Heiligen van de dag

Laden Evenementen

« Alle Evenementen

  • Dit evenement is voorbij.

Heiligen van de dag

15 mei, 2021

De heilige Pachomios (-adelaar) de Grote was geboren rond 290 bij Esneh, als kind van heidense ouders in Opper-Egypte. Toen hij gedwongenpals soldaat moest dienen, samen met enkele dorpsgenoten, en zij in behoeftige omstandigheden verkeerden, kwamen zij in aanraking met enkele christenen die hen liefderijk opnamen. Toen hij, na de overwinning van Konstantijn, uit de militaire dienst ontslagen was, stelde Pachomios zich onder hun leiding en hij werd gedoopt.
Nu kwam hij in aanraking met de kluizenaar Palemon en hij werd zijn leerling. Palemon stelde zware eisen wat betreft vasten, harde arbeid, moeilijke omstandigheden, het verdragen van ontberingen, langdurige gebeden en nachtwaken. Vooral dit laatste viel Pachomios zwaar en Palemon hield hem wakker door hem manden met zand van de ene plek naar de andere te laten vervoeren. Maar Pachomios wijdde zich met heel zijn hart aan het monastieke leven en groeide uit tot een gerijpte persoonlijkheid van grote innerlijke, imponerende kracht. Toen hij zich zo tien jaar lang volkomen onderworpen had, verscheen hem een engel, gekleed in het groot monniken-schima, die hem een schrijfrol gaf, met daarop de Regel voor een gemeenschapsklooster, een kenobion. En hij beval hem zulk een klooster te stichten voor het zieleheil van vele monniken. Zo besefte Pachomios geroepen te zijn om anderen te leiden, en Palemon was het zozeer daarmee eens dat hij met zijn leerling meetrok en zijn verblijf bij hem nam.
ln het jaar 320 vestigde Pachomios zich met zijn broer Joannes in Tabenisi aan de Nijl, in Opper-Egypte en begon met het bouwen van een groot aantal cellen, al scheen dit een dwaasheid, daar ze slechts met hun tweeën waren. Maar hun leven trok al spoedig leerlingen aan. De Regel die hij hun oplegde was heel eenvoudig: ledere broeder zou eten en drinken volgens eigen inzicht en mogelijkheid. Allen moesten werken, maar het werk zou aangepast zijn aan ieders leeftijd en gezondheid. Ze zouden met drieën een cel bewonen, maar allen bij elkaar komen voor de maaltijden en de gebedsdiensten. Ook waren er bepaalde voorschriften voor de kleding en de wijze van slapen.
Het aantal van zijn monniken groeide zo sterk dat hij telkens nieuwe kloosters moest stichten. Zo ontstond er een kring van zeven kloosters in Opper-Egypte, bewoond door zevenduizend broeders, evenals twee monialen-kloosters‚ alle onder het bestuur van Pachomios. De monniken moesten leren lezen en schrijven om de Heilige Schrift beter te verstaan. Zij baden, werkten en aten gemeenschappelijk. Gehoorzaamheid gold als een der voornaamste deugden om tot innerlijke vrijheid te komen. De monnik was levend deel van een gemeenschap, en daarom was er ook geen enkel persoonlijk bezit. Het klooster bestond uit een aantal gebouwen, omgeven door een muur. De inkomsten van de gemeenschappelijke arbeid, die het eigen levensonderhoud te boven gingen, dienden voor aalmoezen, niet om het klooster rijk te maken. De gastvrijheid werd met grote edelmoedigheid bedreven: de kloosters groeiden uit tot ware onderkomens voor reizigers door de woestijn. Daarbij kwamen de vele bezoekers, die aangetrokken werden door de roep die uitging van zulk een heilig man. Er werd gesproken over geloofskwesties en allerlei levensvragen, en zo oefende de woestijnmonnik invloed uit tot in verre streken.
