Heiligen van de dag
- Dit evenement is voorbij.
Heiligen van de dag
14 mei, 2021
De heilige martelaar lsidoros was een soldaat uit Alexandrië; hij diende op het eiland Chios onder Decius. Toen hij opgeroepen werd voor een offerplechtigheid, weigerde hij en beleed dat hij christen was. Na lange martelingen bleef hij volharden in zijn getuigenis. Toen werd hem de tong uitgesneden en tenslotte werd hij onthoofd in 251.
De heilige martelaren Victor en Corona. Toen Victor te Syrië onder keizer Antoninus op afgrijselijke wijze werd gefolterd, riep de soldatenvrouw Corona dat hij een gelukkig mens was, om zo standvastig die martelingen te kunnen verdragen omwille van Christus. En zij zag uit de hemel twee kronen neerdalen: een voor Victor en een voor haarzelf. Zij werd dan ook terstond gegrepen en veroordeeld om tussen twee bomen uiteengescheurd te worden. Victor, voor zover hij nog levend was, werd toen onthoofd.
De heilige lsidoros, dwaas om Christus, te Rostov. Hij was van slavische afkomst, maar geboren in Brandenburg en opgevoed in de rooms- katholieke Kerk. In hem woonde een drang naar het absolute: hij wilde zich ontdoen van elke burgerlijke bestaanszekerheid en trok zonder middelen van bestaan naar het verre Slavische land.
In een moeras in de buurt van Rostov bouwde hij van takken een hut als onderkomen, en verder zwierf hij als bedelaar door de straten van de stad. Toen hij de taal machtig was, begon hij toespraken te houden tot het volk, over het leven in Christus. De nachten bracht hij door in gebed. ln het begin werd hij uitgejouwd, maar langzamerhand bleek dat zijn merkwaardige woorden vaak een voorspelling inhielden van bijzondere gebeurtenissen. Ook geschiedden er opmerkelijke genezingen van zieken die om zijn gebed hadden gevraagd.
lsidoros is gestorven op 14 mei 1474; vanuit zijn hut verspreidde zich over geheel Novgorod een lieflijke geur. Een handelaar, die eens op zee overboord gevallen was en door lsidoros uit het water was gered, bouwde een gedachteniskerk op de plaats van zijn hut.
De heilige Cartagh (Chudd, Mochudd, Cuddy), (de Jongere), de eerste bisschop van Lismore. Als jongen was hij varkenshoeder in Kerry (lerland). Toen eens de bisschop langs kwam met enkele monniken, terwijl zij samen psalmen zongen, was de jongen daar zo verrukt van dat hij de varkens in de steek liet en achter hen aanging tot aan het klooster van Thuaim. Hij nestelde zich tegen de buitenmuur onder de kamer waar de monniken het officie zongen voor het naar bed gaan. Intussen was zijn meester ongerust over hem omdat hij niet thuisgekomen was met zijn varkens. Hij zond knechten uit om de jongen te zoeken en die brachten hem terug. Toen vertelde hij hoe hij meegesleept was door het psalmgezang. Het is tekenend voor de poëtische aard, van het ierse volk dat zijn meester hem niet uitvloekte omdat hij zijn plicht verwaarloosd had, maar dat hij erkende en goed vond dat de jongen tot iets anders geroepen was, want Cartagh werd naar de bisschop gestuurd om onderricht te worden.
Rond 580 werd Cartagh priester gewijd. Eerst leefde hij als kluizenaar en monnik, later als missionaris in de omtrek van Kerry. Op advies van een heilige bisschop bouwde hij een klooster dat voorspoedig groeide, zodat het ten laatste meer dan 800 monniken telde.
Nadat hij bisschop gewijd was, werd hij in 630, vanwege de protesten van de omliggende kloosters, met zijn monniken verdreven. Na een zwerftocht werden zij verwelkomd door de koning van Cashel. Daar bouwde hij een klooster dat uitgroeide tot een der beroemdste scholen van lerland, en later tot een stad, Lismore. Cartagh was zeer strikt wat betreft het bezit der monniken: hij verbood zelfs dat men zich bediende van paarden of ossen. Het laatste jaar van zijn leven trok hij zich terug in de eenzaamheid tot hij stierf in 637.
De heilige Erembertus, bisschop van Toulouse, was afkomstig uit het gebied van Poissy en werd monnik in de abdij van Fontenelle in het land van Caux. Hij ontving het habijt uit de hand van de heilige Wandrille, en later werd hij aangewezen om bisschop tezijn in Toulouse. Na 12 jaar toegewijde arbeid voelde hij zich te oud en versleten om deze dienst nog te kunnen waarnemen. Erembertus keerde terug naar Fontenelle, nu onder de heilige Lambertus, en in 671 stierf hij een zalige dood.
De heilige Condé, een engelse priester, die met drie leerlingen naar het vasteland gekomen was om als kluizenaar te leven. Hij verbleef ook enige jaren in de abdij van Fontenelle aangetrokken door de heiligheid van abt Lambertus. Later vestigde hij zich op een eilandje in de Seine, waar hij twee kerken bouwde, maar dit alles is in de loop der tijd onder water verdwenen. Condé is gestorven tegen 685.
