Heiligen van de dag

Laden Evenementen

« Alle Evenementen

  • Dit evenement is voorbij.

Heiligen van de dag

1 juli, 2021

De heilige Basilios uit Kappadocië kwam in de tijd van Nikeforos Fokas naar het marktstadje Triglia in Bithynië. Hij leidde daar een leven van askese en gebed, en zijn persoonlijkheid oefende aantrekkingskracht uit op velen die hem ontmoetten of die over hem hadden horen spreken. Zij wilden zich onder zijn leiding stellen en er werd een klooster gebouwd op een gunstige plaats, aan de oever van een diepe en onstuimige rivier. Om die reden werd het klooster Bathus Ryax genoemd. Onder de leiding van Basilios groeide deze gemeenschap uit tot een van de beroemde kloosters van Bithynië, en hij is daar in vrede ontslapen.

De heilige Carileff was een monnik in Menat, een klooster in het diocees Clermont. Daar trad ook de heilige Avitus in, maar deze voelde zich niet thuis in de bedrijvigheid van zo’n groot klooster en trok weg. De gelijkgezinde Carileff ging met hem mee. Ze gingen naar de befaamde bisschop van Miscy bij Orleans, de heilige Maximus. Deze wijdde Carileff tot priester, maar het vriendenpaar zocht naar een meer teruggetrokken leven en trok naar een van de grote wouden die Frankrijk overdekten na de verwoesting van het boerenland door de volksverhuizing. De oude landerijen waren met ondoordringbaar gewas van doornstruiken overdekt, en zo ontstonden uitgestrekte woestijnen, die in de loop der eeuwen door geduldig monnikenwerk weer in vruchtbaar land werden veranderd.
Zo begonnen ook zij de grond te ontginnen in de buurt van een bron die zij hadden gevonden. Ze bouwden een cel en anderen voegden zich bij hen, zodat er op den duur toch weer een klooster ontstond en de lucht vervuld was met het geluid van bijlslagen en het werk van de monniken.
Opnieuw trok Carileff weg, met een nieuwe vriend, Danmer. Zij vonden in de buurt van Le Mans de ruïnes van een oude romeinse villa, waar zij zich vestigden.
Toen hij eens in de gloeiende hitte de oude wijngaard aan het snoeien was, had hij zijn kap aan een boom gehangen omdat het te heet was om daarin te werken. Toen hij die weer wilde opzetten, had een winterkoninkje er een ei in gelegd. Dat vond hij zo leuk dat hij de kap liet hangen voor het vogeltje. Ook voor andere dieren had hij een goed hart. Er leefden in de bossen nog enkele buffels, en een daarvan had vriendschap gesloten met Carileff die hem krauwde tussen zijn horens en langs de zware vetkwabben aan zijn nek.
Toen koning Childeric hoorde dat er een buffel gezien was, organiseerde hij een jachtpartij. Het dier werd opgejaagd en vluchtte naar de cel van zijn vriend, en zo vonden de jagers hen naast elkaar, terwijl Carileff aan het bidden was. De koning was woedend omdat zijn jachtpartij bedorven was en wilde beide monniken verjagen uit zijn domein. Maar Carileff wist hem te kalmeren en schonk hem een kroes van de wijn die hij van zijn herstelde wijngaard gewonnen had. En al was de koning niet enthousiast over de kwaliteit ervan, hij schonk de beide kluizenaars het omliggende gebied, zoveel grond als hij op een dag met zijn ezel kon rondrijden.
Bij het bewerken van die grond vonden zij een pot met romeinse munten, en met dat geld werd een klooster gebouwd, waar al spoedig vele monniken kwamen, en dat uitgroeide tot de stad Calais. Daar is Carileff gestorven in 540.