Zijn bestuur was gekenmerkt door grote zachtmoedigheid. Daar was bijvoorbeeld een monnik in een van de kloosters, die voortdurend bij zijn abt erop aandrong hem de algemene verzorging in handen te geven. De abt vond iemand, die zichzelf dermate opdrong, daar niet zo geschikt voor, en om van hem af te komen zei hij dat hij hem dat ambt weigerde op advies van Pachomios. De betreffende broeder stormde naar Tabenna waar hij Pachomios aantrof, die bezig was met metselen. De broeder vroeg op hoge toon wat die weigering te betekenen had. Pachomios toonde geen verrassing maar zei: “Het spijt me, broeder, als ik je onrecht heb aangedaan; ik vraag vergeving aan jou en aan God.” Even later kwam de abt van die broeder aan, en vol schaamte vertelde hij aan Pachomios wat de oorzaak van heel deze historie was. Deze dacht na en zei toen: “Die monnik heeft daar zo zijn hart op gezet dat hij in groot gevaar komt wanneer die post hem nog langer geweigerd wordt: vervul dus zijn verlangen maar.” De abt gehoorzaamde, maar de nu tot bedaren gebrachte monnik kwam tot begrip en weigerde het aanbod. Een andere monnik pleegde overmatig vasten en zegde eindeloze gebeden. Pachomios vermoedde dat er zelfverheffing achter stak en vroeg hem daarom met de andere broeders mee te eten wat in de refter verstrekt werd, en alleen met de andere broeders samen te bidden in het oratorium. Verontwaardigd weigerde de monnik aan zulk een laksheid te gehoorzamen. Pachomios zond nu herhaaldelijk zijn jonge celmonnik Theodoros naar de de cel van die broeder om hem iets te vragen, zodat hij telkens in zijn gebed werd gestoord. Tenslotte greep die broeder een stok en zette Theodoros achterna. “Kijk,” zei Pachomios, “nu laat je toch wel heel duidelijk zien dat je de eerste beginselen nog niet achter de rug hebt!”
Bij zijn bezoek aan een van de kloosters, klaagde een jonge monnik dat er al een hele tijd geen groente aan tafel was geweest, alleen brood en zout. Pachomios ging naar de keuken en vond de kok aan het matten vlechten. Hij vroeg hem wat er die dag te eten was. “Brood en zout”. “Maar de Regel zegt dat er soep en groente moet zijn”. “Ach Vader, de meeste monniken willen alleen brood, en het kost zoveel moeite groente klaar te maken, terwijl het grootste deel onaangeraakt naar de keuken terugkomt. Het leek me dat ik mijn tijd beter kon besteden aan het mattenvlechten”. “Hoe lang is dat zo al aan de gang?” “Een paar maanden”. “Breng me de matten die je gemaakt hebt in die tijd.” Trots stapelde de monnik die voor hem op. Pachomios trok een brandende tak uit het vuur, stak de hele stapel in brand en zei: “Dus je ontneemt een aantal monniken de gelegenheid zichzelf te verloochenen, je misgunt de ziekelijken een noodzakelijke verlichting, en aan de jongeren de steun waaraan ze behoefte hebben, alleen maar omdat het je wat moeite kost en omdat je volgens jouw idee de tijd beter kan besteden aan matten vlechten? Gehoorzaamheid is meer waard dan zelfopoffering.”
Toen Pachomios eens de nieuwe kerk betrad die hij gebouwd had, voelde hij hoe een gevoel van trots zich van hem meester maakte dat hij tot zo iets moois in staat was geweest. Hij liet toen de monniken touwen halen om de pilaren een beetje scheef te trekken “zodat mijn ogen zich ergeren wanneer ik hier binnenkom”. ln het jaar 346 brak in Opper-Egypte de pest uit, waardoor ook het klooster van Tabenna getroffen werd en een honderdtal monniken stierf. Ook Pachomios werd erdoor aangetast. Hij bood” nog gedurende veertig dagen weerstand en wist alle zaken van het klooster en zijn opvolging te regelen voordat hij stierf in 349, geduldig en opgeruimd, zoals hij altijd geweest was, in de ouderdom van 57 jaar, waarvan hij er 35 als monnik had geleefd. Hij is de eerste organisator geweest van het monastieke leven in gemeenschap, en na zijn dood verbreidde zijn werk zich over heel Egypte, Palestina, de Sinaï en Klein-Azië. Daardoor werden zowel de heilige Basilios als de heilige Benedictus sterk door Pachomios beïnvloed.

