Heiligen van de dag
- Dit evenement is voorbij.
Heiligen van de dag
23 februari, 2022
De heilige Mozes Belozjersky leefde in het Drie-eenheidsklooster in vijftiende eeuw. Door zijn ascetisch leven had God hem de gave geschonken om hen die tot hem kwamen, volledig te doorzien en ook hun geheimste gedachten te kennen.
De heilige Alexander werd monnik in het klooster van de heilige Elia in Syrië. Toen hij tot geestelijke rijpheid gekomen was, trok hij naar Bythinië, ten noorden van Syrië, waar hij zich eerst als kluizenaar vestigde. Maar al spoedig trok hij zoveel leerlingen tot zich dat hij achtereenvolgens negen kloosters moest stichten. Daar voerde hij de regel der Akimieten (de slapelozen) in, dat wil zeggen dat groepsgewijze dag en nacht de psalmen werden gebeden. Hij is gestorven in 430.
De heilige Milburga stamde uit het koningshuis van het Engelse Mercië. Zij werd moniale en later abdis van het klooster Wenloch in het graafschap Shrop. Haar meeslepend voorbeeld maakte de abdij tot een oord van heiligheid. Zij wilde zich in niets van haar zusters onderscheiden dan door de geringe dunk die zij van zichzelf had. Altijd weer drong zij in haar toespraken aan op het in stand houden van echte onderlinge vrede en de innerlijke oprechtheid. Dit deed zij nog eens op haar sterfbed, toen zij voor het laatst de zusters bijeenriep om zich tot hen te richten. Zij is gestorven tegen het eind van de zevende eeuw.
De heilige Polykarpos van Brjansk had daar een klooster gesticht, toegewijd aan de Goddelijke Verlosser. Hij was daarvan de eerste abt en daar is hij ook gestorven, na een lang ascetisch leven, in 1449.
De heilige Polykarpos, bisschop van Smyrna, was samen met de Godsdrager Ignatios leerling van de apostel Johannes. Hij was geboren in de gevangenis van Efese, waar zijn ouders direct na zijn geboorte als christen ter dood werden gebracht. Een christen weduwe, Kallistis, voedde hem op en gaf hem de naam van zijn vader, Pankratios. Hij leerde van haar milddadig te zijn voor de armen, maar in jeugdige onbesuisdheid had hij eens de gehele wintervoorraad weggegeven. Niet onbegrijpelijk was zijn beschermster toen in alle staten, maar de jongen ging naar de ledige schuur, bad vurig tot God, en de volgende dag was de schuur weer gevuld als tevoren. Toen de weduwe dit wonder zag, noemde ze de jongen voortaan Polykarpos om de rijke vrucht die hij gebracht had.
Toen hij 25 jaar oud was, kwam de grote apostel Johannes in de stad wonen. Met zijn vrienden Ignatios en Boekolos ging hij naar hem toe om alles over Christus te horen, en zij bleven bij hem. Toen Johannes naar Patmos verbannen werd, wijdde hij Boekolos tot bisschop van Smyrna en gaf hem Polykarpos mee als metgezel, terwijl Prochoros met Johannes meeging.
Na de dood van Boekolos (6 februari) werd Polykarpos op zijn beurt bisschop van Smyrna. Ook hier toonde hij steeds opnieuw zijn oude vrijgevigheid en hij won de algemene liefde door zijn vaderlijke zorg voor armen en rechtenlozen‚ en daaronder vooral de martelaren. Toen de vervolging opnieuw in alle hevigheid losbrak, presten de gelovigen hun bisschop zich buiten de stad in veiligheid te brengen op een klein landgoed. Daar bad hij dag en nacht voor allen en voor alle kerken ter wereld, zoals hij gewoon was. In een droom voorzag hij dat hij de vuurdood zou sterven, en toen dan ook enkele jongens uit de omgeving aangehouden en gemarteld waren om zijn verblijfplaats te verraden, verschool hij zich niet langer maar ging naar de soldaten die gestuurd waren om hem gevangen te nemen. Dezen verbaasden zich dat zij uitgezonden waren tegen zulk een eerbiedwaardige grijsaard, want Polykarpos was 86 jaar en hij toonde een grote gemoedsrust. Hij liet de groep een maaltijd voorzetten en vroeg verlof om intussen zijn gebeden te doen.