De heilige Diederik was afkomstig uit een losbandig milieu in de buurt van Reims. Hij werd opgevoed door de heilige Remigius, en toen zijn ouders voor hem een huwelijk gearrangeerd hadden, wist hij zijn bruid over te halen dat zij beiden maagd zouden blijven. Remigius stelde hem aan tot abt van het klooster op de Horberg bij Reims en wijdde hem tot priester. Diederik bleek een imponerende prediker te zijn: velen bekeerden zich op zijn woord, zelfs zijn eigen vader, die zich onder zijn leiding stelde en de rest van zijn dagen boete deed voor zijn vroegere leven. De bewoonsters van een bordeel waren zo getroffen door zijn prediking, dat het huis praktisch een klooster werd. Hij is gestorven in 553.

De heilige Eparchius was de kleinzoon van de graaf van Périgueux, die hem weghaalde uit de kloosterschool waar hij reeds als jongen van zeven jaar heen gestuurd was. Hij was vijftien jaar bij hem als zijn secretaris omdat hij reeds schrijven had geleerd en een goed verstand bezat. Maar zijn hart hing aan het monastieke leven, en hij trad in het klooster van Sédaciac in de Périgord. Daar werd hij aan gewoon boerenwerk gezet.
Tijdens dit leven in de buitenlucht ontwikkelde zich in hem een grote dierenliefde, en ook de dieren voelden zich verwant met zijn onschuldige natuur en toonden tegenover hem geen enkele vrees. Er werd verteld hoe hij een broedende vogel kon oplichten om het nest te inspecteren zonder enige angst van de kant van het dier.
De bisschop van Angoulème raakte op hem gesteld en bood hem een kluis aan in de buurt van zijn stad. Met toestemming van zijn abt trok Eparchius daarheen, en vond er een bewoonbare grot naast een kleine waterval in het bos. Daar vestigde hij zich, enkele monniken stelden zich onder zijn hoede, en zo werd eigenlijk de grondslag gelegd van de grote abdij van de heilige Cybard (zijn tweede naam) uit later tijd.
De zachte aard van de heilige beperkte zich niet tot dieren: hij trok zich bijzonder het lot aan van de gevangenen en van de misdadigers, die in die tijd op bijzonder wrede wijze werden gestraft. Eens sneed hij zelfs een gehangene los van de galg en bracht hem weer tot leven terug.
Het is te begrijpen dat zo iemand de mensen een groot vertrouwen inboezemde. Daarover staat in zijn levensgeschiedenis een beeldende gebeurtenis. Tijdens een zware storm zag de slotvrouwe van een kasteel aan de kust hoe een schip op zee op het punt stond ten onder te gaan. Zij bedacht zich geen ogenblik maar klauterde over de klippenkust omlaag naar het strand met een brief die zij van Eparchius ontvangen had. Die liet ze los in de wind en ze schreeuwde tegen de wind en de golven dat ze de brief van zulk een heilige maar te respecteren hadden. En terstond kalmeerde de storm en het schip bleef ongehavend. Eparchius is gestorven in 581.

De heilige Gallus, bisschop van Clermont‚ de stad waar hij ook geboren is in 489. Van de kant van zijn moeder stamde hij uit een beroemde romeinse familie, die hun bloed voor Christus hadden vergoten in Lyon. Toen zijn ouders voor hem een passend huwelijk wilden regelen, werd hij zich bewust dat zijn verlangen uitging naar een aan de Kerk gewijd leven. Hij trad in bij de abdij van Cournon maar zijn vroomheid, zijn mooie zangstem en zijn aangename manier van optreden deden hem eerst bij de bisschop en daarna bij het hof van de koning belanden.
Daar bleef hij tot bijna zijn 40e jaar; toen werd hij gekozen tot bisschop van Auvergne, met de zetel in Clermont. Naast zijn vele goede eigenschappen als toegewijd bestuurder, onderscheidde hij zich vooral door zijn zachtmoedigheid. Toen iemand hem tijdens een twistgesprek in het gezicht sloeg, reageerde hij daar in het geheel niet op. Bij een andere gelegenheid schold een van de priesters hem uit op de beledigendste wijze. Gallus zei niets, stond rustig op en ging de kerken van de stad bezoeken. De priester kwam tot zichzelf, ging hem achterna en wierp zich op straat aan zijn voeten om vergeving te vragen. Sindsdien leefden ze in volmaakte verstandhouding.
Groot was de kracht van zijn gebeden. Een felle brand, die heel de grotendeels uit hout gebouwde stad in as dreigde te leggen, richtte geen verdere verwoestingen aan toen Gallus geroepen werd. Evenzo bleef zijn kudde gespaard voor een pestepidemie, waardoor de omringende provincies werden geteisterd. Hij is gestorven in de ouderdom van 64 jaar, in 553.

