Lezingen van de dag
- Dit evenement is voorbij.
Lezingen van de dag
31 december, 2020 - 1 januari, 2021
APOSTEL
pericoop 326 (Hebr 10 : 35-11:7)
Lezing uit de brief van Paulus aan de Hebreeën,
Broeders, werp uw vrijmoedigheid niet weg, die een grote beloning met zich meebrengt. Want gij hebt volharding nodig, opdat gij, na het volbrengen van de wil van God, de vervulling van de belofte zult verkrijgen. Want: Nog een heel korte tijd en Hij Die komt, zal komen en niet uitblijven. Maar de rechtvaardige zal uit het geloof leven, en als iemand zich onttrekt, Mijn ziel heeft in hem geen behagen.
Wij zijn echter geen mensen die zich onttrekken en daardoor naar het verderf gaan, maar mensen die geloven, tot behoud van hun ziel. Het geloof nu is een vaste grond van de dingen die men hoopt, en een bewijs van de zaken die men niet ziet. Hierdoor immers hebben de ouden een goed getuigenis gekregen. Door het geloof zien wij in, dat de wereld tot stand gebracht is door het Woord van God, en wel zo, dat de dingen die men ziet, niet ontstaan zijn uit wat zichtbaar is. Door het geloof heeft Abel God een beter offer gebracht dan Kaïn. Daardoor kreeg hij getuigenis dat hij rechtvaardig was; dit heeft God met het oog op zijn gaven getuigd. En door dit geloof spreekt hij nog, nadat hij gestorven is. Door het geloof werd Henoch weggenomen, opdat hij de dood niet zou zien. En hij werd niet gevonden, omdat God hem weggenomen had. Vóór zijn wegneming kreeg hij namelijk het getuigenis dat hij God behaagde. Zonder geloof is het echter onmogelijk God te behagen. Want wie tot God komt, moet geloven dat Hij is, en dat Hij beloont wie Hem zoeken. Door het geloof heeft Noach, toen hij een aanwijzing van God ontvangen had van de dingen die nog niet te zien waren, uit ontzag voor God de ark gebouwd, tot redding van zijn gezin. Daardoor heeft hij de wereld veroordeeld en is hij een erfgenaam geworden van de rechtvaardigheid die overeenkomstig het geloof is.
EVANGELIE
Mc – pericoop 52 (Mc 11 : 27-33)
Lezing uit het Heilig Evangelie volgens Marcus,
In die tijd kwam Jezus weer in Jeruzalem. En toen Hij in de tempel rondliep, kwamen de hogepriesters, de schriftgeleerden en de oudsten naar Hem toe en zeiden tegen Hem: ‘Op grond van welke bevoegdheid doet U deze dingen? Wie heeft U het recht gegeven om dit te doen?’ Jezus zei tegen hen: ‘Ik zal u ook een vraag stellen; als u mij daarop antwoordt, dan zal Ik u zeggen op grond van welke bevoegdheid Ik deze dingen doe. De doop van Johannes kwam die van de hemel of van de mensen? Antwoord Mij.’ Ze overlegden met elkaar en zeiden ‘Als wij zeggen: “van de hemel,” dan zal Hij antwoorden: “Waarom hebt u hem dan niet geloofd?” Maar als wij zeggen: “van de mensen?” wat dan …?’ zij waren namelijk bang voor het volk. Want iedereen hield Johannes werkelijk voor een profeet. Daarom antwoordden zij en zeiden tegen Jezus: ‘Wij weten het niet.’ En Jezus zei tegen hen: ‘dan zeg Ik u ook niet, op grond van welke bevoegdheid Ik deze dingen doe.’