Staande bad hij toen gedurende twee uur met luide stem voor allen die hij ooit gekend had, kleinen en groten, aanzienlijken en verachten‚ en voor heel de katholieke kerk over heel de wereld. Op een ezel werd hij daarna naar de stad gebracht. De vervolger kwam hem in een rijtuig tegemoet, liet hem naast zich plaatsnemen en poogde hem met allerlei argumenten over te halen om te offeren voor de goddelijke keizer, maar toen Polykarpos weigerde, werd hij uit de wagen geworpen, zodat hij met een gewond scheenbeen verder naar het stadion moest lopen.
Toen de proconsul er bij hem op aandrong Christus te vervloeken om vrijgelaten te worden, antwoordde Polykarpos: ‘Zes en tachtig jaar dien ik Hem en Hij heeft mij geen enkel onrecht aangedaan; hoe kan ik dan mijn Koning vervloeken?’ Daarna werd hij veroordeeld om verbrand te worden. Een heraut maakte dit in het stadion bekend, en heel het opgehitste volk trok erop uit om overal brandhout bij elkaar te grijpen uit badhuizen en werkplaatsen, zodat er in een minimum van tijd een grote brandstapel was opgericht. Op zijn verzoek werd Polykarpos niet aan de paal vastgespijkerd, omdat hij beloofde te zullen blijven staan; wel bond men hem de handen op de rug.
Nadat hij zich met een plechtig gebed aan God had opgedragen, werd het vuur aangestoken, dat onmiddellijk met een geweldige vlam omhoog schoot. De vlammen stonden echter als een zeil om hem heen, en Polykarpos scheen zelf ongedeerd. De beul kreeg toen opdracht hem met een lans te doorboren. Polykarpos stierf, maar de stroom van zijn bloed doofde het vuur.
Dit is een samenvatting uit een uitvoerig ooggetuigenverslag, misschien de oudste martelaarsakte die tot ons gekomen is. Daarin wordt aangegeven dat zijn dood zou hebben plaatsgevonden op de 23e februari, maar tegelijk wordt die dag de grote sabbath genoemd.
De heilige Serenos, tuinman en martelaar, was geboren in Griekenland, maar in zijn vurig verlangen om geheel in Gods dienst te staan, verliet hij zijn bezittingen, zijn vrienden en zijn vaderland en trok naar het land der heidenen, om zich geheel te wijden aan het gebed en het ascetisch leven. Aangekomen in Sirmium in Pannonië (Hongarije), kocht hij een tuin om in zijn onderhoud te voorzien. Terwijl hij daar verbleef, brak opnieuw een vervolging uit. Er werd een keizerlijk edict bekend gemaakt dat beval dat iedereen, zonder uitzondering, zich op een nader bepaalde dag moest aanbieden om aan de goden te offeren. Serenos wist de stad uit te komen en zich verborgen te houden totdat deze plechtigheid voorbij was. Daarna kwam hij weer in zijn huis terug.
Terwijl hij eens aan het werk was op de tijd van de algemene siësta, kwam een vrouw de tuin binnen. Serenos vroeg haar wat ze wilde, en zij antwoordde dat zij verrukt was van de prachtig verzorgde tuin en er wat wilde wandelen. Serenos weer haar erop dat het voor een dame niet paste om op deze tijd van de dag alleen in de buurt van een man te komen. En dat, wanneer zij bepaalde bedoelingen had, hij zich niet daarvoor leende. Zij trok zich toen beledigd terug en beklaagde zich bij haar man, die lid was van de keizerlijke lijfwacht, dat zij lastiggevallen was. Deze wist toen te bewerken dat Serenos in hechtenis genomen werd om ondervraagd te worden. Tijdens het verhoor kwam de waarheid aan het licht, zodat de klacht werd ingetrokken. Maar de gouverneur was nieuwsgierig geworden waarom iemand zo’n kans voorbij liet gaan, en hij besloot Serenos verder te ondervragen.
