Heiligen van de dag
- Dit evenement is voorbij.
Heiligen van de dag
18 juli, 2021
De heilige Arnulf, bisschop van Metz, kwam als frankische edelknaap aan het hof van Theodebert toen hij 16 jaar oud was. Hij diende de koning in oorlog en vrede, want hij had vele talenten: hij kon lezen maar ook vechten, schrijven maar ook jagen. Hij trouwde met een dame uit Zwaben en had twee zonen: de heilige Chlodulph en Ansigis, de stamvader der Karolingers.
Onder het bloeddorstige bewind van de opvolgers van Theodebert wilde Arnulf, die God beminde en gerechtigheid zocht, niet langer aan het hof dienen. De koning weigerde om hem naar een klooster te laten gaan maar stond later wel toe dat hij priester werd gewijd.
In 599 werd hij tot bisschop van Metz gekozen, maar in 622 werd hij opnieuw het politieke leven binnengehaald als raadgever van Dagobert, die als zelfstandig hoofd was gesteld over Austrasië. Toen daar de grootste moeilijkheden overwonnen waren, drong hij er steeds weer bij de koning op aan hem van zijn verantwoordelijkheden te bevrijden. Dagobert verzette zich hevig, dreigde zelfs zijn zonen te onthoofden en zwaaide zijn zwaard naar Arnulf. Maar deze hield vol en tenslotte kon hij zich als kluizenaar terugtrekken in de Vogezen, in de buurt van Remiremont, om zich voor te bereiden op zijn dood. Daar is hij gestorven in 640.
De heilige Duynwen was de dochter van de vorst van Wales Eiddyn (Edinburgh). Zij werd christelijk opgevoed maar was niet gedoopt. Toen zij weigerde met een heidense prins te trouwen die haar vader voor haar had bestemd, joeg hij haar vol schande het huis uit en bracht haar onder bij een varkenshoeder, die echter in het geheim christen was en haar eerbiedigde. Zij kreeg echter een zoon van een andere jongeman. Haar woedende vader liet haar stenigen en van een steile heuveltop werpen, maar zij overleefde dit en kwam naar Culros op het eiland Man, waar zij en haar zoon werden gedoopt. Later kwam zij naar Glasgow waar zij aller harten won door haar liefderijke en zichzelf verloochenende hulp en haar vroomheid. Daar is zij ook gestorven in 514. Er werd aan haar nagedachtenis een kerk gewijd, maar de naam is via Theneukes, Thenew en Denew langzamerhand verbasterd tot Enoch.
De heilige Elisabeth en haar medezuster Barbara. Elisabeth Alexandra Louise Alice van Hessen-Darmstadt was de tweede dochter van groothertog Lodewijk IV van Hessen-Darmstadt en prinses Alice, de tweede dochter van koningin Victoria van het Verenigd Koninkrijk.
Elisabeth, in haar familie beter bekend als Ella, werd geboren in 1864 in Darmstadt. Elisabeth werd opgevoed door haar moeder, prinses Alice. Haar grootmoeder aan moederskant was koningin Victoria van het Verenigd Koninkrijk. Ondanks haar hoge afkomst had prinses Alice geen huishoudsters in dienst en moesten Elisabeth en haar drie zussen alle huishoudelijk taken zelf doen. Prinses Alice was erg begaan met de armen en nam haar kinderen vaak mee naar ziekenhuizen, weeshuizen en huizen voor invaliden. Het gezin woonde in de Duitse stad Darmstadt, maar ging vaak op bezoek bij koningin Victoria in Engeland. Elisabeth verloor haar moeder al op 14-jarige leeftijd en probeerde haar moeders rol in het huishouden over te nemen voor haar broer en zussen.
Elisabeth had één oudere zus, en vier jongere zusjes, waaronder prinses Alice, die de latere tsaar Nicolaas II van Rusland huwde, en twee jongere broers.
In haar jeugd had Elisabeth haar hart al weggegeven aan grootvorst Sergej Aleksandrovitsj van Rusland (1857-1905), de vijfde zoon van tsaar Alexander II. Ze hadden elkaar een aantal keer ontmoet tijdens de bezoeken die hij aan hen bracht met zijn moeder. Op 15 juni 1884 trouwde ze met hem in de kerk van het winterpaleis te Sint-Petersburg. Na haar huwelijk kreeg Elisabeth de titel “Grootvorstin van Rusland”.