De heilige Kosmas en Damianos, de barmhartige wonderdoeners. Er zijn drie broederparen van deze naam die in de loop van het jaar gevierd worden. De 17e oktober twee Arabieren, de 1e november die uit Klein-Azië, en vandaag de artsen uit Rome. Hun griekse naam Anargyri, de Geldelozen‚ geeft de grond van hun populariteit in Oost en West, reeds vóór de vijfde eeuw. Artsen waren er voor de welgestelden die dat konden betalen, niet voor het gewone volk. Zij die deze beroepscode doorbraken en ook onder de niet-betalenden hun praktijk uitoefenden, als praktische gevolgtrekking uit hun christen-zijn, stonden daarom in hoge eer bij de armere mensen. Ook in het huidige Griekenland, hoort men nog hoe sommige artsen met liefde als echte Anargyri worden aangeduid.
Hun christelijke liefde gold niet slechts mensen maar ook dieren, vooral het vee, dat voor de arme bevolking allereerst middel van bestaan was. Zij verrichtten niet alleen genezingen, maar verpleegden ook de zieken en legden zo de grondslag van de christelijke en de moderne ziekenzorg.
Hun volledige toewijding werd goddelijk erkend door de gaven van wonderbare genezingen. Hun volkomen belangeloosheid bleek ook toen zij keizer Karinos, die hen liet folteren, nadat zij door jaloerse collega’s waren aangeklaagd als tovenaars, door hun gebed genezen van een ongeneeslijke ziekte. Zij werden toen vrijgelaten, maar later werden zij door hun vroegere leermeester, die niet kon verdragen dat ze hem boven het hoofd waren gegroeid, uitgenodigd om met hem de bergen in te gaan om kruiden te zoeken. Toen de gelegenheid zich voordeed liet hij een steenlawine op hun hoofd vallen, zodat zij gedood werden, in 284.
ln hun legende komt een wonderbare genezing voor die merkwaardig modern klinkt. Een koster in de kerk van Kosmas en Damianos had botkanker, waardoor een van zijn benen zo zwaar was aangetast dat hij nauwelijks meer kon lopen. Vermoeid na zijn dienst was hij op een nacht in de kerk in slaap gevallen. Hij droomde dat de heilige artsen bij hem stonden, met al hun apparatuur bij zich, en dat ze met elkaar beraadslaagden hoe ze hem konden genezen. Er moest zoveel aangetast vlees en been worden weggesneden, dat er niet genoeg gezond vlees meer was om de ledige plaats op te vullen, zei de een. De ander wist raad: er was die dag een zigeuner begraven; die was nog vers, die konden ze gebruiken. Zo werd het hele been getransplanteerd en de aanhechtingsplaats zorgvuldig met balsem behandeld.
Toen de koster wakker werd was de onophoudelijke pijn verdwenen. Hij tastte naar zijn been: het was volkomen ongeschonden. Vol vreugde sprong hij op en vertelde aan ieder die het maar horen wilde wat er gebeurd was. Men ging naar het kerkhof en vond daaraan het lichaam het zieke been, waarvan de koster verlost was.