Deze bevestigde het vermoeden dat hij christen was en bekende tevens dat hij zich had schuilgehouden toen het zijn beurt was geweest om aan de goden te offeren. Om zijn ongehoorzaamheid aan het keizerlijk edict werd hij toen onthoofd, in 307.
De heilige Petrus Damiani, geboren te Ravenna in 988, had als weeskind uit een arme familie een ongelukkige jeugd bij zijn oudste broer, die hem zwaar werk liet doen dat zijn leeftijd te boven ging. En als de kleine jongen de opgelegde taak niet kon volbrengen, werd hij vaak zwaar mishandeld.
Later kwam hij bij zijn andere broer, Damianus, die intussen priester geworden was in Ravenna. Deze had oog voor de begaafdheid van zijn jongste broer en liet hem op zijn kosten studeren. Petrus vergat nooit wat deze broer voor hem had gedaan, en toen hij later bekendheid genoot, voegde hij uit dankbaarheid diens naam aan de zijne toe en noemde zich Petrus van Damianus, om uit te drukken dat hij alles aan Damianus te danken had.
Dit was voor hem ook een aansporing om bij de studie zich tot het uiterste in te spannen en daardoor was hij weldra zo ver dat hij zelf leraar van anderen werd. Spoedig opende hij zelfs als professor een eigen academie waar zoveel studenten heen stroomden dat hij in korte tijd een vermogend man werd.
Toch bevredigde dit leven de ernstige Petrus niet. Nog geen dertig jaar oud trad hij in bij een kluizenaarskolonie, Fonte Avellano, bij Gubbio in Umbrië. Vol vreugde wijdde hij zich aan dit harde leven van boete. Maar in de gesprekken met de andere monniken bleek al spoedig zijn geweldige belezenheid en zijn diepe kennis van de Heilige Schrift. Hij werd aangewezen voor het theologisch onderricht in het klooster, en er werd met zoveel lof over zijn onderricht gesproken dat hij steeds meer werd gevraagd om ook in andere kloosters te komen spreken.
Intussen hadden de broeders hem tot prior van hun gemeente gekozen en Petrus kwam tot het bewustzijn dat God hem de taak van hervormer had toevertrouwd. Want het was een tijd van groot geestelijk en moreel verval: er heerste algemene ruwheid, zoals Petrus aan den lijve had ondervonden; geestelijke ambten werden voor geld verkocht en kwamen zo in handen van gewetenloze profiteurs, die er alleen de inkomsten van genoten, maar de zielen welke aan hen waren toevertrouwd, verwaarloosden en hun dikwijls grote schade toebrachten door hun Iichtzinnig leven. Zwaar voelde hij de verantwoordelijkheid die op hem rustte en heel diep werd daardoor de overtuiging dat zijn eigen leven in elk opzicht boven elke twijfel verheven moest zijn, wilde hij zijn opdracht ten uitvoer kunnen brengen.
Toen de abt van Monte Cassino, het grote moederklooster van de westerse monniken, dat vijf eeuwen eerder gebouwd was door de heilige Benedictus, als Stefanus IX de pauselijke troon besteeg‚ benoemde hij de nu vijftigjarige monnik tegen diens wil tot kardinaal-bisschop van Ostia en stelde hem aan het hoofd van de hervormingsbeweging.
Door zijn vurige welsprekendheid wist Petrus het volk voor zijn inzicht te winnen en daardoor ook de priesters. Zo kon hij met kracht optreden tegen de misstand van de investituur, het recht dat de vorsten aan zich getrokken hadden om de bisschoppen binnen hun gebied te benoemen, waardoor het geloof zoveel schade had geleden. Daarbij beriep hij zich steeds weer op de leer der grote kerkvaders en op het voorbeeld en onderricht van de oude woestijnmonniken.
Er waren natuurlijk heftige reacties van de kant der belanghebbenden, en hij moest het geweld van zijn persoonlijkheid inzetten om de goede strijd te strijden. Maar veel misstanden zijn tijdens zijn leven verbeterd, en zijn invloed wendde hij telkens eveneens aan om vrede te stichten in die tijden van onophoudelijke kleine oorlogen. Uitgeput trok hij zich de laatste jaren van zijn leven in zijn klooster terug, maar werd toch telkens opgeroepen voor het vervullen van bijzonder moeilijke opdrachten. Op het einde van zijn leven wist hij zo nog een verzoening tot stand te brengen tussen zijn geboortestad Ravenna en de kerk. Op de thuisreis stierf hij, 63 jaar oud.