Uit het huwelijk van Elisabeth en Sergej werden geen kinderen geboren. In plaats daarvan voedden ze hun neef en nicht, Dimitri Paulovitsj en Maria Paulowna, op. Hun moeder, prinses Alexandra van Griekenland, was vlak na Dimitri’s geboorte overleden en hun vader, grootvorst Paul Aleksandrovitsj, was het land uit gegaan
Sergej was door tsaar Nicolaas II benoemd tot gouverneur-generaal van Moskou, maar in die functie had hij zich niet populair bij het volk gemaakt. Met als gevolg dat op 17 februari 1905 zijn rijtuig werd opgeblazen; Sergej kwam bij de moordaanslag om het leven. Elisabeth, die getuige was geweest van de aanslag, verzamelde eigenhandig Sergejs lichaamsdelen. Ook informeerde ze verschillende keren naar de toestand van de koetsier van de groothertog, die gewond was geraakt. Men zie haar dat hij de dood nabij was. Toen deed ze haar zwarte kleding uit en ging in lichtgekleurde kleding naar het ziekenhuis, waar ze tegen de gewonde met een blijde glimlach zei: “Hij heeft mij naar u toegestuurd.” Verzekerd dat zijn meester nog levend was, kon de koetsier rustig inslapen. Hij stierf diezelfde nacht.
De derde dag na de dood van haar man ging Elizabeth naar de gevangenis waar Ivan K., de dader, gevangen was. Ze had een bijbel bij zich en liet die in de cel achter met een kleine icoon. Daaarna vroeg ze keizer Nicolaar II gratie voor K., maar dit verzoek werd verworpen.
Elisabeth, die zich tien jaar na haar huwelijk met de hulp van haar vriendin Zinaïda Joesoepova tot de Russisch-orthodoxe Kerk had bekeerd, gaf al haar juwelen aan de stichting van een klooster dat in de zorg voor arme en behoeftige zieken voorzag. Ze verkocht haar meest kostbare bezittingen en kocht een klein stuk grond in het zuiden van Moskou. Daar liet ze een klooster bouwen dat onder meer een ziekenhuis, een meisjesweeshuis en kamers voor de 97 zusters omvatte. Het gebouw werd ontworpen door de architect die later het mausoleum van Lenin zou ontwerpen. Het interieur werd geschilderd door de bekende Russische schilders Pavel Korin en Michail Nesterov, die ook de parelgrijze en witte habijten van het klooster ontwierpen. Om het kloostergebouw lag een tuin met veel gazonnen. In 1910 was de bouw van het Martha en Mariaklooster voltooid.
Elisabeth droeg het klooster, waar ze zelf abdis werd, op aan de armen van Moskou. De zusters kwamen uit alle lagen van de samenleving en deden veel liefdadigheidswerk. Ze gaven bijvoorbeeld les aan de weesmeisjes, die uit de sloppenwijken van Moskou waren gehaald. Veel van deze meisjes gingen later in ziekenhuizen werken of traden zelf toe tot een klooster. Het klooster was in Rusland zeer bekend vanwege al zijn liefdadigheidswerk.
Elisabeth en haar zus Alexandra leken van elkaar te vervreemden. Beiden hechtten ze veel waarden aan het geloof, maar wel op zeer verschillende manieren: Elisabeth had een klooster gesticht en tsarina Alexandra had zich ingelaten met de gebedsgenezer Raspoetin, die via de tsarina veel invloed had aan het Russische hof. Het volk was niet te spreken over deze invloed en er ontstond veel chaos in het land. Elisabeth had haar zus ervan proberen te overtuigen de invloed van Raspoetin terug te dringen, maar Alexandra had niet geluisterd.
De onrusten in Rusland liepen uiteindelijk uit op de Russische Revolutie. Op 13 maart 1918 (een jaar nadat de tsaar was afgezet) werd ook zij door de bolsjewieken gearresteerd. Ze werd als gevaarlijk beschouwd vanwege haar grote invloed in Moskou en haar positie binnen de Russische tsaristische familie. Elisabeth werd eerst naar Perm en vervolgens naar Jekaterinenburg verbannen. Na een paar dagen in de hoofdstad van de Oeral te hebben doorgebracht, waar ze werd verenigd met andere leden van de keizerlijke familie, werd zij samen met de anderen op 20 mei 1918 naar Alapajevsk gebracht, waar ze werden ondergebracht in de Napoljanaschool aan de rand van deze stad.
