Heiligen van de dag

Laden Evenementen

« Alle Evenementen

  • Dit evenement is voorbij.

Heiligen van de dag

19 juni, 2021

De heilige apostel Judas Thaddeos (Lebbeos), broeder des Heren. Hij verkondigde het Evangelie in Chaldea, Galilea, Samaria, ldumea‚ Syrië, Mesopotamië, Perzië en Armenië. Daar werd hij gekruisigd en met pijlen doorboord, tegen het jaar 80. Hij heeft een van de Katholieke Brieven geschreven, met vooral een waarschuwend karakter. Het is een van de plaatsen waar over de duivels als gevallen engelen gesproken wordt.

De heilige Zosimas, een soldaat, verliet de dienst om christen te worden. Na zijn doop werd hij gevangen genomen, gefolterd en met de bijl onthoofd, te Antiochië van Pisidië, onder Trajanus‚ 116.

De heilige Païssios de Grote, uit Egypte. ln zijn jeugd maakte hij deel uit van de diocesane geestelijkheid, maar later werd hij monnik in de skite van de heilige Pambo, waar de heilige Joannes de Kleine zijn medeleerling was. Deze heeft ook Païssios’ leven beschreven. Na Pambo’s dood stichtte hij een klooster in de woestijn van Nitria, waar hij stierf in hoge ouderdom, in de eerste jaren van de 5e eeuw. Tijdens zijn leven had Païssios een bijzondere verering voor de profeet Jeremia, die hij vaak herlas.

De heilige Joannes woonde in de 6e eeuw in eengrot bij Jeruzalem. Zijn enige bezit was een ikoon van de heilige Moeder Gods, voor welke hij een eeuwig licht brandde. Hij is gestorven op hoge leeftijd in 586.

De heilige Barlaam van Sjenkursk (Wazjk) was magistraat in Novgorod. ln 1456 trok hij zich terug op zijn landgoed in het gebied van Archangelsk, waar hij zich wijdde aan het missiewerk onder de nog heidense inwoners. ln de buurt van Sjenkursk bouwde hij een klooster ter ere van de heilige Joannes de Theoloog, en werd daar zelf monnik. Hij is gestorven in 1462.