De heilige Jesaja (lsaï), bisschop van Rostov en Wonderdoener. Hij was monnik van het Holenklooster in Kiev, werd in 1065 hegoumen van het Dimitriev-klooster‚ en 13 jaar later bisschop van Rostov, waar in die tijd nog veel heidenen leefden.

De heilige Demetrios (Dimitri), tsarewitsj van Moskou en Wonderdoener van geheel Rusland. Hij was een zoon van lwan de Verschrikkelijke. In 1591 werd hij, nog geen 8 jaar oud, tijdens de regering van zijn broer Fjodor om het leven gebracht, waarschijnlijk op aanstichten van Boris Godounov. Het hart van het volk ging uit naar dit kind, dat zulk een volkomen onschuldig slachtoffer werd van familiepolitiek. Hij werd al spoedig als heilige vereerd, en er geschiedden vele wonderbare genezingen nadat hij was aangeroepen. Er zijn 45 goed gedocumenteerde gevallen van zulke genezingen beschreven. Op zijn feestdag wordt een speciale kinderdienst gehouden. Zijn gedachtenis wordt ook gevierdop 3 juni.

De heilige Eufrosynos, een boerenzoon uit Pskov‚ werd monnik en stichtte later zelf een kenobitisch klooster aan de Tolwa-rivier. Hij wilde echter geen hegoumen worden, maar stelde zich onder de leiding van zijn leerling lgnatios. Wel was hij de econoom, en in tijden van gebrek schonk hij herhaalde malen de laatste voedselvoorraden van het klooster weg aan armen en pelgrims, zodat de monniken die honger leden hem heftige verwijten maakten. Maar toen kwamen er geheel onverwacht karren vol brood, gezonden door de gouverneur, aan wie het verhaal ter ore was gekomen. Eufrosynos is gestorven in 1481.
Met hem wordt herdacht zijn leerling Serapion. Deze beheerste het Lettisch en het Fins, en was daardoor in staat de Orthodoxie te verbreiden in deze streken. Serapion is in hetzelfde jaar gestorven als zijn geestelijke vader, en was toen 90 jaar oud.

De heilige Silvanos (Silouan), de toneelspeler of misschien eerder een pantomimespeler, door zijn gave om alles en iedereen na te bootsen. Hij raakte ontvlamd door liefde voor Christus en werd een leerling van de heilige Pachomios. Hij verklaarde dat hij zijn leven wilde wegschenken om vergeving voor zijn zonden te verkrijgen.

De heilige martelaren Petros, Andreas, Paulos en Dionissia, ter dood gebracht te Lampsakos (Turkije) en Troas, rond 250, tijdens het bestuur van keizer Decius. Petros, nog een jongeman, was als christen gevangen genomen. Na hem ondervraagd te hebben, legde de proconsul hem de eis voor te gehoorzamen aan de onovenvinnelijke vorsten en dus te offeren aan de godin Venus. Petros sprak zijn verwondering uit dat hij een offer zou moeten brengen aan een vrouw, berucht om haar losbandigheid, en wier daden strafbaar zijnvolgens de wetten van het Rijk. Om dit brutale antwoord werd hij zo op het martelrad gespannen dat hem langzamerhand alle beenderen van het lichaam gebroken werden tot hij stierf. Intussen bad Petros hardop: “Ik dank U, Heer Jezus, dat Gij mij de moed geschonken hebt de tiran te overwinnen.”
Daarna werden de andere christenen voorgeleid. Tijdens de ondervraging begon een van hen te roepen: “lk ben christen”, en: “Een christen mag niet aan de demonen offeren”. Maar toen hij tijdensde foltering, die hij eerst vol moed had verdragen, het sterven nabij was, verloor hij de moed en riep dat hij nooit christen geweest was en aan de goden wilde offeren. Hij werd direct losgemaakt maar raakte in een toestand van razernij, beet zich de tong doormidden en stierf.
De zestienjarige Dionissia was ontzet over dit einde en beklaagde hem luid, dat hij zich de eeuwige kwellingen op de hals had gehaald ter wille van een ogenblik rust. Zij werd in een bordeel geplaatst, maar de vlammende verschijning van haar engelbewaarder behoedde haar voor ontering.
Andreas en Paulos werden gegeseld en daarna uitgeleverd aan een bloeddorstige volksmenigte, die hen aan de voeten door de straten sleepte tot ze gestorven waren. Dionissia, die had weten te ontsnappen, wilde zich bij hen voegen, maar werd vastgehouden en onthoofd.

martelaren Anatolius (Antolius), Cassianus (Cassi)‚ Linguinus, Maximus, Victorinus, en nog anderen, die geleden hebben in Auvergne, tijdens een inval van de Germanen. Victorinus was tempeldienaar van een beroemde Keltische afgodstempel; hij werd bekeerd door die heilige Cassianus, met wie hij rondtrok om het geloof te prediken, tot zij samen de marteldood ondergingen in 266. In Clermont staat een kerk, toegewijd aan de heilige Cassianus en Maximus, maar over hem is verder niets bekend, en maar heel weinig over de anderen, die wel genoemd worden in de oude Martyrologia.

