Orthodox Klooster in de Peel

We hebben ons ‘buiten’ de maatschappij geplaatst en leiden een heel apart leven. Natuurlijk is er op het eerste gezicht een alledaags leven, een leven van slapen en opstaan, eten en drinken, wassen en strijken, schoonmaken, boodschappen doen en in de tuin werken. Het alledaagse leven is hier zo bijzonder omdat het diepte, kleur en betekenis krijgt door de oud-christelijke tradities, en vooral door de tradities van het orthodoxe kloosterleven. We leven alleen, dat wil zeggen ongehuwd, en tot op zekere hoogte is ook ieder van ons alleen. Monnik, in het Grieks monachos, betekent “alleen”. We zijn alleen met God, en toch ook samen, met elkaar en met alle mensen verbonden. Als klein groepje hier in de Peel, lijken we geïsoleerd, maar in feite leven we sterk verbonden met andere orthodoxe kloosters hier en in het buitenland, en ook met al de monniken en monialen die door de eeuwen heen volgens dezelfde idealen hebben geleefd.

Het is hier bijzonder omdat we een nieuw kloostertje zijn, dat toch weer een deel uitmaakt van de grote familie van alle kloosters in alle tijden.

Wezenlijk is, dat we ons leven aan God hebben toegewijd, en dat ons dagelijks leven geheiligd wordt, door het streven Gods Wil te doen en door gebed.

‘s Morgens, ‘s middags en ‘s avonds bidden we samen in de kapel, “waar twee of drie in Mijn Naam verenigd zijn, ben Ik in hun midden”. We danken God, we zingen en lezen psalmen en andere teksten uit de Schrift en uit de traditie. En verder proberen we ook zelf te bidden, overdag en ‘s nachts, vaak met het gebed van de Tollenaar, het “Jezus-gebed”, het gebed van het hart: “Heer Jezus Christus, Zoon van God, ontferm U over mij.”

Zo hebben duizenden monniken vóór ons geleefd, in Egypte, in Klein-Azië, in Rusland, in de Balkan, in Griekenland, en zo leven er nog steeds duizenden monniken en monialen overal ter wereld.

In Griekenland is een schiereiland, de Heilige Berg Athos, waar bijna twee duizend monniken leven, in kloosters en in kluizenarijen. Eens vertelde een monnik: “De hoge top van de Athos is voor ons een symbool voor het uiteindelijke doel van het monniksleven. De weg erheen is lang, langs ravijnen en afgronden, door ondoordringbare bossen, met moeilijkheden, ontberingen, en vaak verliest men de top uit het oog. Maar het komt er niet op aan of je de top bereikt. Het belangrijkste is dát je gaat, hóe je gaat en dat je het uiteindelijke doel kent. …Wanneer je over die heilige Berg vertelt, dan vragen de mensen: “wat doen die monniken?” En het antwoord dat je geeft is dan: “niets; bidden en sterven.” En wie die vraag stelden begrijpen het antwoord niet en vragen: “wat is dat, bidden?” En over sterven vraagt men maar liever helemaal niets.

Ja, wat doen die monniken? … niets, geen werk, geen prestatie, geen productie, zelfs geen sociaal engagement. Wat heeft de mensheid eraan dat er een berg Athos bestaat, dat er monniken en monialen zijn?
Tenslotte kom je op een analogie: sportmensen bereiden zich jarenlang op de Olympische Spelen voor, in alle stilte, met strenge discipline. Ze voeren het menselijk lichaam tot aan de grenzen van zijn kunnen.

De monniken van de Heilige Berg onderzoeken de mogelijkheden van het menselijk hart. Tot op de bodem.”