De heilige Petros van Konstantinopel, van griekse adel, maakte carrière in het leger. Toen hij ingezet was op een krijgstocht tegen de Bulgaren werd hij gevangen genomen, wat meestal neerkwam op levenslange slavernij. Toen hij daaruit op wonderbare wijze was gered, besefte hij dat zijn leven niet langer aan hemzelf, maar aan God toebehoorde. Hij ging daarom niet naar zijn gezin terug, waarvan hij immers reeds definitief gescheiden was, nam ontslag uit het leger en trok zich terug op de Olymposberg in Bithynië, waar hij door de beroemde Joannikios de Grote tot monnik werd gewijd. Onder diens leiding leefde hij daar 34 jaar in harde askese, in het ruwe bergklimaat. Waarschijnlijk na de dood van zijn leraar ging hij terug naar de stad en bouwde in de omgeving een klooster, waar hij zelf een kleine kluis betrok. Daar is hij na acht jaar in 854 gestorven en hij werd be- graven in de door hem gebouwde kerk te Evandros.

De heilige Regina, een jonkvrouw uit de omgeving van Pepijn, de vader van Karel de Grote, was gehuwd met de hoveling graaf Adalbert. Zij hadden tien dochters, waaronder de heilige Ragnfried. Zij woonden in Ostrevandt, frans Vlaanderen, en hadden twee grote doeleinden voor ogen: het welzijn van de mensen in hun graafschap en de christelijke opvoeding van hun kinderen.
Na de dood van Adalbert stichtte Regina de abdij van Denain bij Valenciennes – boven het graf van haar man – , waar Flagnfried de eerste abdis werd en waar zij ook zelf begraven werd na de voleinding van haar voorbeeldig leven, tegen het einde van de achtste eeuw.

De heilige Rumualdus, bisschop van Mechelen, Angelsaks van geboorte, legde zich vanaf zijn jonge jaren toe op de evangelische armoede en op het onophoudelijk gebed. Na zich zo jarenlang te hebben geoefend, werd hij een van de vele britse missionarissen die overstaken naar het vasteland. In Rome haalde hij zijn opdracht en ging toen naar Brabant, waar hij werkte in de streek Mechelen, Lier, Antwerpen. Hij werkte samen met de heilige Willibrord en werd tot streekbisschop gewijd. Dikwijls trok hij zich terug in de eenzaamheid, om vrucht voor zijn werk te vinden in mystiek gebed.
Hij werd vermoord in 775 door twee misdadigers die hij hun overspel had verweten.

De heilige Servan was een van de heilige bisschoppen die werkten aan de bekering van Schotland, en hij gaf zich veel moeite voor de opvoeding van kinderen. Hij was zelf uit Ierland en volgde in het begin de oude, oorspronkelijke ritus, maar door de heilige Palladius, die door paus Celestinus naar Engeland gezonden was, werd hij overtuigd om de romeinse ritus te volgen, en door hem werd Servan ook tot bisschop gewijd. Hij leefde in de 5e eeuw.