De heilige Job, de eerste patriarch van Moskou en Rusland. Hij was geboren in een winkeliersgezin in Staritsa aan de Twer. Zijn moeder werd later de bekende moniale Pelagia, maar over Jobs jeugd is verder niets bekend. De familie wilde hem uithuwelijken maar Job werd monnik in het Ontslapingsklooster van Staritsa en bleef daar vele jaren. Hij was begaafd velerlei gebied en was een van de beste zangers van het klooster. Op bijzondere wijze was hij thuis in de Heilige Schrift: het Nieuwe Testament en de psalmen kon hij uit het hoofd op een meeslepende wijze opzeggen, evenals de lange gebeden van de Basilios-Liturgie en de knielgebeden van pinksteren. Zijn geleerdheid en zijn wijze manier van omgaan met de mensen trok de aandacht van de kerkelijke overheden, en toen de gelegenheid zich voordeed werd hij tot overste van het Ontslapingsklooster gemaakt. Hij begon direct met restauratiewerkzaamheden en met de bouw van een nieuwe kerk.
ln 1571 werd archimandriet Job naar Moskou gehaald, waar hij achtereenvolgens aan het hoofd kwam te staan van verschillende kloosters. Hij was buitengewoon verdraagzaam en toegewijd aan allen. Voor ieder had hij goede raad en warm gebed.
Als archimandriet van het Nieuwe-Verlossersklooster maakte hij deel uit van de bestuursraad van de Kerk, en zijn naam begon te verschijnen in de verslagen van de Raad, vooral wanneer het ging over het gebruik van kloostergoederen, waarmee nog wel eens particuliere doeleinden werden gediend. Ook later als patriarch zou hij nooit iets voor eigen gebruik bestemmen, en toen hij stierf bestond zijn bezit uit 15 roebels en enkele ikonen.
Het duurde niet lang of archimandriet Job werd bisschop van Kolomna‚ en 5 jaar later aartsbisschop van Rostov. Op 11 december 1587 werd hij metropoliet van Moskou, op voorstel van de tsaar en met goedkeuring van de Heilige Synode. Het was een moeilijke taak om het juiste pad te vinden tussen de twistende bojaren en het lijdende, onderdrukte volk. Maar de zachtmoedige metropoliet bezat ware staatsmanswijsheid en gaf de tsaren waardevolle adviezen.
Juist toen Rusland officieel een keizerrijk werd, schonk God aan het land de zachtmoedigste en deemoedigste primaat om de patriarchale waardigheid te verkrijgen. Na de val van Konstantinopel werd Moskou steeds meer het middelpunt van de orthodoxe wereld, het “Derde Rome”.
Men ging het vanzelfsprekend vinden dat de Metropoliet van Rusland een zelfstandige Patriarch zou worden. ln 1580 begonnen de besprekingen met Konstantinopel en in 1588 kwam patriarch Jeremias naar Moskou. De besprekingen werden in hoofdzaak gevoerd met de bojaar Boris Godunov, en beiden kwamen al spoedig tot overeenstemming omdat de patriarch wel begreep dat het grote Rusland een steun kon zijn voor heel de Orthodoxe Kerk, die bijna overal zwaar onderdrukt werd.
ln januari 1589 werd een Concilie gehouden van de bisschoppen van de Russische Kerk, waarin werd meegedeeld dat patriarch Jeremia zijn toestemming had verleend tot het kiezen van een patriarch voor Moskou. De verkiezing werd vastgesteld op 23 januari, de intronisatie op de 26e januari 1589, in aanwezigheid van de tsaar en patriarch Jeremia. Uit drie kandidaten werd metropoliet Job gekozen als de eerste patriarch van Moskou en Rusland.
Een van de eerste bestuursdaden van de nieuwe patriarch was het instellen van vier metropolitaten: Novgorod, Kazan, Rostov en Saraï. Verder stelde hij priester-oudsten aan, die elk het toezicht hadden over een veertigtal parochies, en die erop moesten toezien dat daar, zo mogelijk dagelijks, de goddelijke Diensten werden gehouden; dat het altaargerei met eerbied werd behandeld; dat de parochiepriesters op hun beurt deelnamen aan de patriarchale en keizerlijke ceremoniën; en dat zij zich moesten bezighouden met de persoonlijke godsvrucht van de priesters.
