeving nodig had voor zijn werk, vroeg hij om een andere post. Het volgend jaar werd hij overgeplaatst naar Rostov aan de Don. Hij kreeg de openbaring dat hij daar in het klooster van de heilige Jakobos tot de eeuwige rust zou komen.
In 1705 had hij zijn levenswerk, ‘de levens van de heiligen’, voltooid. Nu wijdde hij zich geheel aan de geestelijke leiding van de aan hem toevertrouwde gelovigen. Telkens wanneer hij de heilige Liturgie vierde, hield hij een preek over het Evangelie. Zijn warme persoonlijkheid won grote genegenheid bij het volk. In weerwil van zijn veelvuldige ziekten volhardde hij in zijn strenge levenswijze en hij legde zich met even grote intensiteit toe op het voortdurende gebed. Hij schreef talrijke geestelijke werken en stichtte een seminarie in de buurt van zijn verblijf omdat hij een groot deel van het onderricht op zich nam. Hij spande zich ook in om de oud-gelovigen te bereiken en schreef verschillende boeken om aan te tonen dat de oude tradities in de kerk beter tot hun recht kwamen dan in het schisma, waar aan details te grote waarde werd gehecht. Maar het was vooral door het voorbeeld van zijn leven dat hij onderricht gaf in liefde voor het gebed en het vasten, van medelijden en barmhartigheid tegenover iedereen met wie hij in aanraking kwam, zowel goeden als slechten.
Tenslotte deelde hij mede dat hij over drie dagen zou sterven. Bisschop Dimitri vroeg met een knielbuiging vergeving aan allen die hem dienden en die bij hem zongen. Daarna sloot hij zich biddend op in zijn kamer. De volgende morgen vond men hem geknield gestorven, 28 oktober 1709. In 1752 werd zijn onbedorven lichaam opgegraven en opnieuw gebeurden er talrijke wonderbare genezingen. In 1757 werd hij heilig verklaard. (Zijn gedachtenis wordt ook gevierd op 21 september.)
De heilige Athanasios van de Athos, patriarch van Constantinopel. Hij werd geboren te Adrianopolis in de 13e eeuw. Nog als kind verloor hij zijn vader en hij werd daarom bijzonder getroffen door het levensverhaal van de heilige Alypios de Styliet, die in dezelfde omstandigheden had verkeerd. Hij besloot zijn leven radicaal te veranderen en werd al spoedig monnik op de Athos, waar hij alle kloosters bezocht en zich tenslotte vestigde in Esfigmenou. Hij was een strenge asceet, liep altijd blootsvoets, weigerde een cel te bewonen maar rustte slechts korte tijd in een of ander hoekje en bracht verder de nacht door met het ergens zingen van psalmen en met stil gebed. Zijn taak was het dienen aan tafel. Hij at niet mee doch gebruikte de resten die sommige broeders op hun bord over lieten.
Na drie jaar ging hij op pelgrimstocht naar het Heilig Land, maar hij verbleef enige tijd in de verschillende kloosters onderweg, waarbij hij ook het grote schima en de naam Athanasios ontving. Zelfs liet hij zich na acht jaar overhalen om priester gewijd te worden, en diende nog tien jaar als sacrista. Toen kreeg hij zegen om opnieuw een kluizenarij te betrekken op de Athos, doch korte tijd later vestigde hij zich op de berg Ganos in Thracië. Daar vormde zich langzamerhand een kring van leerlingen, zowel mannen als vrouwen, en voor deze laatsten stichtte hij een klooster waarvan hij de geestelijke vader werd.
Intussen dreigde in de Griekse kerk een scheuring door het optreden van Latiniserende keizers en patriarchen. De nieuwe keizer zond een grote delegatie van bisschoppen en priesters naar Athanasios om hem uit te nodigen de nieuwe patriarch te worden. Aanvankelijk wilde hij weigeren maar na een visioen waarin hij beschuldigd werd van ongehoorzaamheid aan de wil van God, accepteerde hij de opdracht, en werd op 14 oktober 1289 geïntroniseerd. Vol ijver begon hij aan zijn taak de kerkelijke leiding te zuiveren van onwaardige elementen, maar hij stiet daarbij natuurlijk op zware weerstand. Na vier jaar gaf hij het op, trad af en trok zich weer in zijn woestijn terug. Ofschoon zijn opvolger een rechtgelovig man was, bezat hij toch niet de energie van Athanasios en hij slaagde er niet in de orde in de Kerk te herstellen.
Een tiental jaren later werd Athanasios met zacht geweld weer naar Constantinopel gebracht in 1303. Met kracht nam hij het werk weer ter hand en hij was een grote steun voor het volk dat in die tijd door zware hongersnoden werd gekweld. Nu hield hij het acht jaar vol, maar in 1311 trad hij opnieuw af.
Zo bracht Athanasios de laatste jaren van zijn leven door in zijn klooster, overgegeven aan het mystiek gebed en omringd door liefhebbende broeders. Daar is hij gestorven in de ouderdom van 100 jaar.
De heilige apostelen Simon en Judas (Thaddeos, Lebbeos). Bij de heilige Lukas heet Simon ‘de Zeloot’. Sommige oude synaxaria veronderstellen dat hij de bruidegom van Kana was, en dat hij zijn bruid alleen heeft gelaten om Christus te volgen. Maar de heilige Augustinus dacht dit van de heilige Johannes de Theoloog. Er is eenvoudig niets met zekerheid over hem bekend, behalve dat hij tot het twaalftal van de apostelen behoorde.