De heilige Dymphna (Dimfna) en Gerebern. Dymphna, geboren in de 7e eeuw, was de dochter van een heidense ierse prins. Na de dood van haar moeder besloot de prins zijn dochter te huwen, die haar sprekend evenbeeld was. Ontzet nam de christen Dymphna de vlucht, samen met haar oude geestelijke raadsman, Gerebern, die door haar moeder was meegeracht , enzij vluchtten per schip naar Antwerpen. Vandaar trokken zij het achterland in tot tot ze zich vestigden in de Kempen, bij een kapel van de heilige Martinus, om God te dienen in gebed en vrede. Door het vreemde geld dat zij had uitgegeven, raakte haar verblijfplaats bekend aan haar achtervolgende vader. Deze drong de hut binnen, doodde Gerebern en wilde Dymphna dwingen met hem mee te gaan. Toen zij zich bleef verzetten, werd hij krankzinnig van woede, doodde ook haar en vertrok. Op de plaats van de moord geschiedden veel wonderen: vooral krankzinnigen kwamen tot genezing. Men begon tussen de hei opgravingen te doen naar hun gebeente en men stiet daarbij op twee prachtige romeinse sarcofagen, die beschouwd werden als door engelen vervaardigde graftombes voor de twee martelaren; door de vele pelgrims, die onderdak moesten hebben, ontstond rond de kapel een dorp, Geel, waar krankzinnigen vaak werden ondergebracht bij de boerenbevolking. In 1200 werd een kerk gebouwd ter ere van de heilige Dymphna. Tegen het einde van de eeuw bestond er een hospitaal voor geesteszieken, dat in de loop van de tijd uitgegroeid is tot een van de grootste en best geregelde ziekenkolonies ter wereld. Tegenwoordig geldt Geel als een erkende inrichting, bestuurd door vier artsen en een directeur. De boeren zorgen ieder voor een of twee patienten die bij hen in de kost zijn, en waar ze worden opgenomen als lid van het gezin, waarbij vaak heel innige banden ontstaan. In deze liefdevolle en gezonde omgeving groeit de interessevan de patient en deze gaat deelnemen aan de arbeid van het gezin. Een energiek persoon kan veel werk verzetten en daardoor is er zelfs voorkeur voor gewelddadige krankzinnigen. Velen van hen komen hier weer tot een menswaardig bestaan.
Elke 15e mei is er een grote processie met de schrijn van de heilige Dymphna. De patienten, en ook anderen die voor getroffen familieleden willen bidden, kruipen dan op handen en voeten negenmaal onder de reliekschrijn door. De relieken van de heilige Gerebern zijn voor een groot deel overgebracht naar Xanten aan de Rijn.

Ook nog op deze dag de heilige martelaren Simplicius, bisschop van Terranova op Sardinië, ten tijde van Diokletiaan ter dood gebracht; Euphrasius, bisschop van Clermont, 506-514. Zijn naam is bekend van verschillende concilies en hij is opgenomen in het martyrologium; Mancius te Evora in Portugal.

Eveneens op deze dag de heilige Achilles (Achillios), bisschop van Larissa. Hij nam deel aan het 1e oecumenische Concilie van Nicea, en is gestorven in 330; Jesaja (Isaï), monnik van het Holenklooster van Kiev, gestorven in 1115; hegoumen Pachomios van Nerechta 1384; Demetrios (Dimitri), de vorstelijke gevangene van Uglitz; Barbaros, de myronvloeiende van Korfoe; Andreas, kluizenaar en wonderdoener; Rheticus, bisschop van Autun‚ 334; de bisschoppen Torquatus, Ktesifon, Secundus, lndaletius, Cecilius, Hesychius, en Euphrasius, die door de apostelen naar Spanje waren gezonden, waar ze veel bekeerlingen maakten, 1e eeuw; Britwin (Bertwin), abt van Beverley‚ 733; Franchy, monnik te Nevers, 7e eeuw; en Primaël, monnik bij Quimper, 480.

Door de gebeden van deze en al Uw heiligen, Heer Jezus Christus onze God, ontferm U over ons en red ons. Amen.

teksten samengesteld door archimandriet Adriaan – eeuwige gedachtenis !
illustraties door matj. Johanna – eeuwige gedachtenis !
overgenomen met toestemming van het klooster St. Jan de Voorloper in Den Haag.

Gegevens

Datum:
15 mei, 2021
Evenement Categorie:

Geef een reactie