De heilige Boisil, prior van de abdij van Melrose, gelegen in een groot woud van Oost-Schotland. De eerbiedwaardige Beda, de grote geschiedschrijver van het middeleeuwse Engeland, roemt hem als iemand van grote heiligheid en begiftigd met de gave der profetie.
Zijn opdracht was het onderricht van de broeders en hij sprak hun veel over de Goddelijke Personen van de heilige Drie-eenheid. De godsliefde die uit heel zijn wezen sprak, ontroerde vaak zijn toehoorders, die met vochtige ogen naar hem luisterden. En hij zei hun telkens weer hoe dankbaar we God moeten zijn dat Hij ons geroepen heeft om op deze wijze Hem te mogen dienen. Dat we daarom afstand moeten doen van alle gedachten en daden van eigenliefde die telkens weer in ons naar boven komen; dat we de band met God in stand moeten houden door onophoudelijk te bidden; en dat we alle krachten moeten inspannen om de reinheid van hart te verkrijgen die God mag zien.
Hij beperkte zich niet tot het onderrichten van zijn broeders, maar ging ook prediken in de omliggende dorpen en hij voerde vele gesprekken met de armen die hij hielp. Een bijzondere voorliefde had hij voor het Evangelie volgens de heilige Johannes, omdat daarin zulk een warme liefde tot Christus wordt getoond. Hij voorzegde de grote pestepidemie van 664. Toen Cuthbert, zijn leerling, daardoor werd aangetast maar weer herstelde, zei hij dat deze nog maar zeven dagen met hem zou kunnen spreken. En toen die vroeg wat hij nog zou kunnen leren in zo weinig tijd, antwoordde Boisil dat ze samen het Johannes-evangelie zouden lezen en erover nadenken: dat was genoeg.
De zevende dag bleek Boisil zwaar door de pest te zijn aangetast, en iedere dag dat zijn dood naderbij kwam, was hij zichtbaar meer verheugd. Maar hij kon niet meer dan telkens de woorden van de gestenigde Stefanos herhalen: ‘Heer Jezus, ontvang mijn geest’. Zo bereikte hij in datzelfde pestjaar zijn schone voleinding.
De heilige Damianos van de Athos. Hij was geboren in Griekenland in het begin van de dertiende eeuw. Toen hij als jongen hoorde vertellen over de heilige monniken die zich gevestigd hadden in het woeste bergland van het Athos- schiereiland, werd hij daar zo door gegrepen, dat hij alles in het werk stelde om erbij te komen. Nauwelijks aan de puberteit ontgroeid, lukte het hem en hij kwam in het klooster Esfigmenou.
Door zijn volstrekte toewijding en vurige ijver gold hij al spoedig als een voorbeeld voor de andere monniken. Omdat hij smachtte naar het ononderbroken gebed, vroeg hij zegen om als kluizenaar te gaan wonen op een nabijgelegen berg die Samaria genoemd werd. Omdat hij nog vrij jong en, onervaren was, zocht hij aansluiting bij een oudere asceet als geestelijke vader, om door volkomen gehoorzaamheid te ontkomen aan de valstrikken van de eigen wil. Zo werd hij zelf een begenadigde monnik, in wie de Heilige Geest zichtbaar stralend aanwezig was. Hij was bijzonder bevriend met een andere toekomstige heilige, de monnik Kosmas uit het Zografouklooster. Ook na zijn dood in 1280 werd Damianos door God verheerlijkt: veertig dagen lang geurde zijn graf naar welriekende myron.
De heilige Earcongotha, abdis van Faremoutier. Zij was een Engelse prinses en was moniale geworden in de beroemde Franse abdij, waar zovele Engelse koningskinderen waren opgenomen. Om haar grote gaven van hart en hoofd werd zij tot abdis gekozen van het dubbelklooster. Na enige tijd werd zij ziek en toen zij voelde dat haar einde gekomen was, stond zij op en ging alle cellen van haar nonnen langs om hun gebed te vragen. De volgende nacht stierf zij bij het eerste ochtendrood.