Op 17 juli om het middaguur kwam tsjekaofficier Petr Startsev samen met een aantal bolsjewistische arbeiders naar de school. Zij beroofden de familie van alles wat ze nog hadden en zeiden tegen de familie dat ze zouden worden overgebracht naar het industrieterrein van Verchjnaja Sinjatsjicha. De Rode Legersoldaten werden weggestuurd en vervangen door mannen van de tsjeka. Die nacht werden de gevangenen wakker gemaakt en op karren over de weg naar het dorpje Sinjatsjicha gebracht. Op ongeveer 18 kilometer van Alapajevsk stopten de karren bij een verlaten ijzermijn met een twintig meter diepe schacht. De tsjeka sloeg de gevangenen alvorens ze in dit gat te gooien, waarbij Elizabeth als eerste erin werd geduwd. Vervolgens werden een aantal handgranaten naar beneden gegooid, maar alleen secretaris Fjodor Remez van groothertog Sergej Michailovitsj stierf hierdoor.
Een van hun moordenaars, genaamd Rjabov, verklaarde later dat Elizabeth en de anderen de val overleefden, waarop hij een granaat naar beneden smeet. Na de explosie claimde hij dat hij Elizabeth en de anderen hoorde zingen vanuit de bodem van de schacht. Na nog een tweede granaat naar beneden te hebben gegooid bleef het zingen volgens zijn verklaring doorgaan. Vervolgens lieten de moordenaars een grote hoeveelheid sprokkelhout boven de opening plaatsen en in brand steken. Rjabov liet een bewaker bij het gat zetten en vertrok toen naar eigen zeggen.
Vroeg in de morgen op 18 juli verstuurden het hoofd van de Alapajevskse tsjeka Abramov en het hoofd van de regionale sovjet van Jekaterinenburg Beloborodov een aantal telegrammen waarin ze zeiden dat de moord moest worden toegeschreven aan een ‘onbekende groep van aanvallers’ op de school, die de familie zouden hebben ontvoerd en dat een zoektocht vruchteloos was gebleken. Niet veel later viel Alapajevsk in handen van het Witte Leger.
Op 8 oktober 1918 werden de overblijfselen van Elisabeth en haar metgezellen ontdekt door soldaten van het Tsjechisch Legioen in de schacht waarin ze waren vermoord. Elizabeth was gestorven aan de wonden die ze had opgelopen tijdens de val in de schacht, maar had nog wel kans gezien om de stervende prins Ivan te verbinden. Andere metgezellen waren gestorven aan hun wonden en van de honger. De lichamen werden in kisten gelegd en opgebaard in de kerk. Door het oprukkende leger werden de witten echter naar het oosten verdreven, waarbij ze de lichamen meenamen, totdat ze uiteindelijk in Peking aankwamen (1920). Het was hegoemen Serafim (Kouznetzov), die het lichaam – met dat van Barbara – en nog zes anderen door Siberië vervoerde naar Peking. Daar bracht hij de lichamen onder in een kapel waarbij hij tweeënhalf jaar de wacht hield. Als bij toeval zag Beatrice, de jongste dochter van koningin Victoria een krantenfoto van de kapel. Zij bewerkstelligde dat de lichamen werden overgebracht naar Port Said. Daar werden de lichamen opgewacht door Lady Milford Haven, de oudste zuster van Elisabeth. Zij zorgde ervoor dat haar zus samen met de resten van haar medezuster Barbara werd herbegraven in de Kerk van Maria Magdalena in Jeruzalem.
In de jaren twintig is het Martha en Mariaklooster gesloten, maar de monialen gingen verder met hun liefdadigheidswerk. Dat moest in het geheim gedaan worden om niet naar Centraal-Azië verbannen te worden. Het kerkgebouw is behouden, omdat het door de sovjets als bijeenkomstplaats werd gebruikt. Op het altaar was toen een beeld van Lenin geplaatst. Het klooster werd aan het eind van de twintigste eeuw gerestaureerd en heropend. De h. Elisabeth is door de synode van de Russisch-orthodoxe Kerk gecanoniseerd in 1992. De Russisch-orthodoxe Kerk in het Buitenland had dit al in 1981 gedaan. Haar feestdag is op 5 (Juliaans) /18 (Gregoriaans) juli.
