Heiligen van de dag

Laden Evenementen

« Alle Evenementen

  • Dit evenement is voorbij.

Heiligen van de dag

17 juli, 2021

De heilige Ennodius was geboren te Arles, uit een beroemde gallische familie. Hij deed zijn studie (welsprekendheid en poëzie) in Milaan, waar hij bij zijn tante woonde tot aan haar dood. Toen huwde hij een rijke erfgename. Hij leefde er een beetje op los, maar na enige tijd werd hij getroffen door de leegheid van deze manier van leven en hij maakte een volkomen omkeer door. In overleg met zijn vrouw besloot hij het celibaat te aanvaarden, en hij werd tot diaken gewijd. In 515 vinden we hem terug als bisschop van Pavia en is hij een van de vier pauselijke gezanten naar Konstantinopel om besprekingen met de keizer te voeren over de christelijke eenheid. De besprekingen mislukten omdat de paus niet slechts de volledige aanvaarding van het Concilie van Chalcedon eiste (waarin redelijk werd toegestemd), maar ook, volkomen onderwerping aan het pauselijk gezag en de vervloeking van Akakios, de geestelijke vader van de keizer. De besprekingen eindigden door de dood van keizer Anastasios tijdens een zwaar onweer.
Ennodius wijdde zich nu geheel aan zijn eigen herderlijke plichten. Hij bracht veel bekeringen tot stand, was een barmhartig helper van de armen en een toegewijd dichter van geestelijke hymnen. Hij is gestorven in 521, 48 jaar oud.

De heilige Hyacinthos te Amastris in Paphlagonië, waar de mensen een geweldige woudreus vereerden. Dit wekte de afkeer op van de christen Hyacinthos, die op een nacht de heilige boom omhakte. Hij werd ontdekt, gevangen genomen en gefolterd en met zware verwondingen in de cel geworpen, waar hij aan de gevolgen overleed.

De heilige Irinarchos was monnik vanhet Solovjetski-klooster aan de Witte Zee, in het koude noorden van Rusland. De moeilijke levensomstandigheden maakten dat het klooster afhankelijk was van de steun van de tsaar. Deze stelde als voorwaarde dat de begaafde lrinarchos tot hegoemen werd aangesteld. Dit gebeurde in 1614, en tot zijn dood in 1628 heeft hij veel voor het klooster tot stand weten te brengen.

De heilige Marcellina was de oudere zuster van de grote heilige Ambrosius. Na de dood van hun vader, de prefect van Gallië, had het gezin zich teruggetrokken in Rome, waar vooral Marcellina voor de opvoeding van haar twee jongere broers zorgde. Nadat hun opvoeding was voltooid, ontving zij op Kerstmis van het jaar 352 de sluier uit de hand van de bisschop van Rome, Liberius.
Zij leidde een leven van harde askese, vastte dagelijks tot de avond, gebruikte slechts grove spijzen en dronk uitsluitend water. Zij bleef dan bidden en ging niet eerder rusten dan nadat zij geheel overmand was door vermoeidheid. Af en toe bezocht zij haar broer Ambrosius, de beroemde bisschop van Milaan. Dat de liefde wederkerig was blijkt uit de inleiding van zijn boek ‘Over de Maagden’, dat hij aan haar opdroeg, omdat zij zo graag las. De woorden die hij aan haar wijdt in een gedachtenisrede tonen duidelijk hoezeer zij aan elkaar waren gehecht.
Op zijn raad verminderde zij in haar latere jaren de strengheid van haar askese, en na de dood van Ambrosius, in 397, ging zij in Milaan wonen, om meer contact te hebben met zijn vrienden. Het jaar van haar dood is niet bekend, maar omdat zij de oudste was, zal zij toch niet zoveel langer hebben geleefd, en zal zij rond 400 gestorven zijn.

De heilige Leo IV, paus van Rome, zelf een Romein die een kerkelijke opvoeding had genoten, werd op de kathedra van Petros gekozen in een tijd dat ltalië in grote gevaren verkeerde. De oorlogsvloten van de Saracenen beheersten geheel de Middellandse Zee; Sicilië was in handen der ongelovigen; zij staken de zee-engte over en marcheerden nu noordwaarts, daarbij een bloedig spoor achterlatend. Reeds lagen de Moslems voor de poorten van Rome, zij plunder- den de voorsteden en ontheiligden de kerken. Het leger der Franken, dat onder koning Lodewijk te hulp kwam, werd smadelijk verslagen. De paus was juist gestorven en in grote haast was de verkiezing van Leo tot stand gebracht.
Toen keerden de oorlogskansen. Een vernietigende storm bracht de vloot die Gaeta belegerde, tot zinken. Leo kreeg nu de tijd een oud plan tot uitvoer te brengen door Rome door een ring van forten te verdedigen, met voldoende plaats om de graven der apostelen te beschermen zowel als de stroom van vluchtelingen die op de andere oever van de Tiber samenschoolden.
Deze bezigheden, namen een groot deel van zijn achtjarig pontifikaat in beslag, samen met de herbouw van de verwoeste kerken. Leo is gestorven in 55.

