Lezingen van de dag
- Dit evenement is voorbij.
Lezingen van de dag
30 augustus, 2021
Maandag in de 11e week na Pinksteren
APOSTEL
Pericoop 171 (II Cor 2 : 3c-15)
Lezing uit de tweede brief van Paulus aan de Corinthiërs,
Broeders, mijn vreugde is die van u allen. Want zeer bedrukt en uit een beklemd hart heb ik u geschreven, onder veel tranen, niet opdat gij bedroefd zou worden, maar opdat gij de liefde zou leren kennen die ik overvloedig voor u heb. Als er iemand is die mij verdriet heeft gedaan, dan heeft hij niet alleen mij verdriet gedaan, maar in zekere zin – laat ik niet overdrijven – u allen. De straf die hem door de meerderheid van u is opgelegd, is genoeg geweest; gij kunt hem nu maar beter vergeven en bemoedigen, opdat zo iemand niet misschien door al te grote droefheid wordt verteerd. Daarom roep ik u op hem weer in liefde te aanvaarden. Want hierom heb ik ook geschreven: om uw beproefdheid te leren kennen, of gij in alles gehoorzaam zijt. Wie gij nu iets vergeeft, die vergeef ik ook; want ook ik heb, als ik al iets te vergeven heb, het hem vergeven omwille van u, voor het aangezicht van Christus, opdat de satan op ons geen voordeel zou behalen. Want zijn gedachten zijn ons niet onbekend. Toen ik in Troas kwam om het evangelie van Christus te prediken, en daar een deur voor mij geopend was in de Heer, had ik geen rust voor mijn geest, omdat ik Titus, mijn broeder, niet aantrof, dus nam ik afscheid van hen en vertrok naar Macedonië. En God zij dank, Die ons in Christus altijd doet triomferen en door ons de geur van Zijn kennis op iedere plaats openbaar maakt. Want wij zijn voor God een aangename geur van Christus, zowel onder hen die worden gered als onder hen die verloren gaan.
EVANGELIE
Mt pericoop 94 (Mt 23 : 13-22)
Lezing uit het Heilig Evangelie volgens Mattheüs,
De Heer zei tegen de Joden die bij Hem gekomen waren: ‘Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars, want gij eet de huizen van weduwen op onder vertoon van lange gebeden; daarom zult gij een des te zwaarder oordeel ontvangen. Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars, want gij sluit het Koninkrijk der hemelen voor de mensen; gij gaat er zelf niet binnen, en hen die er binnen willen gaan, laat gij er niet binnengaan. Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars, want gij reist land en zee af om één enkele proseliet te maken, en als hij het geworden is, maakt gij hem een kind van de Gehenna, tweemaal erger dan gij zijt. Wee u, blinde leiders, die zegt: Als iemand bij de tempel zweert, betekent dat niets, maar wie bij het goud van de tempel zweert, is aan zijn eed gebonden. Dwazen en blinden! Wat is er nu meer waard, het goud, of de tempel die het goud heiligt? En gij zegt: als iemand bij het altaar zweert, betekent dat niets; maar wie zweert bij de offergave die daarop ligt, is aan zijn eed gebonden. Dwazen en blinden! Wat is er nu meer waard, de offergave, of het altaar dat de offergave heiligt? Wie dus bij het altaar zweert, die zweert daarbij en bij alles wat daarop ligt; en wie zweert bij de tempel, die zweert daarbij en bij Hem Die daarin woont; en wie zweert bij de hemel, die zweert bij de troon van God en bij Hem Die daarop gezeten is.’