De heilige Emilianos was een jonge christenslaaf in de stad Dorostolon. Toen keizer Julianos de Afvallige de heidense tempels weer in eer herstelde, verbrandde Emilianos uit protest verschillende houten afgodsbeelden die hij te pakken kon krijgen. De verdenking van deze daad viel op een ander, maar toen gaf hij zich aan als de dader. Daarom werd hij eveneens verbrand, in 862.
De heilige Frederik, bisschop van Utrecht, was als jonge Fries opgevoed door de bisschop van Utrecht, die hem ook priester had gewijd en van wie hij later de opvolger werd. Hij speelde een rol in de gewelddadige twisten tussen Lodewijk de Vrome en de zonen van zijn eerste vrouw. Deze oorlogen verscheurden jarenlang een groot deel van Europa en duurden acht jaar. De zachtaardige Frederik werkte ook aan de stand van zaken in zijn diocees. Hij ging naar Walcheren om daar te prediken tegen verschillende misbruiken en zond een vrome kluizenaar naar de Friezen in Alkmaar om het mysterie van de goddelijke Drie-eenheid uiteen te zetten, waarover verwarring was ontstaan.
In 831 brak opnieuw de oorlog uit die een familievete was: heel het rijk was in twee vijandige kampen verdeeld. De noordelijke Germanen steunden de zaak van de keizer, de gallische Franken en de zuid-Germanen stonden aan de kant van de rebellerende zonen; Lotharius versloeg zijn vader, maar zijn wreedheid bracht het volk in opstand en de uitgebroken pest dreef hem terug naar ltalië. Lodewijk werd in eer hersteld en keizerin Judith, om wie eigenlijk alles begonnen was, wist een verzoening te bewerken tussen Lotharius en zijn vader, in 838.
In datzelfde jaar werd Frederik, toen hij na de heilige Mis van het altaar in de sacristie terugkeerde, door twee moordenaars neergestoken. Hoewel hij dodelijk gewond was, wachtte hij met het binnenroepen van de anderen om de moordenaars gelegenheid te geven te ontvluchten. Hij gaf de geest onder het zuchten van de psalmwoorden: “Ik wil de Heer zegenen in het land der levenden.”
De heilige Joannes de Veelduldende, was monnik van het Holenklooster in Kiev. Om zijn hartstochten te beteugelen liet hij zich tot aan de schouders in de grond begraven van de Antoniosgrot. Dat hield hij vol tot aan zijn dood in 1160, en na zijn dood hebben de monniken hem zo gelaten.
De heilige Olof (Odulphus), kanunnik van Utrecht, van franse afkomst, was een jongeman van ongewone puurheid. Hij werd priester in Brabant en sloot zich later aan bij de heilige Frederik bij diens missiewerk onder de Friezen. Hij had daarbij veel te lijden, maar hij wist alle moeilijkheden te overwinnen door zachtmoedigheid, geduld en naastenliefde, innerlijk gesteund door een diep geestelijk leven.
Op latere leeftijd vestigde hij zich in Utrecht waar hij een plaats kreeg als kanunnik. Hoe minder hij in staat was te werken, des te meer verdiepte hij zich in het gebed. Door vasten en nachtwaken scheen hij zich niet uit te putten maar telkens nieuwe kracht te winnen. Hij is gestorven op de 12e juni, in de 9e eeuw.
Zijn hoofdkwartier in Friesland groeide later uit tot het Sint-Odulphusklooster; dit klooster is echter in de golven verdwenen(1525), even buiten Stavoren, in het huidige IJsselmeer. (Jaarlijks vindt daar op zijn sterfdag -12 juni- een bedevaart plaats, vanuit het orthodox klooster in het nabijgelegen Himmelum.) Ook in Amsterdam bestond er een aan hem gewijde Olofskapel; de ruimte maakt nu deel uit van een congres-centrum.
De heilige Philaster, bisschop van Brix in ltalië, had eerst het leven geleid van een reizend prediker. Hij trok door het land om het volk te onderrichten en te strijden tegen de ketterijen, vooral het arianisme, dat in de vierde eeuw de Kerk verscheurde. Eenmaal tot bisschop van Brix gekozen, wijdde hij zich met grote toewijding aan zijn herderstaak. Bij al zijn strijdbaarheid was hij een voorbeeld van persoonlijke deemoed en zachtmoedigheid en daardoor wist hij juist de harten te winnen, zodat de stad een werkelijke geestelijke opbloei beleefde. En onder zijn volgelingen, die hem met heel hun hart waren toegedaan, worden verschillende heiligen geteld.