In de andere vleugel van de abdij werden de monniken wakker door lieflijke muziek en de stemmen van een grote menigte, en zij zagen een stralend licht waarin de ziel van Earcongotha ten hemel werd gedragen, tegen het einde van de 7e eeuw.
De heilige Gorgonia was een dochter van de godvrezende Nonna en Gregorios van Nazianze, en dus de zuster van Gregorios de Theoloog, de grote kerkvader. Haar vader was eerst nog heiden, maar onder invloed van Nonna was hij zulk een vurig christen geworden, dat hij tot bisschop van de stad werd gekozen.
Gorgonia groeide op tot een evenbeeld van haar moeder. Zij was eveneens gehuwd en maakte haar gezin tot een middelpunt van christelijk leven. Haar geliefkoosde lectuur was de Heilige Schrift, en vaste uren van de dag waren gewijd aan het gezamenlijk gebed. Vele armen en weeskinderen werden er rijkelijk onthaald, maar zelf leidde zij een sober leven in vasten en onthouding. Zo werd ook zij tot voorbeeld voor het christelijk gezin, hoewel zij vrij jong gestorven is, in 370. De grafrede, uitgesproken door haar beroemde broeder, is voor ons bewaard gebleven.
De heilige Zevinas en zijn leerlingen Polychronios, Mozes en Damianos, hebben in het gebergte van Syrië gezamenlijk het ascetisch leven geleid, in onophoudelijk gebed met vasten en nachtwaken. Zevinas beoefende het onophoudelijk gebed in bijna letterlijke zin. Hij stond dag en nacht en zijn geest was zozeer op God gericht dat hij zich slechts met moeite uit zijn beschouwing losmaakte wanneer iemand hem raad kwam vragen, en dan zag men hoe het gloeiend verlangen om tot God terug te keren steeds sterker in hem werd.
Toen hij heel oud werd, had hij een staf waarop hij leunde om overeind te kunnen blijven staan. En nadat hij tenslotte gestorven was, werd zijn levenswijze overgenomen door zijn leerling Polychronios, die zo doordrenkt was van zijn geest, dat hij soms dezelfde mens leek. Het grootste deel van zijn persoon scheen reeds in de hemel te wonen en nog maar heel weinig hier op aarde.
Omdat hij zo oud en zwak was, haalde bisschop Theodoretos hem over om twee leerlingen bij zich te nemen: Mozes en Damianos. Maar reeds korte tijd later waren die weer terug: ‘Dat leven is te zwaar om uit te houden. Hij blijft de hele nacht staan bidden en stuurt ons naar bed om te slapen. Dat kunnen we als jonge, sterke kerels niet verdragen, maar die zieke oude man blijft wel de hele nacht zonder rusten staan!’
Mozes ging echter weer naar hem toe en diende hem, terwijl Damianos ergens een oud hutje vond waarin hij zich net zolang oefende tot hij ook die vermoeienissen en standvastigheid kon verdragen. Theodoretos roemt beiden evenzeer om hun eenvoud, vriendelijkheid en gematigdheid; met dezelfde liefdevolle aandacht in het gesprek, dezelfde waakzaamheid van geest, begrip van God en levenswijze in arbeid, nachtwaken en vasten. Zij leefden in de 5e eeuw.
De heilige Johannes, Mozes, Antiochos en Antoninos onderscheidden zich door hun ascetisch leven in de bergen van Syrië in de vijfde eeuw. Johannes was een leerling van de heilige Limneos en vestigde zich later op een bergkam, waar hij verblijf hield in de open lucht. Zo hield hij stand in de gloeiende hitte van de zomer en de ijzige koude van de winter, vaak doorweekt van de regen. Toen hij hierdoor zijn hartstochten nog niet geheel en al kon bedwingen, matte hij zijn lichaam verder af door het te beladen met ijzeren kettingen en zijn voedsel te verminderen tot het uiterste minimum. Na een leven van harde strijd is hij ontslapen in de Heer.