Judas heet in het Lukas-Evangelie: Judas van Jakobos. Bij Mattheos en Markos heet hij: Lebbeos of Thaddeos (in latere handschriften). ln zijn Brief noemt hij zichzelf: Judas, de dienaar van Christus en broeder van Jakobos. Evenals bij Simon zijn de berichten tegenstrijdig over de plaatsen waar hij gepredikt zou hebben.
De algemene brief van de apostel Judas behoort tot het Nieuwe Testament. Het is een oproep om standvastig te blijven in het oorspronkelijk overgeleverde geloof, en zich niet opeen dwaalspoor te laten brengen door allerlei interessante beweringen over duivels en engelen. Tegelijk vraagt de apostel om barmhartig te zijn voor wie in verwarring zijn geraakt en nu aan alles twijfelen, en om onze krachten in te spannen om hen te redden.
Er zijn ook theologen die ervan uitgaan dat er twee verschillende apostelen zijn met de naam Judas. De één behorende tot de 12 (Thaddeos, Lebbeos), de ander (broeder van Jakobus en schrijver van de brief) tot de 70.
De heilige Faro (Féron)‚ bisschop van Meaux. Hij was een edeling aan het bourgondische hof, en in 613 ging hij naar het hof van Clotharius II. Daar wendde hij zijn invloed als kanselier van koning Dagobert aan voor het verzachten van de harde rechtspraak en wist verschillende doodsvonnissen te verhinderen. Hij voelde zich steeds meer getrokken tot het geestelijk leven, en zijn vrouw Brunhilde had dezelfde neiging. Zij besloten daarom van elkaar te scheiden: Brunhilde trok zich terug op een van haar bezittingen, en Faro werd in 637 gekozen tot bisschop van Meaux.
Daar wijdde hij zich vol vuur aan zijn taak, maar de herinnering aan zijn geliefde Brunhilde liet hem niet los. Hij zag haar in zijn slaap en werd wakker met een gezicht, nat van tranen. Hij kon het niet langer verdragen haar niet meer te zien en schreef haar om bij hem terug te komen. Brunhilde gaf geen antwoord. Ook zijn tweede, nog dringender brief liet zij zwijgend voorbijgaan.
Na zijn derde noodkreet kwam Brunhilde in beweging. Zij knipte haar prachtige haren af, vlak langs de schedel, maakte haar gezicht vuil, trok oude vodden aan en kwam zo naar de bisschoppelijke woning. Toen Faro haar vastberadenheid zag, vatte hij weer moed, en besteedde al zijn energie aan het bestuur van zijn diocees. Hij is gestorven in 672.
De heilige martelaar Ferrucius te Mainz‚ eind 4e eeuw. Hij maakte deel uit van het Romeinse legioen dat daar gelegerd was, en had de dienst verlaten om zich te wijden aan het leven in Christus. Dit werd door de overste beschouwd als desertie. Ferrucius werd daarom gearresteerd en gevangen gezet in een fort aan de overzijde van de Rijn (het huidige Kassel)‚ waar hij na enkele maanden aan de gevolgen van de voortdurende mishandelingen bezweek.
De heilige martelaar Fidelis uit Milaan was gedoopt door de heilige Maternus. Tijdens de vervolging van Maximiaan bezocht hij de gevangenissen om de opgesloten christenen bij te staan. Hij wist zelfs de vrijlating van sommigen te bewerkstelligen en vluchtte met hen naar Como, in de hoop een betrouwbare schuilplaats te vinden in de afgelegen dalen van de Alpen. Zij werden echter onderweg achterhaald, afgeranseld en onthoofd, in 285.
De heilige Neot, kluizenaar in Engeland. Hij was monnik vanaf zijn jeugd en een van de grootste geleerden van zijn tijd. Hij kreeg zegen om zich in de eenzaamheid terug te trekken in Cornwall, maar spoedig kwam een stroom bezoekers op gang die zijn raad kwamen inwinnen voor allerlei aangelegenheden. Onder hen bevond zich ook de heilige koning Alfred de Grote. Op raad van Neot spande Alfred zich in het bijzonder in voor het bevorderen van het lagere en hogere onderwijs, en hij leverde hem ook het plan voor een universiteit die de koning vervolgens stichtte in Oxford, en waaraan hij beroemde geleerden wist te verbinden op allerlei gebied. ln dat jaar is Neot ook gestorven, in 877.
Ook nog op deze dag de heilige martelaren Afrikanos, Terentios, Pompeios, Maximos, Zenon, Alexandros, Theodoros, Makarios en nog 35 anderen die onder Decius door gruwelijke folteringen om het leven zijn gebracht, omstreeks het jaar 250; Thaddeos uit de zeventig, gedood in het jaar 49; Cyrilla heeft te Rome geleden onder Claudius, in 268; en Genès, te Thiers.
Eveneens op deze dag de heilige Johannes de Chosebiet‚ bisschop van Caesarea, 6e eeuw; Nestor de ongeletterde‚ monnik van het Holenklooster te Kiev, 14e eeuw; Paraskeva van Pirimin‚ kluizenares aan de Pinega-rivier bij Archangelsk, 1204; Honoratus, bisschop van VercelIi‚ 4e eeuw; de monnik Salvius; en Dhorbene, abt van Iona. Hij heeft het leven beschreven van de heilige stichter Columba. Hij is gestorven in 713.
Door de gebeden van deze en al Uw heiligen, Heer Jezus Christus onze God, ontferm U over ons en red ons. Amen.
teksten samengesteld door archimandriet Adriaan – eeuwige gedachtenis !
illustraties door matj. Johanna – eeuwige gedachtenis !
overgenomen met toestemming van het klooster St. Jan de Voorloper in Den Haag.