Patriarch Job spande zich in om de priesteropleiding te verbeteren zoals voorgesteld was op het Concilie van de ‘Honderd Kapittels’, maar voorlopig leden zijn pogingen schipbreuk door het gebrek aan orthodoxe leraren. Alle andere orthodoxe Kerken werden op bittere wijze onderdrukt, en de meeste geletterde Grieken vluchtten naar het katholieke Westen. Meer succes had hij met de verbetering van de liturgische boeken, zoals het was ingezet door de heilige Maximos de Griek. Hij zocht de minst beschadigde teksten uit en liet deze drukken met een nawoord dat ruimte openhield voor eventuele nadere correcties. Vrijwel ieder jaar kwam een nieuw boek gereed: in 1589 het Triodion, daarna het Pentekostarion, Psalterion, Oktoïch, Horologion, Algemeen Meneon, het Bisschopsboek (Archieratikon). Vrijwel al deze boeken verschenen voor de eerste keer, behalve Psalter, Apostel en Horologion. Dit werk werd zo belangrijk geacht dat het onverminderd doorging, ook in het jaar van de grote hongersnood. Het was ook de tijd dat Rusland grote gebiedsuitbreiding bewerkte in het Noorden en Oosten. Het uitgestrekte Siberië werd ontsloten, er werden nieuwe steden gebouwd, zoals Tobolsk en Tiumen. De nog heidense Siberiërs en hun vorsten werden in grote menigten gedoopt. De patriarch zorgde voor een netwerk van kloosters die het culturele middelpunt moesten worden voor hun omgeving en de tsaar steunde deze stichtingen met geld en goederen. Een van de beroemdste is het in 1591 gestichte klooster van de Donskaja-ikoon van de heilige Moeder Gods, ter gedachtenis aan de bevrijding van de onderdrukking door de Horde van de Krim-Tataren.
Onder Jobs bestuur werd ook de heiligenverering bevorderd en een groot aantal plaatselijke heiligen werd vereerd, onder wie de heilige Basilios, Dwaas om Christus, de Wonderwerker van Moskou.
Verder verbeterde hij de relaties met de orthodoxe zusterkerken, en hij zond hun materiële hulp waar dat nodig was. En bijna elk jaar werd er ook een nieuwe kerk gebouwd in het zich uitbreidende Moskou.
Daarna kwam de tijd van het ongeluk, de droeve “Tijd der Troebelen”. De tsarewitsj stierf aan een geheimzinnige ziekte, en de tsaar stierf zonder erfgenaam. De tsarina nam de sluier, de dynastie van de Ruriks was ten einde. Na veel moeilijkheden wist de patriarch Boris Godunov over te halen de functie van tsaar te aanvaarden. In 1598 werd hem trouw gezworen door het plaatselijk concilie van 500 edelen, maar de Oekraïne kwam in opstand met een troonpretendent die beweerde de tsarewitsj te zijn. In 1604 had de Oekraïne zich vrijwel geheel afgescheiden van het rijk. Het volgend jaar stierf plotseling de nieuwe tsaar, Boris Godunov, en nu barstte ook in Moskou de opstand uit. De opstandige troepen mishandel- den de nieuwe tsarewitsj en diens moeder en sloten zich aan bij de oekraïense indringer. De patriarch werd ruw gevangen genomen en naar zijn oude klooster gebracht te midden van het joelende volk dat naar de vertrekken van de patriarch stroomde om te plunderen.
In het Ontslapingsklooster werd patriarch Job hartelijk verwelkomd door zijn geestelijk kind, hegoumen Dionysios. Ook de honderd monniken van de Drie-eenheidslaura hielden trouw stand, en zo kwam langzamerhand een einde aan de opstand. De valse tsarewitsj werd ontmaskerd en de patriarch naar zijn troon teruggeroepen. Maar hij was intussen blind geworden en hij zegende metropoliet Hermogenes van Kazan om zijn plaats in te nemen. Deze bracht verzoening tot stand met het volk dat zich wenend voor de nu als monnik geklede Job; neerwierp om vergeving te vragen.
Vier maanden later, zaterdagnacht 19 juni 1607, stierf patriarch Job, de Veelduldende. Hij werd begraven in de kloosterkerk, en later overgebracht naar het Kremlin. Bij zijn graf gebeurden vele wonderbare genezingen. In 1979 werd hij opgenomen bij de verering van de heiligen van het diocees Twer.