De heilige Marina, grootmartelares, was de dochter van een afgodspriester in Antiochië. Haar voedster was een christin en de kleine Marina leerde vanzelfsprekend Christus beminnen. Toen zij zestien jaar oud was, liet zij zich dopen en verlangde er slechts naar om geheel aan Christus toe te behoren. Toen dit de stadsbestuurder ter ore kwam, liet hij haar gevangen nemen en trachtte haar door allerlei folteringen tot afval te brengen. Omdat Marina standvastig trouw bleef aan het geloof, werd zij tenslotte onthoofd in 268, tijdens de vervolging van Klaudius II.

De heilige “Speratus, Narzalis, Cittinus, Veturnis, Felix, Acylinus, Laetantius, Januaria, Generosa‚ Vestina, Donata en Secundina, die belijden christen te zijn en weigeren de juiste eer en aanbidding aan de keizer te geven, worden door mij veroordeeld om onthoofd te worden”. Zo luidt het slot van de officiële akte van hun marteldood. Dit vonnis werd geveld in Carthago door de proconsul Saturninus, voor wie bovengenoemden waren voorgeleid. Deze akte is bewaard gebleven en luidt verder als volgt:
De proconsul zei: “Ge zult gunst ontvangen van onze gebieders, de keizers Severus en Antoninus‚ wanneer ge vrijwillig tot onze goden keert”.
Speratus antwoordde: “We hebben niemand kwaad gedaan noch enige ongerechtigheid gepleegd of iemand vervloekt. En al worden we door u slecht behandeld, we blijven steeds dankzeggen”.
De proconsul zei: “Wij zweren bij de genius van de keizer en bidden voor zijn behoud en dat zoudt gij ook moeten dolen”.
Speratus zei daarop: “ik weet niets af van de genius van de keizer, maar ik dien mijn hemelse God Die door niemand gezien kan worden; lk heb nooit gestolen en ik betaal altijd de voorgeschreven belasting bij alles wat ik koop omdat ik de keizer als mijn gebieder erken; maar ik aanbid God Die de Heer der heersers is”.
Saturninus wendde zich toen tot de overigen van het gezelschap en drong erop aan dat zij zouden offeren en geen deel zouden nemen aan de dwaasheid van hun gezel, maar het edikt van de souverein zouden eerbiedigen en gehoorzamen.
Cittinus zei: “Wij vrezen niemand tenzij de Heer der heersers Die in de hemelen is”.
De proconsul zei: “Breng ze naar de gevangenis en span ze op de pijnbank”.
De volgende morgen, nadat Saturninus zijn plaats in de rechtbank had ingenomen, beval hij de martelaren voor te brengen. Toen zij voor hem gebracht waren, wendde hij zich tot de vrouwen en zei: “Eer uw souverein en offer aan de goden”
Donata antwoordde: “Ik eer de keizer als keizer, maar aan God draag ik verering op”, en Vestina zei: “Ik geloof in mijn God en ik verlang ernaar om in Hem te zijn; maar uw goden zal ik niet dienen en niet aanbidden”.
Saturninus beval toen de vrouwen opzij te plaatsen en riep daarna de mannen op. En hij zei tot Speratus “Blijft u bij uw besluit om een christen te zijn”?
Speratus gaf ten antwoord: “Ik volhard. Laten allen die hier zijn het horen! Ik ben een christen”. En alle anderen vielen in en zeiden: “Wij allen zijn christenen”.
Saturninus zei: “Wat is dat, verlangt ge er niet naar om vrijgelaten te worden?” “Doe met ons wat ge wilt”, antwoordde Speratus, “van deze plicht kunnen we ons niet losmaken”.
Saturninus zei: “Wat voor boeken leest ge en vereert ge?”
Speratus antwoordde: “De vier Evangelies van onze HeerJezus Christus, en de Brieven van Paulos‚ de Apostel, en heel de goddelijk geïnspireerde Schrift”.
“Ik zal u drie dagen geven om op uw besluit terug te komen”, zei de proconsul die niet graag tot het uiterste wilde gaan met de martelaren.
Speratus zei: “lk ben een christen, en allen die hier bij me zijn eveneens, en wij zullen ons gelooif niet verloochenen. Doe wat ge wilt”.
Toen de proconsul hun standvastigheid zag, liet hij het bovenvermelde vonnis opschrijven. Toen dit vonnis hun vanaf de schrijftafels werd voorgelezen, zeiden Speratus en zij die met hem waren: “Wij brengen dank aan God dat Hij zich gewaardigt ons heden te roepen tot martelaren in de hemel door het belijden van Zijn Naam”. En nadat zij dit gezegd hadden, werden zij weggeleid, en nadat zij neergeknield waren, werd hun de een na de ander het hoofd afgehouwen, in 202.
En aan het slot staat geschreven: “Deze martelaren stierven op de 17e juli en smeken voor ons bij de Heer Jezus Christus, aan Wie eer en roem zij, met de Vader en de Heilige Geest, in de eeuwen der eeuwen. Amen.”

