Geschiedenis

Het Grieks-orthodox Heilig Klooster van de Geboorte van de Moeder Gods, het ‘Orthodox Klooster in de Peel’, is in 1989 gesticht in het buitengebied van de Gemeente Asten-Heusden. Moeder Maria, Eeuwige gedachtenis, die als kloosterlinge jarenlang ervaring had opgedaan in Servië en Griekenland, is de eerste abdis.

Met Metropoliet Panteleïmonos vierde zij op 8 september 1989 in een verbouwde boerderij de eerste Goddelijke Liturgie. Onder haar stimulerende leiding ontstond een kleine, maar bloeiende kloostergemeenschap met monialen (zusters) uit verschillende landen. De zusters hebben, met steun van een brede vriendenkring, veel inspanningen verricht om hun klooster en kapel (2019) te renoveren. Daardoor ziet het complex er nu prachtig uit.

Een aantal belangrijke momenten moeten hieronder worden vermeld:

26 april 2014 vereerde Oecumenisch Patriarch Bartholoméos het klooster en de zusters met een bezoek. 

24 juni 2016 is Moeder Maria, Eeuwige gedachtenis, in de Heer ontslapen. 

2 augustus 2016 kozen de zusters zuster Johanna tot nieuwe abdis. Haar wijding en intronisatie door Metropoliet Athenagoras vond plaats op 15 augustus 2016.

In de periode 2018-2019 hebben de zusters de kapel duurzaam gerenoveerd. Aanleiding vormde de destijds wettelijke verplichting om daken van asbest te saneren. Zie hier het Renovatieproject: https://orthodoxekerkenenkloosters.blogspot.com/2019/12/35-orthodox-klooster-in-de-peel.html?fbclid=IwAR21qnc7D-teLR0wimJuChOa05ffRXMNcwgG6FszAWMGpYYChScpwzyyUG8

Een bijzonder en geliefd evenement is het kloosterfeest dat ieder jaar op 8 september wordt gehouden. Vanwege het Covid-19 virus moest dit feest in 2020, voor het eerst in 31 jaar, vervallen.

Lees meer over de geschiedenis van het klooster in een interview (Nederlands, Grieks of Engels) met de eerste abdis m Maria, Eeuwige gedachtenis.


Interview met moeder Maria, Eeuwige gedachtenis, de eerste abdis van het Orthodox Klooster in Asten
door Tatiana Pantjsenko van de orthodoxe parochie in Amsterdam

Jeugd
Ik ben “geboren en getogen” in Den Haag. Ons huis lag tegen de Bosjes van Poot, vlak bij de duinen, in de buurt waar ook vader Alexis Voogd, de vorige priester van de parochie in Amsterdam, gewoond heeft. Dit was een fijne buurt, en die bosjes en de duinen hebben zeker een invloed gehad, hebben mijn liefde voor de natuur en de Schepper van die natuur een mooie basis gegeven.

Ik ben niet christelijk opgevoed, wel in een liefdevol gezin met respect voor alle mensen, en met liefde voor de natuur. Toch had ik al jong belangstelling voor de grote levensvragen: Is het waar dat God bestaat? Is het waar dat een mens kan bidden, en God er naar “luistert”? – dat leerde ik door de bijbelverhalen van een godsdienstuurtje op de openbare lagere school, en later wist ik het uit eigen ervaring. Mijn moeder ging wel eens naar de Waalse kerk, en daar ben ik bij een cathechesegroepje gekomen. Later had ik een vriendin die in een [rooms-katholiek] byzantijns koor zong. Vanaf m’n veertiende heb ik daar in het koor de Goddelijke Liturgie in het Slavisch meegezongen. Toen leerde ik ook het Nederlandse orthodox klooster in Den Haag kennen. Daar ben ik orthodox geworden toen ik 18 was.

Naar het klooster
In het klooster in Den Haag ben ik novice geworden toen ik 21 was. Waarom? Het was geen besluit van de ene dag op de andere. Het hangt samen met een groeiend verlangen naar kerkelijk leven, naar de kerkdiensten. En een groeiend verlangen om me in te zetten in een gemeenschap, in eenvoud, met gebed. Ik had er natuurlijk veel over gelezen, maar heel belangrijk was vooral het warme contact met het Russische klooster van “de ikoon van de Moeder Gods van Lesna” in Frankrijk. Daar heb ik, vanaf mijn 15e, heel vaak gelogeerd, bijna ieder jaar in de zomervakantie. Daar was ik bij alle diensten in de kerk, iedere ochtend in de Goddelijke Liturgie, en ik mocht de zusters helpen met allerlei karweitjes, in de tuin, met kaarsen maken, in de keuken en ik leerde zelfs een ‘tsjotki’, een gebedsnoer, knopen. Daar leerde ik spelenderwijs wat Russisch en Kerkslavisch en ongemerkt werd het verlangen om zelf ook kloosterzuster te worden gevoed. Vooral die laatste drie jaren, tussen m’n 18e en 21ste, waren doorslaggevend, het was de tijd dat ik de knoop door moest hakken of ik wel of niet wilde trouwen. Ik voelde steeds meer aan dat het gebed waarde heeft, dat het kloosterleven, zelfs het leven van een teruggetrokken kluizenaar, zin heeft. Een zingeving die ik “in de wereld” minder vond. In tijden van grote armoede zeggen veel mensen: die kloosterlingen zoeken een geborgen bestaan. Ik geloof daar niet in. Het kloosterleven is te moeilijk om het een “geborgen” bestaan te noemen. Tegenwoordig zie je dat ook moderne mensen heel bewust de luxe westerse maatschappij de rug toe keren, zowel in het nu toch ook luxere Griekenland als hier in het westen en in Amerika, om in een klooster een sober gemeenschappelijk leven te gaan leiden.