De heilige Innocentius, bisschop van Le Mans gedurende 46 jaar. Hij deed veel voor zijn gelovigen, maar hij koesterde een bijzondere liefde voor de kluizenaars die zich in zijn diocees hadden gevestigd. Hij verschafte hun een onderkomen en verschillenden van hen werden beroemde heiligen, zoals Carilef, Ulfacius, Rigomarus, Constantianus, Frambaldus en Leonardus. Innocentius is gestorven op het feest van Gervasius en Protasius in 542.

De heilige martelaar Bonifacius (Bruno), aartsbisschop van Querfurt, stamde uit een beroemde Saksische familie, en hij kreeg een gedegen opvoeding aan de kathedrale school van Maagdenburg. Op jeugdige leeftijd voegde hij zich bij de geestelijkheid. Keizer Otto III benoemde hem tot hofkapelaan met toezicht op de keizerlijke kapel. Hij was bijzonder op hem gesteld en gaf hem zijn volle vertrouwen, en hij noemde hem “zijn ziel”. Bonifacius reageerde daarop met extra bescheidenheid en hechtte zich met des te meer liefde aan het gebed, zowel het officie als het persoonlijk gebed.
Toen in 998 de heilige Romuald op bezoek was aan het hof, vroeg Bonifacius of hij bij hem in het klooster, bij Ravenna, mocht komen. Keizer Otto zag hem heel ongaarne vertrekken, maar wilde zich toch niet verzetten tegen de klaarblijkelijke wil van God. Bonifacius bloeide op in dat strenge klooster, waar hij blootsvoets liep en de zwaarste arbeid verrichtte, waar hij sliep op de blote grond en een groot deel van de tijd bestemd voor de nachtrust doorbracht in gebed. Hij was extra hard voor zichzelf omdat hij boete wilde doen voor het verwekelijkte leven dat hij tevoren had geleid.
Uit verlangen naar het martelaarschap vroeg hij na enkele jaren verlof om het werk van de heilige Adalbert te mogen voortzetten en onder de Pruisische heidenen te gaan prediken. Hij haalde in Rome een opdracht en trok tijdens een bijzonder strenge winter door Duitsland heen naar het Noorden. Hij bleef blootsvoets maar legde sommige trajecten te paard af, waarbij zijn voeten soms met heet water losgemaakt moesten worden van de stijgbeugels.
In Mersburg vroeg hij de bescherming van de heilige keizer Hendrik II, die hem volgens de opdracht van de paus tot bisschop liet wijden, en hem het pallium gaf dat zijn naamgenoot, de grote Bonifacius, gedragen had.
Hij zocht nu zijn werkterrein in Oost-Pruisen en hongaars gebied dat nog heidens was, en waar de bewoners weinig reageerden op zijn prediking. Hun tijd was nog niet gekomen. En ook niet voor zijn martelaarschap.
Bonifacius trok verder naar het Oosten om te prediken bij de Ruthenen, op de grens van Rusland, waar de mensen ook reeds vaak Russen werden genoemd. Hem werd verboden om te spreken en opgedragen te vertrekken, maar hij negeerde dit en ging op bezoek bij een van de kleinere vorsten uit dit gebied om te zien of deze naar hem wilde luisteren. Toen hij daar echter op blote voeten en armelijk gekleed binnenkwam, verloor de vorst zijn belangstelling en hij liet hem niet spreken. Bonifacius kwam terug in zijn liturgische gewaden. Nu werd hij wel ontvangen en de vorst verklaarde dat hij hem zou geloven als Bonifacius ongedeerd door een groot vuur zou gaan. Deze accepteerde de uitdaging en volbracht het gevraagde wonder.
De vorst die het aanschouwde‚ bekeerde zich, liet zich onderrichten en werd gedoopt met verschillende van de aanwezigen. Dit wekte de woede op van de behoudgezinden. Deze eisten dat Bonifacius hun land zou verlaten. Toen hij daar niet aan voldeed, werd hij onthoofd met 18 andere christenen, in 1009. Hij was toen 35 jaar oud.

De heilige Deodatus (Dié), bisschop van Nevers, stamde uit West- Frankrijk en was zeer begaafd naar ziel en geest. Reeds als jongen stelde hij zich als levensdoel voor ogen: alles wat hij deed af te meten aan de liefde tot God en de liefde tot de naaste; met het vaste voornemen dat gedrag te stellen boven alles wat het leven verder te bieden heeft. En hij stelde alles in het werk om die stelregel diep in te prenten in zijn hart.
ln 655 werd hij tot bisschop gekozen van Nevers, maar de roep van de eenzaamheid was zo sterk dat hij na drie jaar dat werk aan een ander overdroeg om zich terug te trekken in de wouden van de Vogezen. Eerst liet hij zich neer in het woud van Hageneau, waar een innige vriendschap hem verbond met een andere kluizenaar, de heilige Arbogast. Nadat deze bisschop geworden was van Straatsburg, sloot Deodatus zich aan bij een in 661 gestichte kluizenaarsgemeenschap op het eiland Ebersheim, waar hij met vreugde ontvangen werd, en tot hun overste werd gekozen.
De roep van heiligheid die van hem uitging, bracht weldra een groot aantal leerlingen samen. Koning Childerik II van Austrasië bouwde een kerk voor hen, en deze werd het centrum van de beroemde abdij Ebersmunster, een tiental kilometers van Straatsburg.
Maar opnieuw trok hij weg en hij bouwde een kluis in een afgelegen dal van de Vogezen, dat eerst Galilea heette, en nu Val de Saint-Dié wordt genoemd. Ook hier echter verzamelden zich leerlingen en er groeide een groot klooster, ingewijd in 669, eerst volgens de Regel van de heilige Columbanus, later volgens de Regel van de heilige Benedictus. Met zijn monniken bezocht hij van tijd tot tijd het in de nabijheid gelegen klooster van de heilige Hidulphus, waar hij dan plechtig ontvangen werd, terwijl zij samen de nacht doorbrachten met geestelijke gesprekken. Op dezelfde wijze kwam Hidulphus bij Deodatus op bezoek.
Toen hij oud geworden was, trok Deodatus zich weer terug, nu in een kluis bij de Sint-Martinuskapel, van waaruit hij nog wel de abdij bleef beheren. In 679 is hij daar gestorven in de armen van zijn vriend de heilige Hidulphus. Ook het stadje dat zich opbouwde rond het klooster, heet Saint Dié.