De heilige Marina verloor haar moeder toen zij nog een klein meisje was. Haar vader was ontroostbaar. Hij verliet de wereld en trad in een klooster. Zijn dochtertje vertrouwde hij toe aan bloedverwanten. Na een tijdje kreeg de vader wroeging dat hij zijn dochtertje zo alleen had achtergelaten en dat hij niets meer voor haar kon doen omdat hij nu monnik was. De herinnering kwelde hem en hij weende nachtenlang zodat hij er ziek uitzag met rood behuilde ogen.
Zijn abt merkte dit op en vroeg hem wat er aan de hand was en waarom hij zozeer weende. Hij gaf ten antwoord dat hij een zoontje in de wereld had achtergelaten en dat hij daar zo bezorgd over was. De abt stelde toen voor hem naar het klooster te halen en bij hem te laten wonen.
Toen ging Eugenios, de vader, zijn kind ophalen. Hij knipte haar haren af, deed haar jongenskleren aan en veranderde haar naam in Marinos. Zo leefden ze samen in het kooster tot zij zeventien jaar was. Toen stierf Eugenios en Marinos bleef wonen in dezelfde cel. Zij nam de regels van het huis strikt in acht, was vriendelijk en gehoorzaam zodat zij bij allen geliefd was.
Het klooster was gelegen niet ver van een zeehaven werden herhaaldelijk daarheen gezonden met een ossewagen om mee te brengen wat het klooster nodig had. Daarbij kwam het wel voor dat zij moesten blijven overnachten in een herberg aan de waterkant. De herbergier had een dochter die door een soldaat was verleid. Toen de gevolgen zichtbaar werden, vroegen haar ouders wie de vader was. Zij gaf toen de naam op van Marinus, die daar meerdere malen overnacht had.
Bij het horen van deze beschuldiging werd Marinos door de abt onderhanden genomen. Zij kleurde en zei: “lk ben een zondaar, vader”. zij werd toen uit het klooster gezet maar bleef aan de poort en leefde op korsten brood die de monniken haar brachten. Toen het kind van de herbergiersdochter gespeend was, bracht zij het jongetje naar Marinos omdat die als vader ervoor verantwoordelijk was. Zo leefde zij dus samen met de kleine jongen van de aalmoezen die de monniken schonken. Dit duurde zo vijf jaar. De monniken die steeds meer op deze twee gesteld waren geraakt, konden dit niet langer aanzien en smeekten telkens weer de abt dat hij hun een plaats in het klooster zou geven. Met grote tegenzin stemde deze toe onder voorwaarde dat Marinos het smerigste werk op zich zou nemen. Dat deed zij welgemoed samen met de kleine jongen. Niet lang daarna werd Marinos ziek en stierf. De abt riep uit: “Zie je wel, ik ben te goedhartig geweest; nu komt God Zelf tussenbeide. Ga hem maar begraven!”. Toen bleek dat Marinos een vrouw was. De monniken die het ontdekten, schreeuwden het uit en renden naar de abt om het te vertel- len. Deze hief de handen ten hemel en riep: “Oordeel mij niet, Jezus Christus, omdat ik vals geoordeeld heb”. En Marina werd met grote eer begraven. Behalve dit verhaal, dat zeer verspreid is in de Kerken van Oost en West, is er niets over haar bekend.

Ook nog op deze dag de heilige martelaren; Livirus, 5e eeuw; Generosus‚ die geleden heeft in Tivoli; Theodota, in Konstantinopel ter dood gebracht onder Leo de Ikonoklast.

Eveneens op deze dag de heilige Leonides, die stierf in hoge ouderdom in 1654 als hegoemen van het door hem gestichte klooster aan de Lusa-rivier in Wologda; Eufrasios, bisschop van Janopolis; Theodosius, bisschop van Auxerre 6e eeuw.

Door de gebeden van deze en al Uw heiligen, Heer Jezus Christus onze God, ontferm U over ons en red ons. Amen.

teksten samengesteld door archimandriet Adriaan – eeuwige gedachtenis !
illustraties door matj. Johanna – eeuwige gedachtenis !
overgenomen met toestemming van het klooster St. Jan de Voorloper in Den Haag.

Gegevens

Datum:
17 juli, 2021
Evenement Categorie:

Geef een reactie