De heilige Simeon, de Dwaas om Christus, was afkomstig uit Edessa. Hij was rijk, had een goede opvoeding genoten, en na afloop van zijn studie ging hij met zijn vriend Joannes op reis naar het Heilige Land. Zij namen deel aan het feest van Kruisverheffing in Jeruzalem, en op de terugweg bezochten zij uit nieuwsgierigheid de kloosters bij Jericho. Ze werden zo gegrepen door het vurige leven van de monniken daar, dat ze zelf intraden in het klooster van de heilige Gerasimos, onder de toenmalige abt, de heilige Nikon. Zij maakten zulke goede vorderingen in zelfbedwang en ijver in het gebed, dat zij al spoedig zegen kregen om zich als kluizenaar te vestigen in de woestijn achter de Dode Zee.
Negenentwintig jaar leefden zij daar in strenge askese, en met hulp van de Heer overwonnen zij de heftige aanvallen van de satan. Toen kwam bij Simeon de gedachte op dat dit leven toch wel erg op zichzelf was gericht en dat hij zou moeten werken aan de redding van anderen. Joannes bracht hem onder het oog dat hij door zijn leven van boete en gebed een belangrijke taak vervulde voor het heil van de wereld, maar in Simeon groeide steeds sterker de overtuiging dat God hem riep om zich meer rechtstreeks tot anderen te richten.
Over Jeruzalem keerde hij terug naar Homs (Emesa in Syrië), zijn geboortestad. Daar wijdde hij zich aan de zorg voor de meest verachten en verworpenen, vooral voor de gevallen vrouwen. Hij wilde zich niet boven hen stellen en zelf ook in de ogen der mensen verachtelijk zijn. Daarom deed hij zich voor alsof hij krankzinnig was, en hij werd al spoedig een openbare figuur die de Gek genoemd werd. Hij was hierin zo radikaal dat de meeste mensen hem werkelijk voor waanzinnig hielden. In lompen gehuld zwierf hij door de straten van de stad en mengde zich in de woeste spelletjes van troepen jongens. Hij deed mee met de openbare rondedansen en zocht in cafés het gezelschap van bedelaars en dronkaards, at van alles, zelfs vlees op vastendagen, terwijl hij daarna dagen en soms weken liet voorbijgaan zonder ook maar enig voedsel te gebruiken. Hij maakte pret met publieke vrouwen en bood ze geld aan, maar verschillenden van hen bekeerden zich en traden soms zelfs in een klooster.
Een dienstmeisje dat zich had laten verleiden, beschuldigde Simeon ervan de oorzaak te zijn van haar zwangerschap, om haar minnaar te beschermen. Simeon sprak dit in het geheel niet tegen, maar hield haar gezelschap. Toen de tijd van de geboorte was aangebroken, bleef haar schoot gesloten, en zij moest zulke heftige weeën verduren, dat zij zich gedwongen voelde de waarheid bekend te maken. Pas toen werd zij verlost.
Een andere keer liep hij met een zweep en sloeg daarmee de kolommen van alle grote gebouwen, roepend: Houd je vast, binnenkort moet je dansen! Iedereen was het erover eens dat Simeon nu toch wel echt gek was geworden, maar toen kort daarop de stad getroffen werd door de buitengewoon zware aardbeving van het jaar 550, die grote verwoestingen aanrichtte, kwam men tot de overtuiging dat het een profetische handeling was geweest. En er werd gezegd dat juist de kolommen die hij had aangeraakt, overeind waren blijven staan.
Hij was bevriend geraakt met een andere Joannes, de diaken van de kathedraal. Die was getuige van zijn vurig gebedsleven, en aan hem heeft hij ook zijn levensgeschiedenis verhaald. Joannes heeft het na Simeons dood – waarschijnlijk tijdens het bewind van keizer Justiniaan – bekend gemaakt.

Ook nog op deze dag de heilige martelaren: Castus en Secundinus, bisschop- martelaren; 25 martelaren die te Nikomedië levend zijn verbrand; 2000 martelaren die zijn omgekomen door het zwaard; Potitos, die om zijn prediking van het Evangelie onthoofd werd rond 150; Julius en Aaron uit Bretagne, die kort na de heilige Alban te Caerleon de marteldood ondergingen, tijdens de vervolging van Diokletiaan.

Eveneens op deze dag de kluizenaar Leo, die naakt leefde in de woestijn, en in vrede is gestorven; Calais, stichter van het klooster Anille in Maine, waar hij zich als strenge kluizenaar had teruggetrokken; gestorven in 542; Lunarius, afkomstig uit Wales, stichtte in Frankrijk een klooster bij de Rance, onder koning Childebert. Hij was tot bisschop gewijd, zonder een bepaalde zetel; Martinus, bisschop van Vienne, 3e eeuw; de monnik Hilarion; en de profetes Mirjam (Maria), de zuster van de grote Mozes.

Door de gebeden van deze en al Uw heiligen, Heer Jezus Christus onze God, ontferm U over ons en red ons. Amen.

teksten samengesteld door archimandriet Adriaan – eeuwige gedachtenis !
illustraties door matj. Johanna – eeuwige gedachtenis !
overgenomen met toestemming van het klooster St. Jan de Voorloper in Den Haag.

Gegevens

Datum:
1 juli, 2021
Evenement Categorie:

Geef een reactie