De heilige martelaren Gervasius en Protasius. Hun lichamen werden in 386 gevonden in Milaan, toen de heilige Ambrosius daar een onderzoek naar had laten doen, nadat hij daarover een droom had gehad. Hun stoffelijk overschot bevond zich voor het hekwerk dat het graf van de heilige Nabor en Felix omgaf. Op bevel van Ambrosius werd daar gegraven en men vond de lichamen van twee bijzonder grote mannen. De beenderen lagen in hun natuurlijke positie, alleen de schedel was apart, en de bodem van het graf was vol opgedroogd bloed. De beenderen werden in dezelfde orde op een draagbaar gelegd en met kostbare kleden afgedekt. Ze werden naar de naburige basiliek overgebracht en bleven daar twee dagen tentoongesteld. Een grote menigte gelovigen kwam ze vereren en bleef daar bidden, dag en nacht.
De derde dag werden ze in een feestelijke processie naar de nieuw gebouwde kerk gebracht, de huidige Basiliek van Ambrosius. Onderweg kwam de in de gehele stad bekende blinde slager Severus naar de baar. Op het ogenblik dat hij het dekkleed aanraakte, keerde zijn gezichtsvermogen terug. De heiligen Ambrosius, Augustinus en Paulinus waren er bij aanwezig. Severus zelf, doordrongen van diepe dankbaarheid, deed de gelofte voor de rest van zijn leven God te dienen in de basiliek, bij het graf van de heiligen. Hij was daar nog, 25 jaar later, toen Paulinus het leven van de heilige Ambrosius beschreef. In een brief aan zijn zuster beschrijft Ambrosius nog een aantal wonderen die bij deze gelegenheid gebeurden. Augustinus bouwde in Hippo een kerk tot eer van de heilige Gervasius en Protasius, en wijdde een beroemde preek aan hun nagedachtenis (nr. 86, op 19 juni). Hun verering werd bijzonder populair en verspreidde zich over Europa. Over de heiligen zelf is verder niets bekend.

Ook nog op deze dag de heilige martelaren bisschop Gaudentius, en de diaken Culmatius. Zij werden te Arezzo onder Valentinianus door de menigte vermoord; en Ursicinus, te Ravenna langdurig gefolterd en onthoofd.

Eveneens op deze dag de heilige Myrondraagster Maria, de moeder van de apostel Jakobos; en Païssios van het Chilandari-klooster op de Athos,18e eeuw.

Door de gebeden van deze en al Uw heiligen, Heer Jezus Christus onze God, ontferm U over ons en red ons. Amen.

teksten samengesteld door archimandriet Adriaan – eeuwige gedachtenis !
illustraties door matj. Johanna – eeuwige gedachtenis !
overgenomen met toestemming van het klooster St. Jan de Voorloper in Den Haag.

Gegevens

Datum:
19 juni, 2021
Evenement Categorie:

Geef een reactie