In 384 had Philaster een ontmoeting in Milaan met Augustinus en Ambrosius en niet lang daarna is hij gestorven.
De heilige Symphorosa en haar zeven zonen Crescens, Julianus, Nemesius, Primitivus‚ Justinus, Stacteus en Eugenius leefden in Tivoli. Zij was een rijke weduwe nadat haar man om het geloof ter dood was gebracht. Niet alleen met haar rijkdommen steunde zij de armen, maar zij diende hen ook persoonlijk en zorgde zo nodig voor hun begrafenis.
De heftige vervolging van Trajanus was onder zijn opvolger Hadrianus tot stilstand gekomen. Deze was een ruimdenkend man en had zelfs een zekere verering voor Christus, die hij beschouwde als een buitenaards wezen. Maar hij was ook bijgelovig en toen de priesters van Hercules bij de bouw van zijn nieuwe paleis in Tivoli de schuld voor de ongunstige voortekens op de weduwe Symphorosa wierpen, liet hij haar en haar zeven zonen gevangen nemen. Hij trachtte hen eerst geduldig te overreden om aan de goden te offeren, maar toen dit geen resultaat had, werd hij woedend over hun verzet en hij liet hen na heftige folteringen ter dood brengen in het jaar 120.
De heilige Pambo, de beroemde oudvader uit de woestijn van Nitria, was een van die werkelijke vrienden van God, die aan anderen slechts leerde wat hij zelf van Christus vernomen had. Het is onbekend wanneer hij geboren is en vanwaar hij kwam, maar hij is vermoedelijk op jonge leeftijd kluizenaar geworden en hij kon niet lezen. Hij vroeg toen aan een andere monnik hem te helpen wat psalmen uit het hoofd te leren. Deze begon met psalm 38: ‘lk sprak: ik wil mijn wegen bewaken, om niet te zondigen met mijn tong’. “Dat is genoeg voor vandaag”‚ zei Pambo en vertrok. Een halfjaar later kwam die monnik Pambo tegen en vroeg waarom hij niet teruggekomen was. Pambo zei dat hij die eerste les nog steeds niet goed kende. Veel later in zijn leven vroeg een andere vriend of hij het nu kende. Waarop Pambo antwoordde: “lk ben er nu negentienjaar mee bezig, maar ik heb nog altijd niet werkelijk geleerd”.
Eens gaf iemand hem een hand goudstukken om als aalmoes uit te delen, en vroeg hem ze te tellen. Maar abba Pambo antwoordde: “God vraagt niet hoeveel, maar hoe; het gaat niet om de hoeveelheid maar om de gezindheld.”
Eens kwam Pambo, op verzoek van de heilige Athanasios, naar Alexandrië. Daar zag hij een opzichtig opgemaakte vrouw en hij kon zijn tranen niet weerhouden: “Hoe weinig span ik mezelf in om aan God te behagen, vergeleken met wat dat arme kind doet om aan de ogen van de mannen te behagen!”
Op een keer kwam de opvliegende, tirannieke bisschop Theofilos van Alexandrië in het klooster, en de broeders vroegen hem een woord tot de patriarch te richten. Maar Pambo bleef hardnekkig zwijgen. Later gaf hij als verklaring: “Als hij niet iets leert van mijn zwijgen, dan kan hij ook niets leren van al mijn woorden”.
De heilige Melania, de rijke erfdochter uit Rome, die overal door het Midden-Oosten trok om de monnikengemeenschappen met haar vermogen te steunen, verhaalt hoe zij ook de beroemde Pambo bezocht. Zij schonk daar een groot gewicht aan zilver, maar zonder op te kijken van de palmbladeren die hij aan het vlechten was, gaf Pambo opdracht de schat te verkopen ten bate van de broederschap. Melania wachtte tevergeefs op een bedankje en vroeg tenslotte: “Vader weet u wel hoeveel dat geschenk waard is?” Maar abba Pambo antwoordde rustig: “De Heer, aan Wie u het gegeven hebt, weet het Zelf wel, zonder dat het Hem verteld wordt.”