Door zijn voorbeeld aangemoedigd hebben ook Mozes, Antiochos en Antoninos dit harde leven in de bergen geleid tot ook zij in vrede ontslapen zijn.
De heilige Willigis, bisschop van Mainz, was geboren te Schöningen in Braunschweig. Hij was van geringe afkomst (de zoon van een wagenmaker) maar door zijn grote intelligentie steeg hij steeds hoger in de maatschappij, tot hij in 975 rijkskanselier werd van keizer Otto II.
Zijn invloed werd nog groter toen hij gewijd werd als aartsbisschop van Mainz en vertrouwensman bleef van de keizers Otto III en Hendrik II. Hij deed veel voor de missionering van noordwest Duitsland, Sleeswijk-Holstein; en hij verbreidde het christendom ook in zuid Scandinavië, vooral door het aanstellen van heilige en daadkrachtige bisschoppen. Verschillenden van hen zijn later heilig verklaard. Ook verhoogde hij krachtig het wetenschappelijk peil van de priesteropleiding op zijn seminarie (de Domschool). Hij riep verschillende synoden bijeen om gezamenlijk ingeslopen misbruiken weer recht te zetten.
Door het laten bouwen van een aantal grote kerken en andere belangrijke publieke werken bestreed hij de werkloosheid. Zijn inkomen besteedde hij aan hulp voor de armen. Daarbij kwam hij in conflict met een andere heilige bisschop, Bernward van Hildesheim, naar aanleiding van het inkomen uit de goederen van een benedictinessen-abdij in Gandesheim, waar een zuster van Otto III was ingetreden. Na een langdurige pijnlijke twist erkende Willigis tenslotte zijn ongelijk en bood vergoeding aan. Dit is de enige smet op zijn lang en zegenrijk bestuur. Hij is gestorven in Mainz in 1011.
De heilige Lazaros, monnik-iconenschilder in Constantinopel. Tijdens de regering van Theofilos de iconoclast werd hij wreed gefolterd en zijn hand werd met een gloeiend ijzer afgebrand. Maar hij genas op wonderbare wijze en nadat hij onder keizer Michaël de vrijheid had herkregen, kon hij de iconen opnieuw schilderen die de vervolgers hadden uitgewist.
Behalve schildertalent bezat hij blijkbaar ook diplomatieke begaafdheid, want de keizer zond hem met opdrachten naar Rome. Op zijn tweede reis daarheen is hij gestorven, in 870.
De heilige Martha was een maagd uit Spaanse adel. Zij moest lijden tijdens de vervolging van Decius. Om haar rijkdom wenste de consul dat zij zou trouwen met zijn zoon en op haar weigering werd zij heftig geslagen, en met wonden overdekt zonder verzorging in de gevangenis geworpen. Toen zij steeds herhaalde dat zij de Heer Jezus Christus als haar Bruidegom trouw wilde blijven, werd zij onthoofd en haar lichaam werd in de cloaka, het grote stadsriooI‚ gegooid, in 251. Een christen matrone heeft het lichaam daaruit gehaald, en zo zijn haar relieken bewaard gebleven in de stad Astorga.
Ook nog op deze dag de heilige martelaren: Serenus, een monnik, onthoofd op bevel van keizer Maximiaan; Clemens en Thea die met hun leven voor Christus hebben getuigd.
Eveneens op deze dag de heilige Polykarpos, priester in Rome, die velen tot het christendom had bekeerd en moed ingesproken en door zijn gebeden gesteund bij hun martelaarschap; Romana, die nadat zij gedoopt was door de heilige Silvester een maagdelijk leven leidde in een spelonk bij Todi in Umbrië, en vele wonderen mocht verrichten; Felix, bisschop van Brescia; Veturinus, monnik en prediker in Anjou‚ 5e eeuw; Florentius, die in Sevilla Christus beleden heeft en daarvoor gefolterd werd.
Door de gebeden van deze en al Uw heiligen, Heer Jezus Christus onze God, ontferm U over ons en red ons. Amen.
teksten samengesteld door archimandriet Adriaan – eeuwige gedachtenis !
illustraties door matj. Johanna – eeuwige gedachtenis !
overgenomen met toestemming van het klooster St. Jan de Voorloper in Den Haag.