De heilige Pontius was de zoon van een romeinse senator en kreeg een goede heidense opvoeding. Op een vroege morgen, op weg naar zijn Ieermeester kwam hij langs een huis waaruit zacht gezang weerklonk als van een menigte die samen zong. Dit wekte zijn nieuwsgierigheid en hij zocht een plaats waar hij kon horen wat er gezongen werd. Het was psalm 113, waar over de afgoden gezongen werd:
Zij hebben een mond maar spreken niet, zij hebben ogen maar kunnen niet zien, ze hebben oren maar horen niet,; dat zij die ze maken aan hen gelijk worden, evensals allen die erop vertrouwen.
De waarheid van deze woorden trof hem diep: hij roffelde op de deur en omdat hij nog een kind was, werd hij binnengelaten. Na afloop van de dienst vertelde hij hoe hij getroffen was, en hij vroeg om hem het lied te leren dat hij had horen zingen over “onze God die in de hemel is en Die alles gedaan heeft wat Hij wilde” en dat de goden inderdaad niet in staat waren zich te bewegen, en dat hij zelf gezien hadden hoe ze met lood werden vastgesmolten aan hun plaats opdat ze niet zouden kunnen omvallen of gestolen worden.
Men was verbaasd over zijn vlugheid-van begrip en de priester vertelde hem over de Schepper en over Christus. Thuisgekomen sprak Pontius met zulk een enthousiasme over wat hij gehoord had, dat ook zijn vader op onderzoek uitging, katechumeen werd en zich liet dopen. Toen enkele jaren later de vervolging weer opvlamde onder de keizers Valerianus en Gallienus, was zijn vader gestorven. Pontius stelde zijn goederen beschikbaar ter verdeling onder de armen en vluchtte naar Cimella, Zuid-Frankrijk, in de buurt van het tegenwoordige Nice. Daar werd hij gearresteerd en ter dood gebracht rond 257.
De heilige Hallvard was een reizend koopman, neef van de koning van Noorwegen, met een edelmoedig en ridderlijk karakter. Toen hij op een dag van het eiland Gothland met zijn roeiboot naar zijn schip wilde terugkeren, rende een hoogzwangere vrouw naar hem toe en smeekte meegenomen te worden. Terwijl hij van wal stak, kwamen drie mannen aanlopen die haar opeisten omdat zij een dievegge was. Hallvard vroeg wat er gebeurd was. “Ze heeft vannacht ingebroken in het huis van onze broeder”, “ingebroken?”vroeg de jongeman. “Ja, ze heeft met geweld de grendels krom getrokken en de deur uit de hengsels gelicht”. “Dat kan een vrouw toch niet, daar heb je een heel sterke kerel voor nodig!”
Intussen was de vrouw wenend aan zijn voeten gevallen en zwoer dat zij onschuldig was. Hallvard stond nu op de voorplecht van zijn boot en zei: “Ze lijkt me onschuldig, maar schuldig of niet, ze is niet in een toestand om opgejaagd en mishandeld te worden. Ik zal wel betalen voor wat zij gestolen zou hebben.” Maar een van de woedende mannen spande plotseling zijn boog en schoot Hallvard door de borst, zodat deze dood neerviel. Toen sleepten zij de vrouw uit de boot en smeten haar met een steen om de hals in zee zodat zij verdronk, in 1043.
Het verhaal raakte bekend, misschien wel door de opgewonden moordenaars zelf, en er begon een verering te ontstaan voor deze ridderlijke vreemdeling. Nog geen eeuw later stond er in Oslo een aan hem gewijde kerk.
Ook nog op deze dag de heilige martelaren Maximos, een koopman, om het geloof in Christus gestenigd rond 250; de nieuwe martelaar Markos van Kreta, te Smyrna onthoofd in 1643; Joannes de Bulgaar, doodgemarteld in 802; Alexander, Barbaros en Akolythos, doodgemarteld in de kerk van de Heilige Vrede ter Zee, in Konstantinopel; en Bonifatius (zie 29 december).
Eveneens op deze dag de heilige Serapion, monnik in Egypte; Serapion de Sindoniet (zie 21 maart); Niketas, bisschop van Novgorod, rekluus van het Holenklooster‚ 1108; Leontios, patriarch van Jeruzalem, 1175; Paschalis l, paus van Rome, 817-824; Apronculus, bisschop van Langres, en later van Clermont, 488; en Floribertus, bisschop van Maastricht.
Door de gebeden van deze en al Uw heiligen, Heer Jezus Christus onze God, ontferm U over ons en red ons. Amen.
teksten samengesteld door archimandriet Adriaan – eeuwige gedachtenis !
illustraties door matj. Johanna – eeuwige gedachtenis !
overgenomen met toestemming van het klooster St. Jan de Voorloper in Den Haag.