Eens werd er gesproken over twee broers die onlangs gestorven waren. De een was woestijnmonnik geworden, de ander had ziekenhuizen en kloosters gebouwd. De vraag was wie van de twee het volmaaktste was geweest en men wilde de voorrang geven aan de monnik. Maar Pambo wist dat ze aan elkaar gelijk waren tegenover God, en hij voegde eraan toe dat er vele wegen naar de volmaaktheid leiden buiten die welke door de woestijn voert.
Hij woonde dicht bij de grote Antonios, die over hem zei dat de Heilige Geest in zijn hart woonde. Later werd hij door de Geest naar de woestijn van Nitria geleid, van waaruit hij ook de Cellen en de Sketis bezocht. ln heel de streek was hij het grote voorbeeld van geestelijk leven. De vaders hadden zulk een verering voor hem dat ze vaak zijn gelaat stralend zagen als van een engel.
De naastenliefde gold bij hem meer dan alle andere deugden. Een kenmerkend woord van hem zegt: “Als ge een hart hebt, dan kunt ge gered worden”. En abba Theodoros ontlokte hem eens na langdurig aandringen een levenswoord: “Theodoros, ga heen en wees barmhartig tegenover iedereen. Want barmhartigheid vindt vertrouwelijkheid bij God”.
Wanneer hij ondervraagd werd over een woord van de Schrift antwoordde hij gewoonlijk dat hij niet wist wat hij daarover moest zeggen. Vervolgens nam hij de tijd om erover te bidden en na te denken, en soms duurde het wel drie maanden eer hij een antwoord gaf op een vraag van groot gewicht. Zo bracht hij het beginvers van psalm 38 in praktijk, dat hij zo intensief geleerd had.
Nog eens kwam dit ter sprake toen hij zijn dood nabij voelde. Melania de Oudere was juist bij hem en hij gaf haar de korf die hij zojuist gevlochten had, omdat hij niets anders bezat dat hij kon wegschenken. En zijn leven overziende, sprak hij tot de aanwezige broeders dat hij, sinds hij in de woestijn gekomen was altijd geleefd had van het werk van zijn handen en nooit iemand ten laste was geweest; dat hij zich niet herinnerde ooit een woord te hebben gesproken dat hij berouwen moest; maar dat het hem toescheen dat hij nog niet eens begonnen was God te dienen. Daarna ontsliep hij, zonder enig symptoom van ziekte, zonder pijn te voelen, in de ouderdom van zeventig jaar. Zijn sterven gebeurde tussen 385, toen hij bezocht werd door Theofilos van Alexandrië, en 390, toen Palladios kwam en hem niet meer levend vond.
Ook nog op deze dag de heilige martelaren: Dasios en Maron, met het zwaard omgebracht; Markellos, verbrand; Joannes, metropoliet van Chalcedon, heeft geleden tijdens de ikonenstrijd; Arnoldus, op de Yvelinen; Gundenis, een maagd, te Carthago viermaal aan de pijnbank onderworpen, in de gevangenis uitgehongerd en tenslotte onthoofd; Marina, in spaans Gallicië; en Maternus, bisschop van Milaan die herhaaldelijk gegeseld is onder Maximiliaan.
Eveneens op deze dag de heilige Stefanos, patriarch van Konstantinopel, gestorven in 928; Paulos, monnik van het Holenklooster; Leontios‚ stichter van het Karichovklooster bij Novgorod‚ gestorven in 1429; Pambo, van het Holenklooster‚ 13e eeuw; Arnoldus, bisschop van Metz, 640; Honorios, monnik; Bruno, bisschop van Segni; en Rufillus, bisschop van Forumpopoli.
Door de gebeden van deze en al Uw heiligen, Heer Jezus Christus onze God, ontferm U over ons en red ons. Amen.
teksten samengesteld door archimandriet Adriaan – eeuwige gedachtenis !
illustraties door matj. Johanna – eeuwige gedachtenis !
overgenomen met toestemming van het klooster St. Jan de Voorloper in Den Haag.
tekst over de H. Elisabeth samengesteld uit delen van de tekst van Wikipedia, en aangevuld met delen uit “Leven en officie van de heilige moniale en martelares Elizabeth groothertogin van Rusland”, uitgave klooster Trazegnies, 2007