7 december – maandag in de 27e week na pinksteren
- Dit evenement is voorbij.
7 december – maandag in de 27e week na pinksteren
7 december, 2020 - 8 december, 2020
APOSTEL
pericoop 285-c (I Tim 5 : 1-10)
Lezing uit de eerste brief van Paulus aan Timotheüs,
Mijn kind Timotheüs, tegen een oudere man moet je niet uitvallen; maar spoor hem aan als een vader, jonge mannen als broers, oudere vrouwen als moeders, jongere vrouwen als zussen, in alle zuiverheid. Houd weduwen die werkelijk weduwen zijn, in ere. Maar als een weduwe kinderen of kleinkinderen heeft, laten die dan eerst leren thuis godsvrucht te beoefenen en aan hun voorgeslacht te vergelden wat ze aan hen te danken hebben. Want dat is goed en welgevallig in de ogen van God. Zij nu die werkelijk weduwe is, en alleen is overgebleven, heeft haar hoop gevestigd op God, en volhardt in smekingen en gebeden, dag en nacht. Maar zij die losbandig leeft, is levend dood. Verkondig ook deze dingen, opdat zij onberispelijk zijn. Maar als iemand de zijnen en vooral zijn huisgenoten niet verzorgt, heeft hij het geloof verloochend en is hij erger dan een ongelovige. Als weduwe mag aangemerkt worden zij die niet jonger is dan zestig jaar en de vrouw van één man is geweest, gunstig bekend staat wat betreft goede werken: of zij kinderen heeft opgevoed, of zij vreemdelingen heeft geherbergd, of zij de voeten van heiligen heeft gewassen, of zij verdrukten heeft bijgestaan, of zij zich toegelegd heeft op welk goed werk ook.
– maandag in de 12e week (van de Lc-cyclus) –
EVANGELIE
Lc – pericoop 102 (Lc 20 : 27-44)
Lezing uit het Heilig Evangelie volgens Lucas,
In die tijd kwamen er enkele Sadduceeën, die ontkennen dat er een opstanding is, naar Jezus toe en vroegen Hem: ‘Meester, Mozes heeft ons dit voorgeschreven: Als iemands broer gehuwd is en kinderloos sterft, dan moet de broer trouwen met de vrouw en voor zijn broer nakomelingen verwekken. Nu waren er zeven broers. En de oudste trouwde met een vrouw maar stierf kinderloos. Toen trouwde de tweede broer met de vrouw en ook hij stierf kinderloos, ook de derde trouwde met haar, en zo alle zeven, en zij stierven zonder kinderen na te laten. Het laatst van allen stierf de vrouw. Bij de opstanding, van wie zal zij dan de vrouw zijn? Alle zeven hebben haar immers tot vrouw gehad!’ Jezus antwoordde hun: ‘De kinderen van deze wereld huwen en worden uitgehuwelijkt, maar zij die waardig bevonden worden deel te hebben aan de komende wereld en aan de opstanding uit de doden, huwen niet, noch worden zij uitgehuwelijkt. Zij kunnen immers niet meer sterven, want zij zijn als engelen en zij zijn kinderen van God, omdat zij kinderen van de opstanding zijn. Maar dat de doden opgewekt worden, heeft Mozes al aangetoond bij het braambos, toen hij de Heer noemde: de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob. Hij is geen God van doden, maar van levenden; want voor Hem leven zij allen. Enkele schriftgeleerden namen het woord en zeiden: Meester, dat hebt Gij goed gezegd. En zij durfden Hem verder niets meer te vragen. Toen zei Hij tegen hen: Hoe kan men zeggen, dat de Christus een zoon van David is? David zelf zegt in het boek van de psalmen:
De Heer zei tot mijn Heer:
Zit aan Mijn rechterhand,
totdat Ik Uw vijanden gemaakt heb
tot een voetbank voor Uw voeten.
David noemt Hem dus Heer; hoe kan Hij dan zijn zoon zijn?’