Zoektocht
Ik ben naar het klooster in Den Haag gegaan, omdat ik Nederlandse ben, en dit het enige orthodoxe klooster in Nederland was. Het was een simpele redenering: als God mij, een Nederlandse, het verlangen ingeeft dat ik in een klooster wil leven, dan zal de bedoeling wel zijn dat ik in Nederland naar het klooster ga. Achteraf gezien is dat natuurlijk heel goed geweest, al liep mijn leven later wel heel anders dan ik toen kon verwachten.

Het kloosterleven in Den Haag vond ik heel moeilijk. Daar was toen het ideaal van een klooster in de stad, waar ook belangstellenden de orthodoxie konden leren kennen. Een klooster met een kleine parochie erbij en met enkele zusters die in burgerkleding in de stad werkten om in hun levensonderhoud te kunnen voorzien. In die tijd waren er ook broeders, die later hun eigen weg zijn gegaan. Ik herinner me de vader Timotheos [vroeger vader David], die ruim dertig jaar op de Athos heeft geleefd, vader Pachom, die later zijn skite in St. Hubert heeft gesticht, vader Thomas die een klooster in België heeft gesticht. Onder andere omdat ik novice zijn ‘s avonds en in het weekend, en dan overdag een baan in de stad, te moeilijk vond, ben ik uit Den Haag weggegaan, ik had toen nog geen geloften afgelegd.

Zo ben ik via Joegoslavië naar Griekenland gegaan. In Servië ben ik twee jaar gebleven, ik ben er eigenlijk overnieuw begonnen, met een vrij streng traditioneel kloosterleven, in een gemeenschap waar ik heel gelukkig was. Achteraf bleek deze tijd een mooie overgang naar het mij onbekende Griekenland. De geestelijke zonen van de grote starets Justin Popovitsj, de huidige bisschoppen, Atanasi Jeftitsj en Irenej Boulovitsj, raadden mij aan ook naar Griekenland te gaan, om daarna een definitieve beslissing te nemen. De vrije atmosfeer in Griekenland was wel een herademing, na het communistische Tito-regime in Joegoslavië.

Ik voelde ik me in Griekenland al gauw thuis. Ik vond er de levende traditie die door de eeuwen in de kloosters verder geleefd wordt. Het was goed voor mij ook daar weer min of meer een nieuwe start te maken. In dezelfde traditie, met een iets andere mentaliteit en gebruiken. Ik heb er geleefd in de veronderstelling dat ik er mijn leven lang zou blijven.

Terug naar Nederland – een nieuw klooster in Asten
Niet zonder aarzelingen, na veel gebed en na heel veel overleg met geestelijke vaders en mijn kloosterleiding, ben ik na 13 jaar buitenland weer in Nederland beland. Eerst werd ik in 1986 gastvrij ontvangen door vader Pachom in het tuinhuisje van het klooster in St. Hubert, totdat ik in januari 1989 naar Asten kon verhuizen om daar een nieuw klooster te stichten.

Wat de zoektocht naar een geestelijke vader betreft: het is meestal niet zo dat monniken jarenlang naar een geestelijke vader zoeken. Je zou het iets nauwkeuriger kunnen formuleren: er zijn mensen die op zoek gaan naar een geestelijke vader, en die daarna – indien die geestelijke vader een klooster leidt – daar bij hem intreden. Wie eenmaal in een klooster ingetreden is, staat normaal gesproken onder leiding van de geestelijke vader van dat klooster [dat kan de abt zelf zijn of iemand anders]. Wanneer een geestelijke vader overlijdt, hoopt men dat er een geestelijke zoon is die de plaats overneemt.

Zusterkloosters hebben naast de abdis – die een geestelijke moeder is – ook een geestelijke vader. Wanneer deze vader overlijdt, of om andere redenen niet langer de zusters leidt, zal het klooster een andere geestelijke vader moeten zoeken, een vader die bij die gemeenschap past.

Vader Sofrony
Vader Sofrony is niet mijn geestelijke vader geweest, al heb ik wel enkele keren met hem gesproken. Toen ik naar Nederland kwam, en al twee jaar daarvoor, toen ik mijn terugkeer enigszins voorbereidde, heb ik verschillende kloosters bezocht, en daarbij waren ook bezoeken aan het klooster in Essex. De ontmoeting met vader Sofrony was natuurlijk wel heel belangrijk. Ik heb hem zijn gebed gevraagd voor mijn terugkeer naar Nederland. Wat indruk gemaakt heeft is zijn raad: ga niet als moniale bij een parochie wonen, het is beter dat een klooster los is van een parochie; en verder: zoek een plek waar ruimte is om te bouwen! Ook sprak hij met mij over het begrip “vreemdelingschap”, xeniteia. Dit speelt een grote rol in het geestelijke leven, je vaderland verlaten zoals Abraham. Een vreemde zijn, zoals Christus op aarde een vreemde was. Daarover vroeg vader Sophrony mij een keer: wil je niet liever een vreemdelinge zijn in een ander land dan Nederland? Mijn antwoord was eenvoudig en heel oprecht: vader, als orthodoxe kloosterzuster ben ik in Nederland veel meer een “vreemdeling” dan in Griekenland!

Orthodoxe kloosters in het westen
Ik had contacten in Nederland en er waren mensen die mij vroegen of ik niet naar Nederland terug wilde komen. Ik heb daar lang over nagedacht en gebeden, totdat verschillende geestelijke vaders mij aanspoorden om het te proberen. Zelf voel ik me prima thuis in een Grieks klooster, maar ik kan me voorstellen dat dat niet voor iedereen geldt. Het is niet zonder reden dat er ook in het Westen nieuwe orthodoxe kloosters geopend worden. En dan is de band met een orthodox land en kloosters heel belangrijk. We zien in de geschiedenis vaker, dat kloosterlingen enkele jaren in Griekenland zijn, en daarna terugkeren naar hun vaderland. U kent dat van de grote Russische kloosterstichters, we kennen het van de Franse vader Placide, die op de Athos orthodox werd en terugging naar Frankrijk. We kennen een Australische van Griekse grootouders die in 1983 in Griekenland is ingetreden en na zo’n 10 jaar teruggestuurd is naar Australië, om daar een orthodox zusterklooster in openen [In Australië zijn enkele miljoenen orthodoxen van Griekse voorouders]. Verder is vader Basile Grolimund, een Zwitser-Duitser, 10 jaar in Griekenland geweest op de Athos en nu terug in Duitsland. Bij de Griekse kloosters in Amerika van de Griekse Athos – vader Efrem is het iets anders gegaan: Hij heeft, op verzoek van de Grieken in Amerika, Griekse monniken en monialen twee aan twee naar Amerika gestuurd, om daar kloosters te openen. met een strikt kloosterleven volgens de traditie van de kloosters op de Athos, onder zijn leiding. In minder dan twintig jaar heeft hij een voor een 17 kloosters geopend. Van deze Amerikaanse kloosters zijn de meeste abten en abdissen Grieks, sommigen zijn van Griekse [voor]ouders, zoals vader Païsios, de abt van het klooster in Arizona, die in Canada geboren is. De broeders en zusters die daar zijn ingetreden [gemiddeld meer dan 15 personen per klooster] zijn in Amerika geboren.

Zusters
De vijf zusters die bij mij aan de deur geklopt hebben, zijn van vijf verschillende nationaliteiten [en onze vorige kloosterpriester, vader Matthew was een Engelsman]. Hoe ze hier terecht gekomen zijn is niet alleen heel verschillend, maar ook een heel persoonlijke geschiedenis, die valt onder de privacy van iedere zuster, en daar wil ik hier niet verder op ingaan. Voor de communiteit is het wel bijzonder dát ze hier gekomen zijn uit verschillende landen. Dat betekent verschillende talen, heel verschillende achtergrond, cultuur, mentaliteit enz.

Het is een hele uitdaging om zo samen een gemeenschap te vormen. Ik denk dat het alleen mogelijk is wanneer het Evangelie onze leiddraad is, wanneer we werkelijk ons kloosterideaal hoog in ‘t vaandel hebben, wanneer we in alle nederigheid en dankbaarheid de weg volgen van de gezegende en geheiligde Traditie van het eeuwenoude kloosterleven. Gelukkig hebben we veel banden met kloosters in Griekenland en Cyprus, in Engeland en Frankrijk, zodat we een levende tak vormen van die grote orthodoxe kloosterboom. Zo leven we het orthodoxe kloosterleven, zelfs in deze uithoek van de westerse geseculariseerde wereld, met de zegen en gebeden van verschillende geestelijke vaders, onder de bescherming van alle Heiligen: “Ik wil de Heer zegenen te allen tijde, altijd blijve zijn lof in mijn mond.”